Chronische klachten
De definitie van pijn is volgens de IASP: een onaangename sensorische en emotionele gewaarwording, gepaard
gaande met feitelijke of mogelijke weefselbeschadiging of die beschreven wordt in termen van weefselschade.
Chronische pijn is vaak na 3 maanden, waarbij weefselbeschadiging niet het hoofdthema is. 20% van de
mensen heeft chronische pijn, zelfs na herstel en buiten gevaar. Het gaat dan meer over de hypergevoeligheid
van het zenuwstelsel. Het is belangrijk om dit te trainen, door actieve dingen zoals fysiotherapie of gedachten
en emotie therapie. Het gaat ook om de leefstijl, waarbij van belang is om gezond te leven.
In het biopsychosociaal model van pijn wordt eventuele nociceptie, de pijnervaring, het lijden en bijbehorend
gedrag en sociale implicaties geïntegreerd. In het model van Loeser zijn alle componenten vertegenwoordigd:
de fysiologie van het pijnsignaal en de sensoriek, de invloed op psychologie dan wel affect (wat doet pijn met
patiënt), de invloed van cognities en gedragingen (wat doet patiënt met/tegen pijn).
Hier zijn de 4 dimensies van pijn opgesomd:
- Somatisch: wat voelt de patiënt en wat is de achterliggende fysiologie?
- Psychologisch: hoe voelt de patiënt zich, wat doet het met de patiënt?
- Sociaal: wat zijn de beperkingen, invloed op het dagelijks leven, werk en interacties met anderen?
- Existentiële/spirituele: wat de pijn betekent voor de patiënt in de breedste zin van het woord. De patiënt kan
zich afvragen: waarom krijg ik pijn? Hoe staat dit in verhouding met mijn geloof of met mijn wereldbeeld?
> Al deze factoren bij elkaar maken “total pain”. De uiteindelijke pijn die de patiënt ‘ondergaat’.
Om een voorbeeld te geven: hoe gebruik je dit bij pijn bij kanker?
- Somatiek: symptomen, bijwerkingen van therapie
- Psychologie: angst, boosheid en depressie kunnen een rol spelen, soms door bijwerkingen, soms door verlies
van baan, gevoel van machteloosheid
- Sociaal: vaak zijn er zorgen rondom het levenseinde en laatste wensen, zorgen over verlies van
zelfstandigheid, maar ook over stellen van diagnoses, beschikbaarheid van de dokter en logistieke zaken
rondom complexe gezondheidszorg.
- Existentiële/spirituele: onbegrip over waaraan ze dit hebben verdiend, bidden
De somatische component hier is de kwetsuur. Dit
zorgt voor pijn en voor verkeerde attributies. Dit
leidt tot angst en vermijding, wat leidt tot
verminderde lichamelijke activiteit, terugtrekken
uit arbeids- en sociale context. Dit kan zichzelf
versterken in aangeleerde hulpeloosheid. Ook
falen van behandelingen en onbegrip vanuit
familie heeft hier invloed op. Uiteindelijk focust de
patiënt meer en meer op de symptomen en wordt
de beleving van de pijn heviger. De uitdaging is om
de patiënt uit deze cirkel te halen.
Chronische ziekten
8.8 miljoen mensen hebben een chronische ziekte. Dit is 52% van de bevolking. Ruim 90% van de 75-plussers
heeft een chronische ziekte. Er zijn meer vrouwen dan mannen met een chronische ziekte. Ongeveer 4.6
miljoen mensen hebben > 1 chronische ziekte. Dit is 27% van de totale bevolking. Vanaf 40 jaar neemt de
prevalentie toe. Vrouwen hebben meer multimorbiditeit dan mannen. Multimorbiditeit is het optreden van > 1
(chronische) ziekte in 1 individu tijdens een bepaalde periode. Een chronische ziekte is een ziekte waarbij over
het algemeen geen uitzicht is op volledig herstel. Een chronische ziekte gaat doorgaans gepaard met pijn,
geestelijk lijden, beperkingen in functioneren of andere klachten. De mate waarin iemand hinder ondervindt
verschilt per ziekte en persoon.
Het aantal mensen met chronische ziekten nemen toe. Dat komt deels door vergrijzing, maar ook doordat
bepaalde ziekten door een betere behandeling verschuiven van een ziekte waar je snel aan dood gaat, naar een
chronische ziekte. Chronische ziekten betekent ook een belangrijke maatschappelijke kostenpost en voor een
overheid is het belangrijk vooruit te kijken en te anticiperen op ontwikkelingen in deze context.
