Een Sociologie samenvatting van het boek Sociologie voor de praktijk. Hoofdstuk 1 tot en met hoofdstuk 10. Met alle begrippen gemarkeerd en handige lijstjes om te leren.
fine but there are a lot of spelling errors in it and a bad sentence structure which makes some sentences wrong
Show more reviews
Seller
Follow
Soraya97
Reviews received
Content preview
Hoofdstuk 1: Inleiding
1.1 Inleiding
Je kunt zeggen dat de sociologie antwoord probeert te geven op de vraag: hoe slagen mensen erin
samen te leven? Met het accent op samen.
In de sociologie slaat ‘’sociaal’’ op de menselijke betrekkingen, en omdat mensen te allen tijde deel
uitmaken van een samenleving, kunnen zij in een sociologische context als het ware niet niet-sociaal
zijn.
Psychologie: onderzoek naar gedrag en de gevoelens bij dat gedrag vanuit het individuele
gezichtspunt.
Economie: onderzoek naar de wijze waarop de productie en distributie van schaarse goederen in de
samenleving worden geregeld.
Politicologie: onderzoek naar de manier waarop mensen vormgeven aan de toekomst van de
samenleving.
Sociologie: onderzoek naar het gedrag van individuen en groepen vanuit het maatschappelijke
gezichtspunt.
De sociologie houdt zich bezig met het verklaren van gedrag van individuen en groepen van mensen
vanuit de maatschappelijke invloeden die ze ondergaan.
1.2 Wat doet sociologie?
Auguste Comte benadrukte dat het de belangrijkste taak van de sociologie was om ongefundeerde
‘’geloven’’ over de werking van de samenleving door te prikken en te vervangen door
wetenschappelijke inzichten.
Een belangrijk onderdeel van de sociologie is het blootleggen van bestaande (machts)verhoudingen.
Deze functie van ideologiekritiek maakt de sociologie niet altijd populair, en ze vormt ook de reden
dat de sociologie eigenlijk altijd een omstreden tak binnen de wetenschap is.
Sociologie als wetenschap geeft inzicht in menselijk gedrag en is daarmee ook goed bruikbaar om de
samenleving te besturen. Dit noemen we de beheersfunctie van de sociologie.
Ten slotte heeft de sociologie een ordenende functie. Dat wil zeggen dat sociologen mede tot taak
hebben om in een min of meer onoverzichtelijke werkelijkheid een zodanige samenhang aan te
brengen dan situaties overzichtelijker en begrijpelijker worden en bijvoorbeeld in een
maatschappelijke context worden geplaats. Een probleem waarmee de sociologie met betrekking tot
deze ordenende functie worden geconfronteerd, is dat de begripsvorming dikwijls direct betrekking
heeft op onze dagelijkse leefsituaties, waar ieder mens wel een beetje verstand van heeft.
Individuen hebben vaak de illusie dat beslissingen die zij nemen of stappen die zij zetten uniek zijn,
dat ze – met andere woorden – als individu op zichzelf staan. In de persoonlijke belevingswereld is dit
ook juist, maar vanuit maatschappelijk perspectief gezien zit er achter individuele ontwikkelingen en
beslissingen een maatschappelijke ‘’logica’’. De Amerikaanse socioloog Wright Mills pleitte voor het
aanbrengen van een koppeling tussen deze individuele belevingswereld en de maatschappelijke
logica, en hij gebruikte in dit verband de term sociologische verbeeldingskracht. Hij bedoelde
hiermee dat mensen ogenschijnlijk los van elkaar staande persoonlijke ervaringen, situaties en
problemen moeten leren zien in het licht van de manier waarop de maatschappij functioneert. Pas
dan kun je immers ook adequaat met deze ervaringen, situaties en problemen omgaan. Wright Mills
beschreef dat private troubles veranderen in public issues, oftewel dat persoonlijke moeilijkheden
,sociale problemen worden wanneer voor het ontstaan bovenpersoonlijke oorzaken en sociale
processen zijn aan te wijzen.
