De stof voor dit tentamen is een beetje verspreid, dus ik heb het gebundeld tot een compact geheel met de belangrijkste informatie. Deze samenvatting beslaat deels de relevante hoofdstukken uit het handboek taalontwikkelingsstoornissen en deels de stof op Canvas.
TOS is een relatief onbekende stoornis, zowel in Nederland als internationaal. Toch heeft het
een prevalentie van 7% (tegenover bijv. 1% bij ASS).
Mogelijke redenen hiervoor zijn:
Mensen verwarren TOS vaak met een Binnen de
blootstellingsachterstand, dit creëert de verwachting Angelsaksische
dat de problemen vanzelf over zouden kunnen gaan. gemeenschap (GB,
De definitie is onduidelijk, wegens gebrek aan VS, AU) is uit de
consensus over de benaming en inhoud van de consensusstudie
classificatie. CATALISE de term
De inclusiecriteria zijn onduidelijk beschreven, ook DLD
hierover is weinig consensus binnen het vakgebied. (Developmental
Language Disorder)
gekomen.
Er zijn meerdere definities van (specifieke) TOS in omloop, maar in vrijwel alle definities
komen twee kenmerken telkens terug:
- Het gaat om een achterstand in de taalverwerving;
- Er is geen duidelijke verklaring voor deze achterstand.
Er zijn meerdere definities van (specifieke) TOS in omloop, maar in vrijwel alle definities
komen twee kenmerken telkens terug:
Het gaat om een achterstand in de taalverwerving;
Er is geen duidelijke verklaring voor deze achterstand.
Een exclusiecriterium dat onder vuur ligt, is dat een kind met TOS een ‘normale’ non-
verbale intelligentie moet hebben. Hierbij wordt vaak een NVIQ van ≥85 gehanteerd. De
gedachte achter dit criterium is dat een TOS in deze gevallen tenminste niet verklaard kan
worden door een algemene ontwikkelingsachterstand.
Kritiek op dit criterium:
o Het gehanteerde criterium van NVIQ ≥85 lijkt erg hoog;
o Taaltherapie blijkt ook effectief bij kinderen die niet aan dit criterium voldoen;
o Het hanteren van een discrepantiecriterium zou vaak erg onbetrouwbaar
zijn.
Discrepantiecriterium: (Ook wel cognitive referencing genoemd,) dit criterium houdt in, bij
het vaststellen van een mogelijke (specifieke) TOS, dat er een kloof moet zijn tussen het
NVIQ en de taalscores van een kind. Dit is dus bedoeld om aan te tonen dat het kind een
taalontwikkelingsprobleem/achterstand heeft, maar geen lage non-verbale intelligentie.
, 1.2 – Classificatie van taalontwikkelingsstoornissen
Kinderen met een TOS vormen een heterogene groep, die zich lastig laat onderverdelen in
subgroepen. Dat komt vooral door het dynamisch profiel van TOS, met wisselende
kenmerken.
Toch wordt er vaak uitgegaan van twee subtypen: De ernst van een TOS is lastig
Kinderen met een taalproductiestoornis maar te classificeren of op te delen in
relatief goed taalbegrip; gradaties. Dit wordt soms
Kinderen met zowel een taalproductie- als geprobeerd aan de hand van
een taalbegripsstoornis. taaltesten, maar de uitkomst
(Soms wordt er nog een derde optie van deze pogingen verschilt dan
genoemd; kinderen met een relatief meestal per gebruikte test.
geïsoleerde fonologische stoornis.)
1.3 - Prevalentie en incidentie van taalontwikkelingsstoornissen
Het meest geciteerde prevalentiecijfer voor TOS is 7%, naar de studie van Tomblin et al.
(1997). Het ging hier om een screening, bij een grote groep vijfjarigen.
TOS komt vaker voor bij jongens dan bij meisjes:
In de studie van Tomblin ging het om een verhouding 4:3
In de klinische praktijk is deze verhouding vaak 3:1
1.4 – Prognose bij taalontwikkelingsstoornissen
Er zijn meerdere longitudinale studies naar herstel van een TOS. De resultaten hiervan zijn
wisselend, maar over het algemeen wordt hieruit wel duidelijk dat de kans op een blijvende
TOS groter wordt naarmate kinderen ouder
worden.
Deze factoren
Mogelijke risicofactoren voor blijken slechts
taalproblemen (verhoogde kans): beperkt bruikbaar
Mannelijk geslacht bij de vroege
Familiegeschiedenis met TOS signalering van
Lage sociale status van de ouders TOS. Ze zijn
Perinatale factoren (zoals echter ook nuttig
prematuriteit, laag geboortegewicht, bij het bepalen
complicaties bij de geboorte, etc.) van een prognose
voor een kind met
TOS (kans op
Risicofactoren voor hardnekkige TOS: blijvend herstel)
Leeftijd boven de 4;0 en voor het kiezen
Mannelijk geslacht van een geschikte
Familiegeschiedenis met TOS en/of dyslexie behandelmethode
Zwakke nonsenswoordenrepetitie van ouder(s) .
Zwak taalbegrip (naast zwakke taalproductie)
Achterstand in meerdere (verschillende) taalaspecten
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marijneveld1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.39. You're not tied to anything after your purchase.