,Kwaliteit van leven is een subjectief begrip. Het zegt iets over hoe een persoon zijn of haar lichamelijke,
psychische en sociale functioneren ervaart. Het kan daarnaast ook objectieve aspecten betreffen, bv. als het
gaat om beperkingen als gevolg van ziekte. Veelgebruikte indicatoren voor kwaliteit van leven zijn
tevredenheid, beperkingen, ervaren van de gezondheid en regie over het eigen leven. 80% ervaart zijn
gezondheid als (zeer) goed. Van de kinderen en jongeren tot en met 17 jaar ervaart 95% een (zeer) goede
gezondheid. Van de 75-plussers is dat nog maar 59%.
SOLK
Patiënten hebben vaak klachten en symptomen waarvoor geen somatische verklaring gevonden wordt. Dit
leidt tot een aparte dynamiek in de spreekkamer. De arts vraagt zich zaken af als: heb ik het wel voldoende
onderzocht? Ik wil niet te veel doen, maar zeker ook niet te weinig. Straks komt er toch iets geks uit. Is het
psychisch? Het gevaar ligt op de loer dat deze onzekerheid leidt tot overconsumptie van zorg en aanvullende
diagnostiek of mogelijk onterechte karakterisering van klachten tot psychische klachten. De patiënt
daarentegen heeft vragen zoals: ik wil graag een verklaring, het moet toch ergens vandaan komen? Moet er
niet beter naar gekeken worden? Is het ernstig? Neemt de arts mij wel serieus? Kortom vormen patiënten met
onverklaarde klachten een uitdaging voor de arts-patiënt relatie. Er bestaan verschillende termen voor dit
soort klachten (somatisch onverklaarde klachten, SOLK, chronisch lichamelijke klachten, functionele klachten).
De huisarts ziet met grote regelmaat patiënten met somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten
(SOLK). SOLK vormt een heterogene groep klachten en symptomen. We spreken van SOLK als lichamelijke
klachten langer dan enkele weken duren en als er bij adequaat medisch onderzoek geen aandoening is
gevonden die de klachten voldoende verklaart. Als de klachten veranderen, kan dit aanleiding zijn om de
diagnose te herzien. Bij 50-75% van de mensen nemen de klachten in de loop van 12-15 maanden af. Bij 10-
30% nemen de klachten echter toe. Factoren die van invloed zijn, zijn vooral psychosociale factoren.
Gedragingen en gedachten hierbij kunnen nog wel normaal zijn. Mensen kunnen vaak nog goed functioneren.
SOLK hoort niet in DSM-V, want het is niet psychiatrisch. Je ziet lichamelijke klachten, maar je kan geen
duidelijke oorzaak vinden. Hieronder vallen functionele syndromen, zoals PDS, fibromyalgie en CVS, maar ook
klachten afkomstig van een specifieke somatische ziekte, die ernstiger, langduriger of meer belemmerend zijn
dan je zou verwachten op basis van de specifieke ziekte. Meestal verdwijnen SOLK vanzelf maar bij 2,5%
persisteert het.
Er is sprake van milde SOLK als er slechts lichte functionele belemmeringen zijn en de klachten zich beperken
tot 1-2 klachtenclusters. Matig-ernstige SOLK kenmerken zich door matig-ernstige functionele belemmeringen,
meerdere SOLK-klachten in ten minste 3 klachtenclusters, en/of een klachtenduur langer dan verwacht,
afhankelijk van het gebruikelijke beloop van de betreffende klacht. Van ernstige SOLK spreken we bij ernstige
functionele belemmeringen, SOLK in (bijna) alle klachtenclusters, en/of een klachtenduur > 3 maanden.