De socioloog Kees Schuyt geeft zes criteria om een probleem als een sociologisch relevant probleem
te identificeren:
1. Er moet sprake zijn van een aanzienlijk aantal getroffenen
2. Het moet gaan om persoonlijk letsel van die getroffenen (de private troubles van Wright
Mills)
3. Het moet samenhangen met andere problemen
4. Het probleem is niet van tijdelijke aard, maar structureel en van lange duur
5. Het moet bovenpersoonlijke oorzaken hebben
6. Het moet tegen serieuze waarden ingaan
1.4 Individu en samenleving
Een van de belangrijkste taken van de sociologie is dus om te ontdekken ‘’in wat voor water de mens
zwemt’’. Niet zomaar, maar om overzicht te verschaffen. Zodra we in het bezit zijn van een dergelijk
overzicht, bezitten we ook de capaciteit om denkbeeldige nieuwe of andere leefomstandigheden te
formuleren. Deze denkbeeldige situaties kunnen op hun beurt een leidraad voor het handelen zijn.
Op deze wijze zijn mensen in principe in staat hun eigen leefmilieu bewust te beïnvloeden. Heel
banaal gesteld: mensen worden door hun samenleving gevormd, maar vormen op hun beurt ook
weer de samenleving.
De vermogen om iets aan de samenleving te veranderen, is een centraal thema in dit boek. Dit
vermogen heeft veel te maken met macht.
Wanneer het in dit boek gaat over macht, dan gaat het om de volgende drie elementen:
1. Het vermogen om doelstellingen in de toekomst te formuleren;
2. Het vermogen om daarvoor middelen te wenden;
3. Het vermogen om via die middelen invloed uit te oefenen.
Toelichting:
1. Dit vermogen kan pas bestaan als mensen in voldoende mate onderscheid weten te maken
tussen de werkelijkheid zoals die is of zoals zij die waarnemen, en de werkelijkheid zoals die
zou kunnen zijn of worden.
2. Als doelstellingen voor de toekomst eenmaal gekozen zijn, gaat het vervolgens om het
vermogen om de middelen aan te wenden om ze te realiseren. De ene mens beschikt
daarvoor over meer middelen dan de andere. Dit heeft te maken met de posities die mensen
in de samenleving innemen en de opbouw van de samenleving zelf. De één verkeert in een
positie om andere te bevelen, de ander moet gehoorzamen etc.
3. Ten slotte gaat het om het vermogen de vastgestelde doelstellingen met behulp van de
beschikbare middelen te realiseren en zo andere te beïnvloeden. Er zijn in de samenleving
immers bijna geen doelstellingen realiseerbaar onafhankelijk van andere. Dat maakt mensen
ook tot sociale wezens.
, Hoofdstuk 2: Socialisatie
2.2 Socialisatie
Er is weleens verondersteld dat kinderen vanuit zichzelf niet goed of slecht zijn. Ze zijn als het ware
een onbeschreven blad, een tabula rasa. Hoe kinderen worden, zou dan helemaal afhangen van wat
ze van andere mensen leren.
De laatste jaren wordt dit idee weinig meer aangehangen. Kinderen blijke ook hun eigen
persoonlijkheid te bezitten: hoe ze zijn, is niet simpelweg aan hun ouders te danken of te wijten. Dat
neemt niet weg dat de invloed van de omgeving van het kind er groot is. Om het gedrag van mensen
te kunnen verklaren, wordt er daarom ook gekeken naar wat ze aangeleerd wordt; tegelijkertijd
beseffen we dat er ook aangeboren gedrag is. De verhouding tussen aangeboren en aangeleerd is
een bron van veel onderzoek en discussie, ook wel het nature-nurture-debat genoemd.
Het proces waarbij mensen leren zich sociaal te gedragen in de voor hen relevante groepen wordt
socialisatie genoemd. Deze socialisaties begint al bij de geboorte – volgens sommige pedagogen al
daarvoor. De socialisators zijn aan het begin meestal de opvoeders, de ouders, broertjes of zusjes en
de kinderopvang. Naarmate we ouder worden, krijgen we met steeds meer socialisators en
socialiserend instanties te maken, zoals het onderwijs, een sportvereniging, de kerkgemeenschap.
Bij onze socialisatie leren we dus behalve feitelijke gegevens ook de opvattingen over hoe iets hoort.
Bij de opvattingen over hoe we ons dienen te gedragen is een onderscheid te maken tussen waarden
en normen.
2.3 Waarden
Onder waarden verstaan we de met andere gedeelde voorstelling over wat juist en goed is en
daardoor nastrevenswaardig. Waarden zijn vaag of abstract, zoals vredelievendheid, gerechtigheid,
veiligheid, rechtvaardigheid of eerlijkheid.
