WERKGROEPEN
Week 1 Grondslagen en basisuitgangspunten
In het inleidende hoorcollege wordt aandacht besteed aan de historische en ideologische achtergrond van het
verschijnsel sociale zekerheid. Het stelsel en de grondslagen van sociale zekerheid in Nederland wordt in
hoofdlijnen geschetst. We gaan na waarom het socialezekerheidsrecht in West-Europa is opgekomen, en welke
verschillende soorten regelingen worden onderscheiden. Sindsdien is er veel veranderd. Het
kostwinnersbeginsel is verlaten, de activeringsfunctie is een kerndoel van de sociale zekerheid geworden en
‘Europa’ bemoeit zich steeds indringender met nationale politiek.
Wat wordt op dit moment gezien als het maatschappelijke en economische nut van het socialezekerheidsrecht?
Kunnen wij ons een samenleving voorstellen zonder sociale zekerheid of met een heel andere inrichting
daarvan? Deze kennis dient om de regelingen die in de volgende weken aan bod komen beter te kunnen
plaatsen. Juist vanwege de veranderlijkheid van socialezekerheidsrecht is begrip van het verleden en plaatsing
van de sociale zekerheid in de politieke en economische context van essentieel belang om actuele
ontwikkelingen te kunnen plaatsen.
In de werkgroep bespreken we casusvragen waarmee we in grote lijnen het doel van en de onderlinge
verhouding tussen de verschillende werknemersverzekeringen en sociale voorzieningen in kaart brengen. We
vragen ons af wie aanspraak kan maken op bescherming (en dus als ‘insider’ gezien kan worden) en wie niet
(‘outsider’). Ook gaan we in op de waaromvraag achter deze tweedeling.
Literatuur:
- K&V: H 1, 2 en 3
- K. Schuyt, Noden en wensen. De verzorgingsstaat gezien als een historisch fenomeen. Inaugurale rede
24 juni 2013
- F. Pennings, Europees socialezekerheidsrecht, 7e druk (2014), Inleiding: waarom is coördinatie nodig?
(p. 3-10) en hoofdstuk 19 instrumenten van sociale politiek p. 301-307
- E. de Becker en P. Schoukens, De Europese Pijler van Sociale Rechten: een eerste evaluatie, TRA
2017/86 (8 pp)
Jurisprudentie
1. HR 25 maart 2011 ECLI:NL:HR:2011:BP3887 Deelneemster “De Gouden Kooi” werkzaam in
privaatrechtelijke dienstbetrekking.
2. CRvB 21 september 2016 ECLI:NL:CRVB:2016:3497. Gefingeerd dienstverband, geen
privaatrechtelijke dienstbetrekking. Herziening en terugvordering van WAZO‐
uitkeringen.
3. CRvB 11 oktober 2017 ECLI:NL:CRVB:3487. WW‐uitkering terecht geweigerd omdat appellant
geen werknemer is. Partijbedoeling, ontbreken van gezagsverhouding.
Hoorcollege
i. Wat wordt bedoeld met het verzekeringsbeginsel? Hoe verhoudt dit beginsel zich tot het beginsel van
solidariteit?
ii. Noem twee voorbeelden van regelingen waarin inbreuk op het verzekeringsbeginsel wordt gemaakt en
geef aan wie in uw voorbeeld solidair is met wie.
Werkgroep aantekeningen
Cara doet werkgroepen 1 en 4
,Werknemersverzekeringen: WW, ZW, WIA (zijn de drie belangrijkste) en de WAZO.
Wie behoort tot de personele werking in de zin van werknemersverzekeringen?
Voorbeeld is art. 3 WW en ZW – er moet een privaatrechtelijke- of publiekrechtelijke dienstbetrekking, maar er
zijn nog meer verzekerd, namelijk op grond van art. 4 en 5 WW: fictieve dienstbetrekkingen
Wat is bijzonder aan de werknemersverzekeringen?
Het is een verplichte verzekering. Dus als je werknemer bent en je voldoet aan voorwaarden dan ben je van
rechtswege verplicht verzekerd. Dus alle in Nederland werkende werknemers zijn verplicht verzekerd.
