100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
Previously searched by you
Samenvatting Het geheugen van het recht deel 1 en 2 + alle hoorcolleges en kennisclips - Rechtsgeschiedenis (academische kern) (R_RechgGs)$12.99
Add to cart
Samenvatting Het geheugen van het recht deel 1 en 2 + alle hoorcolleges en kennisclips - Rechtsgeschiedenis (academische kern) (R_RechgGs)
39 views 3 purchases
Course
Rechtsgeschiedenis (R_RECHGGS)
Institution
Vrije Universiteit Amsterdam (VU)
Book
Het geheugen van het recht deel 1 en 2 (set)
Zelf een 8 gehaald voor het tentamen! Samenvatting van alle hoorcolleges, kennisclips en alle stof uit de boeken (geheugen van het recht, deel 1 en 2). Sommige dingen staan er dubbel in omdat ze zowel in het hoorcollege / kennisclip / boek worden besproken. Bijna 70 pagina's met alle stof!
Kennisclips
Rechtsgeschiedenis is de juridische discipline die ontwikkelingen van continuïteit en discontinuïteit in het
recht bestudeert. Het positieve recht concentreert zich vooral op het voorlopige eindresultaat van een
constante beweging.
Uitwendige rechtsgeschiedenis: betreft de bestudering van de rechtspraak, rechtswetenschap en
rechtspraktijk. Het is de directe context.
Inwendige rechtsgeschiedenis: inhoudelijke bestudering van rechtsfiguren en rechtsregels. Tussen de
inwendige en uitwendige rechtsgeschiedenis is een constante wisselwerking.
Rechtenonderwijs in Engeland is een voorbeeld van uitwendige rechtsgeschiedenis. De totstandkoming
van het wetboek van Strafrecht is hier ook een voorbeeld van.
Een koopovereenkomst in het Romeinse recht is een voorbeeld van inwendige rechtsgeschiedenis. De
opdracht in het middeleeuwse recht is hier ook een voorbeeld van.
Het belang van de rechtsgeschiedenis: het geldende recht is beter te begrijpen als we het in de context
plaatsen van de constante ontwikkelingen in het recht. De historische context bepaalt het geldende recht.
Ook krijgen we een beter begrip van de ons omringende rechtsstelsels in hun onderlinge samenhang.
Een derde punt is de relativering van het positieve recht. Juristen moeten zich niet blindstaren op het
huidige geldende recht, maar moeten het kunnen relativeren.
De digesten en de codex zijn casuïstisch van aard. Bij een tekst kan het best de Firac methode worden
toegepast. De feiten staan meestal bovenaan in de tekst. De issue (de rechtsvraag) is in de digesten of
de codex veelal impliciet gesteld, deze moet worden afgeleid uit de conclusie. De stap van de regels
slaan we over. De analyse/argumentatie is de toepassing van de rechtsregels op de feiten, deze slaan we
ook over, het is inductief van aard. De conclusie is het antwoord op de rechtsvraag. Enkel FIC toepassen.
Digesten. Boek 9, titel 2, lex 9, paragraaf 4. nr. 59 in het boek (GR1)
,Literatuur week 1
Deel 2, inwendige rechtsgeschiedenis
Week 1 gaat over de totstandkoming en afdwingbaarheid van contracten. Er zijn 4 categorieën van
contracten in de wetgeving van Justinianus:
1. Reële contracten – door een zaak in ontvangst te nemen. Het contract gaat in op het moment van
ontvangst nemen van de zaak.
a. Mutuum (verbruikleen) – soortzaken in gebruik geven aan een ander
b. Solutio indebiti (onverschuldigde betaling)
c. Commodatum (bruikleen) – overhandiging van een zaak ‘om niet’, dus zonder
tegenprestatie, enige verbintenis is dat de zaak wordt teruggegeven. Zowel soortzaken
als specieszaken.
d. Depositum (bewaarneming) – alleen roerende zaken, zonder tegenprestatie
e. Pignus (pand)
f. Innominaatcontract
2. Contracten door formele bewoordingen – stipulatie. De vraagsteller is de stipulator, de promissor
geeft antwoord.
a. De vereisten voor een stipulatie zijn: het moet mondeling, er moet een vraag en een
antwoord zijn, er mag geen lange pauze tussen zitten. “Beloven” mag altijd worden
opgevat als een verwijzing naar het bestaan van een stipulatie. Vaak wordt het in een
akte opgenomen, niet noodzakelijk voor de geldigheid.
b. Er zitten geen grenzen aan de inhoud van een stipulatie, zolang het volgens de
vormvoorschriften gebeurt.
3. Contracten door schriftelijke bewoordingen – litteris, verbintenis vloeit voort uit een
handgeschreven schuldbekentenis.
