1. Je kan de 3 belangrijkste redenen om aan welzijn op het werk te doen
(economisch juridisch en sociaal) opsommen en van elke reden een
voorbeeld geven.
o Economisch: Ongevallen voorkomen bespaart kosten voor het bedrijf,
zoals ziekteverzuim en juridische kosten.
o Juridisch: Bedrijven moeten voldoen aan de welzijnswetgeving om
boetes en juridische sancties te vermijden.
o Sociaal: Een veilige werkomgeving draagt bij aan het welzijn en de
tevredenheid van werknemers, wat leidt tot hogere productiviteit en
minder verloop.
2. Je hebt een algemeen beeld over de arbeidsongevallen in België en
binnen welke sectoren deze voorkomen.
o Arbeidsongevallen komen vaak voor in sectoren zoals de bouw,
landbouw en industrie.
3. Je hebt een algemeen beeld van de beroepsziektes in België en binnen
welke sectoren deze voorkomen.
o Beroepsziekten komen voornamelijk voor in sectoren waar werknemers
worden blootgesteld aan schadelijke stoffen, zoals chemische industrie,
en beroepen met zware fysieke belasting.
4. Je kent het verschil tussen een verordening en een richtlijn.
o Verordening: Bindend in alle onderdelen en rechtstreeks van
toepassing in iedere lidstaat.
o Richtlijn: Stelt doelen die door de lidstaten binnen een bepaalde
termijn in nationaal recht moeten worden omgezet.
5. Je weet dat de welzijnswetgeving valt binnen het sociaal strafwetboek. Je
kan de positie van de werkgever hierin plaatsen.
o De welzijnswetgeving is onderdeel van het sociaal strafwetboek. De
werkgever is verantwoordelijk voor de naleving van de
welzijnswetgeving en het implementeren van preventiemaatregelen op
de werkvloer.
6. Je kent de belangrijkste actoren binnen het welzijnsbeleid en kan enkele
verplichtingen per actor duiden.
o Werkgever: Implementeren van een welzijnsbeleid, risico-evaluaties
uitvoeren, zorgen voor veilige arbeidsomstandigheden.
o Hiërarchische lijn: Uitvoeren van het beleid binnen hun
bevoegdheden, controleren van arbeidsmiddelen, opstellen van
preventieve maatregelen.
, o Preventiediensten (IDPBW en EDPBW): Ondersteunen van de
werkgever bij de uitvoering van het welzijnsbeleid, uitvoeren van
risicoanalyses, opstellen van preventieplannen.
7. Je kan toelichten wat er verstaan wordt onder de hiërarchische lijn en dit
in eigen woorden.
o De hiërarchische lijn verwijst naar de verschillende niveaus van
leidinggevenden binnen een organisatie die verantwoordelijk zijn voor
de uitvoering en naleving van het welzijnsbeleid.
8. Je kent de 3 preventiestructuren (IDPBW, EDPBW, CPBW).
o IDPBW: Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk.
o EDPBW: Externe Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk.
o CPBW: Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk.
9. Je weet dat het CPBW paritair is samengesteld en kan dit in eigen
woorden verduidelijken.
o Het CPBW is paritair samengesteld, wat betekent dat het bestaat uit een
gelijk aantal vertegenwoordigers van zowel de werkgever als de
werknemers.
10. Je kan bedrijven indelen in A, B, C of D categorie met de risico-
classificatielijst. Je kan hierbij ook het vereist niveau preventieadviseur
bepalen.
o Categorie A: Hoog risico, vereist preventieadviseur niveau 1.
o Categorie B: Middelmatig risico, vereist preventieadviseur niveau 2.
o Categorie C: Laag risico, vereist preventieadviseur niveau 3.
o Categorie D: Zeer laag risico, vereist een preventieadviseur van het
laagste niveau.
11. Je kent de verplichtingen voor de werknemer. Dit kan in een korte case
gevraagd worden.
o Werknemers moeten de veiligheidsvoorschriften naleven, hun werkplek
ordelijk houden, beschermingsmiddelen gebruiken en melden als er
gevaarlijke situaties zijn. In een case moeten werknemers proactief
handelen om hun eigen veiligheid en die van collega's te waarborgen.
12. Je weet wie de toezichthouder is van het welzijn op het werk: Toezicht
welzijn op het Werk van FOD WASO (arbeidsinspectie). Je kan de drie
rollen van deze instantie kort toelichten.
o Toezichthouder: Toezicht welzijn op het Werk van FOD WASO.
o Drie rollen: Controleren van de naleving van welzijnswetgeving,
adviseren over verbeteringen, en handhaven door middel van sancties
bij overtredingen.
13. Je kent in grote lijnen het verschil tussen strafrechtelijke en
burgerrechtelijke aansprakelijkheid.
o Strafrechtelijke aansprakelijkheid: Betreft overtredingen van de wet
waarvoor strafrechtelijke sancties zoals boetes of gevangenisstraf
gelden. Niet verzekerbaar.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller vastgoedstudent60. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.44. You're not tied to anything after your purchase.