Waarden scheppen binnen groeperingen samenhang.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen de wij-cultuur (groepsgericht) en de ik-cultuur
(persoonsgericht).
Ooit heerste er ook in Nederland een wij-cultuur, maar het is hier minder belangrijk geworden om bij
een groep te horen. We zijn individualistischer geworden. Er is ook minder sociale cohesie (sociale
samenhang).
Wanneer waarden worden omgezet in een visie op de toekomst of een gewenste
ontwikkelingsrichting, spreken we over doelen. Een doel is een denkbeeldige toekomstige situatie
die wij nastreven.
Aan waarden zijn twee aspecten te onderscheiden: hoe erover gepraat wordt (zeg-gedrag) en wat er
gedaan wordt (doe-gedrag). Of we ons aan de waarden houden, hangt van de situatie af. Waarden
zijn met andere woorden voorwaardelijk.
De ene waarde wordt hoger gewaardeerd dan de andere, en ook de rangorde die in een samenleving
wordt aangebracht, verschilt. Zo kan de waarde eerlijkheid afhankelijk van de situatie of groep
ondergeschikt gevonden worden.
, Waarden fungeren als een maatstaaf voor het beoordelen van het gedrag in bepaalde situaties (de
gedragsregel of het gedragsvoorschrift dat hieruit voortvloeit, noemen we een norm; volgende
paragraaf)
2.4 Normen
Waarden worden voor ‘’dagelijks gebruik’’ omgezet in normen. Normen zijn concrete gedragsregels
die aangeven wat verwacht wordt in een bepaalde situatie, wat je moet doen of juist niet moet doen.
De waarde ‘’beleefdheid’’ wordt bijvoorbeeld vertaald in de normen ‘’mensen niet in de rede vallen’’
of ‘’in de winkel op je beurt wachten.’’
Normen zijn te onderscheiden in:
- Morele normen over goed en kwaad;
- Juridische normen over legaal of niet legaal
- Sociale normen over gepast en ongepast
2.5 Bewust niet-bewust gedrag
Het proces waarin je je verwacht gedrag eigen maakt en denk dat het uit jezelf komt, zodat je het
zonder nadenken automatisch doet, wordt het proces van internalisering genoemd.
Geïnternaliseerd gedrag kan zo sterk zijn dat we ons erg vervelend voelen wanneer we ervan moeten
afwijken.
Een bijzondere vorm van internalisering is hospitalisering. Mensen kunnen in een situatie
terechtkomen waarin hun gedrag zo door andere bepaald en geregeld wordt, dat ze zelf nauwelijks
meer enig initiatief kunnen nemen. Instellingen als bejaardenhuizen, kloosters, kazernes en
gevangenissen kunnen hier voorbeelden van leveren. Voor mensen die daaruit komen, is het vaak
erg moeilijk weer ‘’gewoon’’ zelfstandig gedrag te vertonen.
2.6 Rollen en rollenconflicten
Wanneer we het hebben over zo’n complex van normen en verwachtingen met betrekking tot het
gedrag en de positie van iemand anders, spreken we over een rol. We kunnen spreken over de rollen
van verkopers, arts, huisvrouw, vader, zoon etc.
Een rol is op zich iets onpersoonlijks. Dat betekent dat we zonder de roldrager te kennen toch
verwachtingen hebben over wat hij of zij moet doen: de verkoper moet een klant correct helpen, de
arts moet haar patiënten beter maken. Deze rollen leren we tijdens onder socialisatie. Net als
normen zijn rollen ‘’gegeven’’, maar zullen ze ook weer in de loop der tijd en per groep variëren.
Over de eisen van de roldrager verschillen de meningen nogal. De verwachtingen kunnen zo
uiteenlopen dat ze moeilijk te combineren zijn. We spreken dan van een rollenconflict; we maken
onderscheid tussen een extern en een intern rollenconflict.
Bij een extern rollenconflict kan iemand als gevolg van de verschillende posities die gij tegelijkertijd
inneemt, de verschillende verwachtingen die aan hem gesteld worden moeilijk combineren.
Bij een intern rollenconflict gaat het om één sociale positie die moeilijk te combineren is met
verschillende verwachtingen die aan iemand gesteld worden. De arts bij de arbodienst wordt door de
werknemers geacht op te treden als beschermer van hun gezondheid, terwijl hij bij de bedrijfsleiding
gezien wordt als de terugdringer van het ziekteverzuim.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Soraya97. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.