4. Consensuele contracten – contractus consensu, loutere wilsovereenstemming vereist.
a. Koop en verkoop = emptio venditio. Leveren van een goed tegen het betalen van een
koopprijs. Alleen op individuele zaken toegepast. Koopprijs moet tenminste voor een deel
bestaan uit geld, mag niet minder dan de helft vd waarde (iustum pretium), dan is er een
disproportionele benadeling (laesio enormis). Partijen moeten handelingsbekwaam zijn,
niet per se beschikkingsbevoegd. Beide partijen kunnen vorderen in geval van niet
nakoming van de verbintenis door de ander.
b. Huur en verhuur = lacotio conductio. De locator plaats iets, en de conductor neemt dat
mee. Enkel wilsovereenstemming is vereist. Hiervan zijn 3 verschillende vormen:
i. Huur en pacht
ii. Arbeidsovereenkomst
iii. Aanneming van werk
c. Vennootschap = societas. Twee of meer personen verbinden zich om een
gemeenschappelijk belang te behartigen.
d. Opdracht = mandatum. De opdrachtnemer is de mandatarius / procurator. De
opdrachtgever is de mandator / principaal. Kan ook stilzwijgend tot stand komen. Het
moet gaan om een opdracht om niet, er mag geen geldelijke tegenprestatie tegenover
staan. Partijen beschikken over vorderingen over en weer die worden beheerst door de
redelijkheid en billijkheid
Van welk contract sprake is, wordt bepaald door de inhoud.
Onbeschermde afspraken: afspraken die niet vallen onder het gesloten stelsel kunnen niet worden
afgedwongen, ze dragen enkel morele verplichtingen met zich mee.
,Dit is een gesloten systeem, enkel deze contracten konden in het recht van Justinianus worden
afgedwongen. Causa: een weloverwogen toezegging. Pacta: meer categorieën contracten uit de
middeleeuwen. Alleen pacta met een causa zijn afdwingbaar.
In de vroegmoderne tijd zeiden juristen dat elke weloverwogen toezegging afdwingbaar is.
Hugo de Groot stelt wilsvrijheid centraal, de mens kan zich alleen binden voor zover hij dit wil
(contractsvrijheid in formele zin, consensualisme en contractvrijheid in materiële zin, vormvrijheid).
In de wetgeving van Justinianus bestonden er 4 bronnen van verbintenissen:
1. Contract – er is consensus tussen partijen
2. Quasi-contract (als het ware uit contract) – handelingen met een beoogd rechtsgevolg, de
wilsovereenstemming tussen partijen ontbreekt. Voorbeelden zijn zaakwaarneming en voogdij.
3. Delict
4. Quasi-delict
Als de ene partij zijn verbintenis niet nakomt, kan de andere partij een actio (actie) instellen, dit is een
aanspraak, eis of vordering. Er is een onderscheid tussen persoonlijke en goederenrechtelijke acties.
- Persoonlijke actie = actie in personam → crediteur kan debiteur aanspreken. Hierbij eist de eiser
dat de schuldenaar een prestatie verricht.
- Goederenrechtelijke actie = actie in rem → de vordering waarmee iemand degene aanspreekt die
inbreuk maakt op zijn goederenrechtelijke positie. Hierbij eist de eiser erkenning van zijn
goederenrechtelijke positie.
Strikt recht of redelijkheid en billijkheid
Bij sommige acties (vordering/eis) heeft een rechter een grote discretionaire bevoegdheid, dit zijn de
acties die worden beheerst door de redelijkheid en billijkheid. Dit zijn contractuele acties op grond van de
4 consensuele contracten, alsmede bruikleen, pand en bewaarneming.
Bij strikt recht gaat het om toewijzen van een exact genoemd geldbedrag of een schadevergoeding te
berekenen op basis van de objectieve waarde van een bepaalde zaak, de rechter heeft minder vrijheid.
Hiertoe behoren verbruikleen, stipulatie en het contract dat tot stand komt door schriftelijke formaliteiten.
Bij redelijkheid en billijkheid zal de rechter altijd goede of kwader trouw meenemen in de overweging.
Gevolgen van een gesloten contractssysteem
Er is beperkte partijautonomie, partijen zijn minder autonoom de inhoud van een contract vast te stellen
dan in het huidige recht. Maar deze beperking wordt op 3 manieren doorbroken: (1) de partijen hebben
onbegrensde mogelijkheid om de inhoud van hun contract te bepalen, zolang die maar is vormgegeven
als een stipulatie, (2) partijen kunnen later nog afspraken toevoegen – nevenbedingen, en (3) alle
wederkerige afspraken die niet kunnen worden gekwalificeerd als een van de benoemde contracten is
een innominaatcontract (onbenoemd contract) → een verbintenis ontstaat uit een afspraak zodra een van
de partijen de door haar toegezegde prestatie heeft verricht.
Nevenbeding
Een nevenbeding, of pactum adiectum, is een nadere afspraak die later aan een contract wordt
toegevoegd. Zie hiervoor GR2 #48.