Vaak gaat veel aandacht uit naar de in standhoudende factoren omdat deze herstel belemmeren en daarmee
goede aanknopingspunten geven voor het behandelen van klachten die chronisch dreigen te worden. We
kunnen diverse soorten in stand houdende factoren onderscheiden, namelijk:
- fysieke, zoals conditieverlies, slaapproblemen en een verhoogde gevoeligheid voor lichamelijke sensaties
- cognitieve, zoals somatische fixatie, ziekteangst, bewegingsangst, piekeren en doemdenken
- emotionele, zoals ongerustheid, frustratie, moedeloosheid, schaamte en faalgevoelens
- gedragsmatige, zoals overmatig zorggebruik, vermijdingsgedrag en moeite met hulp vragen
- sociale, zoals disfunctionele interacties met naasten, verstoorde relaties met artsen of andere hulpverleners
en het ervaren van onvoldoende erkenning ten aanzien van de klachten
- overige, zoals een trauma in de voorgeschiedenis en somatische of psychiatrische comorbiditeit
In standhoudende factoren kunnen worden opgespoord door een goede klachtexploratie op de verschillende
SCEGS-gebieden. Uit de klachtexploratie kan bv. duidelijk worden dat de patiënt denkt dat rugpijn erger wordt
als hij gaat wandelen of sporten. Ook kan men zo doemgedachten als 'deze pijn gaat nooit meer over' of 'deze
pijn kan ik nooit de baas' op het spoor komen.
We kunnen 3 doelen in de behandeling van SOLK onderscheiden:
- formuleren van een gezamenlijk geaccepteerde probleemdefinitie
- ondanks de aanwezigheid van klachten, verminderen van onnodige ongerustheid en hinder
- verbeteren van het functioneren van de patiënt op de somatische, cognitieve, emotionele, gedragsmatige en
sociale dimensies
,Bij de behandeling van SOLK dienen huisartsen het stepped care-principe te hanteren. Dit is een flexibele
behandelmethode waarbij de huisarts diverse interventies van verschillende intensiteit na elkaar aanbiedt,
afhankelijk van het effect van de vorige. Er zijn 3 belangrijke uitgangspunten bij deze behandeling:
1. Starten met de minst intensieve behandeling. Ook de minimale interventies die gebruikt worden kunnen een
positiefeffect op de klachten hebben, gelijk aan dat van traditionele psychologische behandelingen.
2. De stepped care-benadering leidt ertoe dat voorzieningen binnen de geestelijke gezondheidszorg zo effectief
mogelijk gebruikt worden.
3. De minimale interventies en de stepped care-benadering moeten acceptabel zijn voor zowel de patiënt als
de behandelaar.
Stap 1:
- vanuit klachtenexploratie benoemen factoren die de klachten in stand kunnen houden
- het geven van voorlichting en advies
- gezamenlijk opstellen van een plan
- uitvoeren controles bij sterkte belemmering functioneren of aanhoudende ernstige klachten na 1 week of bij
niet meer verbeteren functioneren na 2-4 weken.
> dit is vaak voldoende voor patiënten met SOLK die een lichte functionele belemmeringen ervaren.
Stap 2:
- Verwijzing naar andere eerstelijnshulpverleners, als stap 1 onvoldoende oplevert. Dit zijn bv. fysio- of
oefentherapeut. De huisarts spreekt om 4-6 weken controle af bij aanhoudende functionele belemmeringen.
Stap 3:
- verwijzing naar tweedelijnshulpverleners of multidisciplinaire teams of behandelcentra. Het is belangrijk dat 1
hulpverlener de leiding houdt.
Predisponerende factoren = die vaak al lang aanwezig zijn en die patiënten kwetsbaar maken voor het
ontwikkelen van SOLK.
- Biologische = genetische kwetsbaarheid en chronische somatische aandoeningen
- Psychologische = lichamelijk of seksueel misbruik, geweld, verwaarlozing, onveilige hechting, psychiatrisch
- Sociale = omgaan met ziekte in gezin
Uitlokkende factoren = factoren die de klachten luxeren.
- Biologische = maagdarminfecties bij IBS, Pfeiffer of andere infectie bij chronische vermoeidheid
- Psychologische = stress of overbelasting, acute stress en psychiatrische ziekte
- Sociale = verlies naaste, echtscheiding, dreigend ontslag.
In standhoudende factoren = die herstel belemmeren, doordat klachten worden onderhouden en er een
vicieuze cirkel ontstaat, waarbij patiënten steeds minder belastbaar worden.
- Biologische = conditieverlies, minder belastbaarheid, meer gevoeligheid in perceptie prikkels
- Psychologische = ongerustheid, angst, disfunctionele ziektebeleving
- Sociale = weinig steun, gedrag, ziektewinst
Het draagkracht/draaglastmodel is dat patiënten individueel verschillen in mogelijkheden om belastende
situaties en gebeurtenissen het hoofd te bieden. Het weerspiegelt de balans tussen wat iemand aankan en wat
de belasting is. Draagkracht is sociale steun, lichamelijke conditie en gezondheidsvaardigheden. Draaglast
is/zijn de problemen op dat moment.
