Dit is de samenvatting van het vak inleiding belastingrecht. Het boek dat er behandeld wordt is Belastingrecht voor bachelors en masters. Samen met dit boek is het belastingwetboek 2018 gebruikt.
H3.1 t/m H3.7
H5.1 t/m H 5.4
§5.5.2 t/m 5.6.6
Hst. 7, m.u.v: §§7.5.5 / 7.5.6 / 7.5.8 / 7.5.10 / 7.5...
,Inhoudsopgave
Raamwerk wet IB........................................................................................................................3
Box 1: belastbaar inkomen uit werk en woning.........................................................................7
Box 3: Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen.................................................................12
Box 1: Winst uit onderneming..................................................................................................15
,Raamwerk wet IB
Inkomstenbelasting wordt geheven van natuurlijke personen (Art. 1.1 Wet IB). Alle inwoners
van Nederland zijn belastingplichtig voor de inkomstenbelasting. Maar uiteraard is iemand
uitsluitend inkomstenbelasting verschuldigd als hij inkomen geniet.
De Wet IB gaat uit van het ‘drieboxenstelsel’ waarbij in elk van de boxen per kalenderjaar
een afzonderlijk belastbaar inkomen wordt berekend (Art. 2.3. Wet IB)
- Box 1, Belastbaar inkomen uit werk en woning (progressief tarief)
- Box 2, Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang (Vast tarief 25%)
- Box 3, Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (vast tarief 30%)
Als het belastbaar inkomen van box 1 is vastgesteld, moeten op dit inkomen de tarieven
worden toegepast zoals die zijn weergegeven in art. 2.10 en art. 2.10a wet IB.
Box 2: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang
Alleen mensen die een belang van minimaal 5% hebben in een rechtspersoon (zogeheten
aanmerkelijk belang), kunnen te maken krijgen met een belastingheffing in box 2. De
belasting in box 2 bedraagt 25%.
Verzamelinkomen is de som van box 1,2,3 bij elkaar opgeteld.
`de totale heffingskorting bestaat uit een aantal onderdelen:
a. De algemene heffingskorting (Art 8.10 Wet IB)
b. De arbeidskorting (art. 8.11 Wet IB)
c. De inkomensafhankelijke combinatiekorting (art. 8.14a Wet IB)
d. De jonggehandicaptenkorting (art. 8.16a wet IB)
e. De ouderenkorting (art. 8.17 Wet IB)
f. De alleenstaande-ouderenkorting (art. 8.18 Wet IB)
g. De korting voor groene beleggingen (art. 8.19 Wet IB)
De algemene heffingskorting geldt voor iedere belastingplichtige en deze korting is
inkomensafhankelijk. De korting bedraagt €2.265 en wordt verminderd met 4,683% van het
box 1-inkomen boven €20.142. De korting bedraagt minimaal nihil, De algemene
heffingskorting is degressief, waardoor het effect op het tarief progressief is.
Als iemand recht heeft op een AOW-uitkering, wordt de algemene heffingskorting gekort in
verband met het feit dat hij geen AOW-premies is verschuldigd. De heffingskorting die hij
ontvangt, bedraagt: (IB% eerste schijf / IB% + PH% eerste schijf) x bedrag algemene
heffingskorting)
De arbeidskorting (Art. 8.11 Wet IB) geldt voor de belastingplichtige die een arbeidsinkomen
heeft. De definitie van het begrip arbeidsinkomen staat in art. 8.1 letter e Wet IB.
De arbeidskorting is de som van:
1. 1,764% van het arbeidsinkomen met een maximum van €167 vermeerderd met:
2. 28,064% van het arbeidsinkomen voor zover dat meer is dan €9,468 waarbij de som
van de hiervoor berekende bedragen niet meer is dan €3.249, en verminderd, doch
niet verder dan tot nihil, met:
, 3. 3,6% van het arbeidsinkomen voor zover dat meer is dan €33.112, met dien
verstande dat de mindering ten hoogste €3.249 bedraagt.