Dat betekent dat je aanspraak kan maken op een uitkering, maar ook dat je premies moet afdragen.
Wordt dus niet aan vrije keuze van iemand overgelaten.
Als je ervoor kan kiezen wel/niet verzekeren (=opting out), dan vervelende consequenties zoals, slechte en
goede risico’s, inbreuk op solidariteit want sociale verzekeringen systeem in Nederland is gebaseerd op
solidariteit. Als je mogelijkheid hebt om uit het systeem te stappen dan valt grote draagvlak weg, systeem wordt
duurder en nare gevolgen. Straks meer bij vraag 3.
Welke kenmerken hebben de prestaties van de werknemersverzekeringen? Dus wat voor soort
uitkering krijg je?
Uitkering is gerelateerd aan het loon. Dat is opvallend aan de werknemersverzekering. Wat heb je daarom
liever? WW of bijstandsuitkering? WW want bijstandsuitkering is gebaseerd op sociaal minimum.
Nog een voordeel van de uitkering op grond van werknemersverzekering= geen middelen toets dus de
uitkeringen zijn geïndividualiseerd.
Er wordt gekeken bij betreffende individu die beroep doet op de uitkering of er risico’s zijn ingetreden.
Bij de bijstandsuitkering wordt ook gekeken naar inkomen van hele gezin en wordt gekeken naar vermogen.
Bij WW is er ook geen vermogenstoets, dus dat je eerst je huis moet verkopen.
Wat is een privaatrechtelijke dienstbetrekking?
Art. 3 WW/ZW = moet gaan om een natuurlijke persoon, jonger dan AOW-leeftijd (omdat je dan geacht geen
werknemer meer te zijn en deze mensen vormen zware last voor systeem want het zijn slechte risico) en de
privaatrechtelijke dienstbetrekking.
Art. 7:610 BW gezag, persoonlijke verrichting, loon = privaatrechtelijke dienstbetrekking.
in 2006 zijn de werknemersbegrippen in o.a. de werknemersverzekeringen en wet op loonbelasting op elkaar
afgestemd.
Voor 2006 kon het zo zijn dat Centrale Raad van Beroep bepaalde arbeidsverhouding premie plichtig was en
dat de Belastingkamer vond dat voor dezelfde arbeidsverhouding geen loonheffing bestond geen
rechtseenheid.
Sinds 2006 aangepast en begrippen nu meer harmonisatie dus uitleg werknemersbegrip kan hoger beroep in
cassatie bij Hoge Raad worden ingesteld.
Geschil over werknemersbegrip? Waar is dan rechtelijke bevoegdheid?
Dan beginnen we bij rechtbank sector bestuursrecht.
Hoger beroep bij CRvB en cassatie eventueel bij de Hoge Raad.
Gaat met name om het feit als iemand een beroep doet op uitkering en UWV zegt dat recht niet bestaat.
Geschil over werknemersbegrip en in de zin van is werknemer premie plichtig. Wie is er dan bevoegd?
Je begint bij rechtbank sector bestuursrecht.
Hoger beroep bij Gerechtshof. Beroep in cassatie bij de Belastingkamer van de Hoge Raad.
Dus sinds 2006 meer eenheid in beoordelingskader werknemersbegrip. Dat komt onder andere door uitleg HR
in Gouden Kooi arrest door HR bevestigt dat privaatrechtelijke arbeidsovereenkomst was.
Welke criteria heeft de HR in dit arrest aangelegd? Je ziet dat de civielrechtelijke criteria uit arrest
Groen/Schroevers worden aangelegd of er een privaatrechtelijke dienstbetrekking is in de zin van art. 3
WW/ZW
,Groen/Schroevers leer is een holistische weging van indicaties voor en tegen een arbeidsovereenkomst. Dus
tegen werknemerschap
Met name wordt gekeken hetgeen partijen bij aangaan overeenkomst hebben beoogd en naar de uitvoering die
ze hebben gegeven aan de overeenkomst.
Dus voor het Gouden Kooi arrest toetste Centrale Raad van Beroep alleen aan elementen van 610, dus gezag,
persoonlijke arbeid en loon.