Pacta in de Middeleeuwen
In de Middeleeuwen werd het gesloten systeem van Justinianus opengebroken door pacta als grondslag
voor vordering toe te voegen. Een pacta nuda (naakte afspraak) leidt niet tot verbintenis en is niet
beschermd met een actie (ex pacto nudo non oritur actio). Pacta vestia is een aangeklede afspraak, die
, wel afdwingbaar is. Een pacta nuda kan een pacta vestia worden door causa toe te voegen, dit is de
achterliggende reden. Wanneer aan een afspraak wel een causa ten grondslag ligt, is deze afspraak niet
meer naakt en kan de afspraak tussen de partijen (conventio) leiden tot verbintenis (obligatio).
De causa is een onderliggende reden waaruit moet blijken dat partijen serieuze bedoelingen hebben.
Volgens het Corpus Iuris Civilis waren alle stipulaties afdwingbaar. Volgens de juristen in de
Middeleeuwen moest er ook een causa worden toegevoegd, daarmee werd de afdwingbaarheid van de
stipulatie juist beperkt in de Middeleeuwen. Maar verder verwaterden de formele vereisten voor de
stipulatie juist, omdat de schriftelijke akte belangrijker werd.
Iedere afspraak voorzien van een causa was een geklede afspraak.
Contracten in het kerkelijke recht
Kerkelijke jurisdictie was beperkt tot typisch kerkelijke zaken, zoals het huwelijk. In het kerkelijke recht
maakten ze minder gebruik van casuïstische regels, maar meer van algemeen geformuleerde regels. In
het kerkelijke recht was iedere afspraak afdwingbaar, omdat elke uitspraak een waarheid moest zijn.
Onnozelen en degene die geen benul hadden van het recht hadden tegen zichzelf beschermd moeten
worden. Toezeggingen onder bedreiging, bij vergissing, bij wijze van grap, onnadenkend of in een
opwelling waren eveneens niet afdwingbaar.
Competentie in contractuele aangelegenheden werd vereist in de kerk. Wanneer een van de
contractspartijen zich schuldig had gemaakt aan zondig gedrag, kon dit ‘vanwege de zonde’ (ratione
peccati) door de kerkelijke rechter worden beoordeeld: denuntiatio evangélica was het rechtsmiddel dat
hiervoor werd gebruikt. Denuntiatio is aanklacht. Dit was vooral bedoeld om op te kunnen treden tegen
meineed (periurium) en het niet nakomen van vredesverdragen (rupta pacis foedera).
Pacta sunt servanda: morele beginsel dat alle afspraken moeten worden nagekomen, dus ook naakte
afspraken moeten worden nagekomen. Volgens het Liber Extra van 1234 was evenwel een afspraak om
bepaalde handelingen niet te verrichten bindend. Uit een naakt pactum kan ook actie ontstaan.
In Castilië was een relatief vroege receptie van het Romeinse recht, in 1265. Leenovereenkomsten
(préstamo), verbruikleen en bruikleen en bewaarneming hadden een reëel karakter. Voor de stipulatie
(promission) waren vraag en antwoord vereist die voldeden aan de Romeinse vormvoorschriften. In 1348
maakte koning Alfons XI een einde aan alle Romeinse vormvoorschriften en beperkingen. De bepaling
waarin hij dit deed heet Pareciendo (in de Ordenamiento de Alcalá) : als iemand een oprechte bedoeling
heeft een verbintenis aan te gaan ontstaat deze, ook al neemt hij niet alle vormvoorschriften in acht. Dit
was een belangrijke bepaling omdat hierin het kerkrechtelijke beginsel terugkwam dat alle afspraken
binden. Deze Ordenamiento de Alcalá had voorrang boven de Siete Partidas (Castiliaans, van koning
Alfons X).
Vroegmoderne tijd. In de zestiende eeuw beperkte Ulrich dit door te zeggen dat de afdwingbaarheid van
beloften en afspraken tot toezeggingen die weloverwogen zijn gedaan werkt. Dit lijkt op de natuurlijke
billijkheid (aequitas naturalis) van het kerkelijke recht, maar het gaat verder, het is gebaseerd op de
aangeboden menselijke rede.
In het internationale handelsrecht (lex mercatoria) gold ook dat alle pacta partijen tot wet strekken. De
handelsgerechten oordelen op basis van billijkheid (aequitas) en de handelsrechtelijke gewoonten. De
feodaliteit was hier ook mee doordrongen.
Middeleeuwen. In de Middeleeuwse rechtspraktijk zijn afspraken bindend. In het Rooms-Hollandse recht
was de hoofdregel dat eigenlijk alle redelijke afspraken bindend zijn voor partijen, dat was ook de
algemene opvatting (communis opinio).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller hedwigluten. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $12.99. You're not tied to anything after your purchase.