Heffingskortingen 2018 U bent het U hebt het
hele jaar hele jaar
jonger dan de AOW-
de leeftijd
AOW-
leeftijd
Algemene heffingskorting als uw € 2.265 € 1.157
inkomen uit box 1
niet hoger is dan € 20.142
Algemene heffingskorting als uw Bedrag is Bedrag is
inkomen uit box 1 afhankelijk afhankelijk
hoger is dan € 20.142 van uw van uw
en niet hoger dan € 68.507 inkomen inkomen
Algemene heffingskorting als uw €0 €0
inkomen uit box 1
hoger is dan € 68.507
Maximum uitbetaling algemene € 755 n.v.t.
heffingskorting
als u bent geboren na 31 december
1962 en
in 2018 de niet- of weinig
verdienende fiscale partner bent
Inkomensafhankelijke € 2.801 € 1.431
combinatiekorting (maximaal)
Ouderenkorting bij een inkomen niet n.v.t. € 1.418
hoger dan € 36.346
Ouderenkorting bij een inkomen n.v.t. € 72
hoger dan € 36.346
Alleenstaande-ouderenkorting n.v.t. € 423
Jonggehandicaptenkorting € 728 n.v.t.
Levensloopverlofkorting € 212 n.v.t.
Korting groene beleggingen 0,7% van de 0,7% van de
vrijstelling in vrijstelling in
box 3 box 3
, De verschuldigde belasting wordt per box en per belastingplichtige betaald. Om dit mogelijk
te maken, is in de wet IB een drietal bepalingen opgenomen die bepalen hoe de inkomsten
en vermogensbestanddelen moeten worden toegerekend. Het gaat hierbij om een
toerekening tussen:
- De boxen onderling
- Ouders en hun minderjarige kinderen
- Volwassen partners onderling
Een bepaald inkomen kan slechts in één box worden belast. Zou het in 2 of meer boxen
passen, dan wordt het toegerekend aan de box die het eerst in de wet wordt genoemd.
Maatregelen tegen boxhoppen:
Om te voorkomen dat de verschuldigde belasting op deze manier kan worden ontlopen, is
bepaald dat een vermogensbestanddeel in dit soort gevallen meerdere keren in de heffing
kan worden betrokken. (Art. 2.14 lid 3 letter b,c, en d wet IB). Als een
vermogensbestanddeel van box 3 wordt overgeheveld naar box 1 of 2 en het binnen 3
maanden weer terugkeer naar box 3, wordt het betreffende vermogensbestanddeel geacht
steeds deel; te hebben uitgemaakt van de heffingsgrondslag van box 3.
Sommige inkomensbestanddelen van minder jarige kinderen worden toegerekend aan de
ouder (art. 2.15 lid 2 wet IB)
Twee personen die getrouwd zijn of samenwonen, moeten in principe ieder hun eigen
inkomen aangeven. Met betrekking tot de gezamenlijke rendementsgrondslag van box 3
(art. 5.2 lid 2 Wet IB) . Partners mogen bepaalde aftrekposten verdelen als ze fiscaal partners
zijn.
Het vrij toerekenen van de aangegeven inkomsten is alleen mogelijk als de betreffende
personen gedurende het gehele jaar fiscaal partner zijn. Is dit niet het geval, dan kunnen zij
verzoeken om de aangegeven inkomsten toch vrij toe te rekenen alsof zij het gehele jaar
fiscaal partner zijn geweest (art. 2.17 lid 7 wet IB).
Fiscaal partnerschap: de wet regelt dat voor het fiscale partnerschap in aanmerking komen:
(art. 5a AWR juncto art.1.2 Wet IB)
a. Gehuwden en geregistreerde partners
b. Ongehuwd samenwonenden (onder bepaalde voorwaarden)
Ongehuwd samenwonen: wanneer een belastingplichtige ongehuwd samenwoont, kan er
ook sprake zijn van een fiscaal partnerschap. Op grond van het centrale partnerbegrip is dat
het geval als twee ongehuwde meerderjarigen een notarieel samenlevingscontract zijn
aangegaan en op hetzelfde adres zijn ingeschreven. (art. 5a lid 1 letter B AWR)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Stevenpieksma. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.