Nu sinds Gouden Kooi arrest ook criteria van Groen/Schroevers. Je ziet dat de Centrale Raad traditioneel de
feitelijke uitvoering meer van belang vindt dan wat partijen hebben beoogd.
Waarom zou Centrale Raad meer waarde hechten aan wat uitvoering dan bij het aangaan hebben beoogd?
Anders kunnen partijen het regisseren of je premie wel/niet betaalt. Daarom kijken naar feitelijke uitvoering.
Vraag 1
Wat hebben de casusposities in de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 21 september 2016 (ECLI
2016:3497) en 11 oktober 2017 (ECLI:2017:3487) gemeen? Ziet u ook verschillen tussen beide?
In beide gevallen gaat het om de kwalificatie vraag. In beiden uitspraken gaat het over werkenden die geen aovk
hebben maar die toch proberen onder het bereik van de werknemersverzekering willen komen. Bij beide gaat
het om geschil over of iemand werknemer is.
Verschil is dat bij de WAZO zaak (zwangere vrouw) is sprake van een opzetje tussen de wg en wn en in de
tweede zaak is dat niet perse het geval.
Speciale term voor wat er gebeurd in de eerste uitspraak Gefingeerd dienstverband = sprake van fraude.
Dus partijen spannen samen om die uitkering uit hoofde van wn verzekering op te doen.
Wordt bijv. gedaan door een oavk op papier zo in te richten dat sprake is van een ovk, terwijl in e praktijk geen
arbeid wordt verricht. Belang om te doen alsof in dienst is van de BV = recht als werknemer hebben op
zwangerschapsverlof en de WAZO-uitkering. Dat is hoger dan als je zelfstandige bent.
Bij de WAZO zaak kan je je afvragen of ze überhaupt arbeid verricht, als zelfstandige.
Opvallend in die zaak = loon vrij hoog.
Uiteindelijk loopt zaak bij de toetsing privaatrechtelijke dienstbetrekking doordat loon niet regelmatig is
betaald en niet persoonlijk werk verricht. Ze kon niet vertellen wat ze deed dus geen sprake van werknemer
dus uitkeringen terugbetalen.
Je ziet in de uitspraak dat de centrale raad hecht niet veel waarde aan wat partijen bij aanvang hebben beoogd.
Met name wordt gekeken naar de elementen van art. 610 en naar de feitelijke uitvoering van die overeenkomst.
Vroeger, voor 2016, was het zo dat je in familiebetrekkingen werd geacht geen aovk te hebben. Sinds die
begrippen geharmoniseerd zijn en nu cassatie bij HR mogelijk is, kijkt de Centrale Raad van Beroep ook bij
familiebetrekkingen of er een gezagsverhouding is. Dan kan je als zoon van of man van een
arbeidsovereenkomst hebben met de BV van je vrouw of moeder.
Tweede uitspraak gaat over een docent die werkzaam is geweest als docent op een school.
Lijkt op Groen/Schroevers, bijna dezelfde feiten en omstandigheden, maar niet helemaal.
In deze zaak is door de Belastingdienst een var-wuo verklaring is afgegeven is verklaring van Belastingdienst
en als je die had werd geacht dat je aovk geen dienstbetrekking was en geen premie afdragen. Die verklaring gaf
zekerheid dat je niet die premies hoefde af te dragen.
In deze zaak was die afgegeven. Dit is belangrijk/opmerkelijk.
Die docent vraagt ogv de WW een uitkering aan en wordt door UWV geweigerd.
Docent zegt wel recht op uitkering omdat hij werd ingeroosterd, deed mee aan vergaderingen en voldeed
aan de richtlijnen dus hij gaf aan dat wel privaatrechtelijke dienstbetrekking had en een gezagsverhouding
tussen hem en de school.
Centrale Raad van beroep toetste of er sprake is van aovk in de zin van art. 7:610 en ook civielrechtelijke
criteria van Groen/Schroevers worden aangelegd met verwijzing Gouden Kooi.
Wat doen ze: Kijken naar wat de partijen bij het aangaan van overeenkomst hebben beoogd en hoe feitelijk
, uitvoering gegeven aan overeenkomst.