Biologische mechanismen:
- Sensitisatie = steeds meer reageren op prikkels waar eerst geen reactie op was
- Autonoom zenuwstelsel = te hoge activiteit sympathische zenuwstelsel, door stress. Het lichaam reageert
heftiger dan het op de prikkel hoort te reageren.
- Hypothalamus-hypofyse-bijnier as = angst, stress of bezorgdheid zorgt voor cortisol
- Immuunsysteem = vrijkomen van cytokinen
- Somatosensorische amplificatie = focussen op lichaam geeft meer klachten bij verliefdheid dan bij depressie
- Vicieuze cirkel = hartkloppingen > angst er is iets mis > meer aandacht naar binnen > toename angst >
toename hartkloppingen.
, Onverklaarde klachten komen veel voor:
- 25-50% van alle klachten bij de HA, 10% consulten bij de HA
- 30-70% bij de medisch specialist
> vooral moeheid, hoofdpijn, slapeloosheid, slecht slapen, pijn in nek/schouder/bovenrug, nervositeit, pijn in
beide heupen of knieën. Je ziet het vooral bij mannen. Bij 66% zie je verbetering, bij 33% verslechtering en bij
2,5% is het chronisch. Indicatoren voor slechte prognose is het aantal klachten, ernst van de klachten en
functionele beperkingen. Onverklaarde klachten hebben vaak een psychosociale oorzaak. Patiënten ontkennen
psychosociale achtergronden van de klachten. Ze vragen vaak om onnodig en schadelijk medisch ingrijpen.
Somatisch-symptoomstoornis zijn onverklaarbare of functionele aandoeningen. Er zijn lichamelijke klachten
waar de patiënt onder lijdt en die het dagelijkse leven verstoren. Er zijn gedachten, gevoelens of gedragingen
samenhangend met de lichamelijke klachten of zorgen over de gezondheid. Er is alleen geen bewijs uit
onderzoeken voor de aanwezigheid van een oorzaak van de klachten. Het is psychiatrisch.
In het hoofd van de dokter: In het hoofd van de patiënt:
- Psychologische stress - Voelen zich negatief beoordeeld
- Patiënt geen inzicht in achtergronden klachten - Klachten gezien als psychisch
- Klacht zelf niet het echte probleem - Patiënten voelen scepsis
- Patiënt oefent druk uit - Dokter verwerpen echtheid
- Discongruentie tussen pijn en werkelijke last - Patiënt is ontevreden over zorg
- SOLK is het terrein van de huisarts - Patiënt heeft grotere expertise
Wat willen patiënten met SOLK:
1. Uitleg
2. Betrokkenheid
3. Serieus genomen worden
4. Naam voor klachten
5. Meer tijd dan de huisarts geeft
6. Niet altijd hun problemen bespreken
Rol van het consult bij SOLK door dokter:
- Exploreren klachten, opvattingen, verwachtingen en gevoelens minder goed
- Stellen alle soorten somatische interventies vaker voor dan patiënten
- Geven vaak gelijktijdig somatische en psychosociale verklaringen
- Tonen zelden empathie
Rol van het consult bij SOLK door patiënt:
- Zoeken niet meer somatiek dan patiënten met andere klachten
- Zoeken meer emotionele ondersteuning
- Geven vaak psychosociale hints
- Vragen niet vaker uitleg of geruststelling
- Zijn bezorgder of de dokter hen wel serieus neemt
Benoemen als je denkt dat het SOLK is:
- Ik zie dat je je zorgen maakt en klachten hebt
- Bij onderzoek zie ik niks wat iets kan verklaren
- Maar het lichaam lijkt uit balans
- Niks noemen over stress of tussen je oren
- Patiënt zelf oplossingen laten bedenken
Belangrijk bij uitleg:
- Gebruik metaforen die aansluiten op de via SCEGS verzamelde informatie (rugzak, filter, lift)
- Gebruik bekende somatische mechanismen (spierafbraak, hypofyse-bijnier-as, autonoom zenuwstelsel)
- Gebruik vicieuze cirkels
- Gebruik energiebalans (wat geeft energie, waar krijg je energie van)
Multimorbiditeit