Traditioneel is het zo dat de CRvB eigenlijk feitelijke uitvoering van overeenkomst van grote belang vindt.
Kijkend naar deze uitspraak door die verklaring van belastingdienst kunnen de premies niet gevraagd
worden van wn dus kan niet verhaald worden bij wg.
Dit betekent dat werknemer uitkering krijgt terwijl nooit premie afgedragen.
Realiseren dat door deze uitspraak zie je dat de Centrale Raad ook heel veel waarde hecht aan wat partijen
hebben beoogd. De inhoud van de overeenkomst laat geen andere conclusie toelaat dan dat ze hebben beoogd
een ovk van opdracht aan te gaan. Dus wordt in 1x heel veel waarde gehecht aan de kwalificatie van de partijen.
Door de VAR-wuo verklaring kunnen de premies niet weer naheffen, kunnen dus niet verhaald worden bij de
werkgever. Dit betekent dat de werknemer gewoond e uitkering krijgt terwijl nooit premies worden
afgedragen. Dit is opmerkelijk. Lijkt een doel redenering van de CRvB.
Maatschappelijke positie docent/wat onderscheidt hem van de andere docenten: kan je je afvragen of hier wel
sprake is van een zelfstandige?
Opmerkelijk is dat je ook veel kan laten regisseren als je iemand een hoger uurloon geeft en factuur stuurt
dan is het een zelfstandige…
Dus met name moet je kunnen zien hoe het werkt bij de kwalificatie vraag: getoetst aan elementen art. 7:610 en
uit Gouden Kooi volgt dat wordt gekeken naar wat partijen hebben beoogd bij ovk en feitelijke uitvoering.
Terug herleiden naar Groen/Schroevers.
In de praktijk is er geen eenduidige antwoord op de kwalificatie vraag.
Waarom maatschappelijk discussie waarom je werknemer bent en waarom zelfstandige en waarom in SZR van
belang?
Verschil werknemer en zelfstandige in SZR belangrijk om de vraag of je een uitkering kan krijgen en
discrepantie kan zijn tussen premie afdragen ja of nee en vervolgens aanspraak maken op uitkering. Zijn twee
verschillende dingen.
Vraag 2
Opmerking: voor deze opdracht heeft u, naast de voor deze week voorgeschreven literatuur, de volgende paragrafen uit
het boek nodig: hoofdstuk 4: para 2 & 3 van hoofdstuk 8: para 2 & 4
Jan en Marie zitten met hun buren Kees en Marja in een auto op weg naar het concert van de Toppers.
Beide stellen hebben twee kinderen: Jan/Marie in de leeftijd van 2 en 4 jaar en Kees/Marja van 3 en 5
jaar.
Jan en Kees zijn beiden werkzaam in de bouw, Jan als werknemer, Kees als kleine zelfstandige.
Marja en Marie hebben eveneens betaald werk. Marja verhuurt zich als werkster bij particulieren, Marie
werkt op oproepbasis voor een uitzendbureau.
Helaas loopt wat een leuk uitje zou moeten worden slecht af. Op de snelweg wordt de auto van achteren geramd
door een vrachtwagen. Jan probeert het onheil nog af te wenden, maar hij kan niet voorkomen dat de auto in de
slip raakt en tweemaal over de kop gaat. De gevolgen zijn dramatisch: Jan is op slag dood, Kees, Marja en Marie
belanden in het ziekenhuis.
a. Hebben Kees, Marja en Marie recht op een uitkering krachtens een der sociale verzekeringen, en zoja, op
welke socialezekerheidswet is de uitkering gebaseerd? Welke uitgangspunten gelden bij de vaststelling van de
hoogte van de uitkering?
Kees recht op een uitkering op grond van de sociale verzekering?
Hij werkt als kleine zelfstandige in de bouw, dus geen verzekerd werknemer (art. 4 lid 1 en 5 ZW).
Uitgangspunt is dat wn-verzekering niet bedoeld is voor zelfstandige, want inherent aan zelfstandige
ondernemerschap is eigenrisico drager en daarbij past geen verplichte sociale verzekering.
Antwoord: recht o.g.v sociale verzekering? nee want geen verzekerd werknemer.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Mariavanzwolle. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.