Hoofdstuk 1: ‘ De kijk van de sociologie
1.1. Inleiding
Taak sociologie: (3 kenmerken)
Vraag stellen waarom praktijken, gebruiken, dat u op het vlak van arbeid en Werkgelegenheid zijn
zoals we ze kennen, of ze ooit anders waren en of ze anders zouden kunnen zijn.
1. Observatie van wat, evolutie doorheen de tijd
2. Alles is contingent, maar daarom nog niet arbitrair
a) Contingent: iets had anders kunnen zijn dan hoe het nu is
▪ Hoe komt het dat wij hier zo zitten?
▪ Afhankelijk van een specifieke context
b) Arbitrair: verklaren van manier waarop iets is
▪ Manier waarop de arbeid organiseren in resultante van een bepaalde
evolutie
Arbeidsbestel:
3. Verschillende lagen:
a) Micro: individu
▪ Vb.: weinig marge om te handelen over loon als leerkracht
b) Meso: groepen
c) Macro: samenleving als geheel
4. Verschillende onderdelen: arena’s van arbeidssociologie
1.2. De sociologie als wetenschap van het maatschappelijke spel
= Samenlevingskunde
= wetenschappelijke inzichten proberen te geven In het hoe en waarom van het samenleven van
mensen en allerhande sociale verbanden of interactiekaders
Metafoor van het spel de verhouding tussen de samenleving (het speelveld), de sociale spelregels
(zoals wetten) en de mensen die dagelijks handelen in die samenleving (de spelers).
• Sociologen proberen hierbij op zoek te gaan naar oorzaken en gevolgen
• Sancties indien overtreding (on)uitgesproken regels
Maatschappelijke posities gaan dan ook gepaard met elk hun eigen rollen
• Set van verwachtingen die je hebt t.o.v. iemand die de rol invult
o Indien niet voldaan -> sanctie
o Indien goed voldaan -> appreciatie (/ beloning)
o Gaat gepaard met prestige (hogere waardering naargelang je rol)
▪ Beroepen (gelinkt aan prestige) zorgen voor maatschappelijke taakverdeling
= arbeidsdeling
o Verworven positie (meritocratie)
toegeschreven positie (aristocratie) = basis van geboorte of traditie
o Rollenconflict: conflict tussen verwachtingen van 2 rollen
,Socialisatie:
• primair (gezinscontext)
• secundair (schoolcontext -> nieuwe rollen en speelvelden)
o vanzelfsprekend aanschouwen op een bepaald moment
• vernieuwing kan indien socialisatie niet volledig voldaan is
• traagheid der dingen als gevolg van strikte socialisatie
Sociological imagination (C. Wright Mills): middel om een verband te leggen tussen wat ze
waarnemen over de samenleving en de onderliggende processen, structuren en
(machts)verhoudingen die daaraan ten grondslag liggen.
• Individuen binnen sociale contexten
• Individuele keuzen en sociale afhankelijkheden samen kunnen denken:
o “Individuen construeren de samenleving en de samenleving construeert individuen”
1.3. De vijf belangrijke vraagstukken van de sociologie
5 thema’s:
1. Spanningsveld tussen individu en het collectieve
2. Samenleving als bron van mogelijkheden, maar tegelijk ook de oorzaak van beperkingen voor
het individu
3. Sociale oorzaken van menselijk gedrag en denken
4. Samenwerking (solidariteit) en identificatie (gelijkheid) tussen mensen en sociale groepen
5. Competitie (strijd) en onderscheid (ongelijkheid) met andere leden van de sociale groep of
tussen sociale groepen
1.3.1. Individu en samenleving
Spanningsveld in streven naar vrijheid van het individu en de dwang die uitgaat van de collectiviteit.
Sociologen: misleidend te zeggen dat samenleving individu berooft van vrijheid
Het proces van socialisatie: stap voor stap nemen de individuen stukken van de samenleving in hun
op, Door een vaardigheden aan te leren, door nieuwe relaties aan te gaan, door ons smaken,
betekenissen, waarden en normen eigen te maken.
1.3.2. De samenleving als bron van mogelijkheden en beperkingen
Illusie dat persoonlijk geluk en succes grotendeels in eigen handen
Feitelijke solidariteit: Kenmerk van elk maatschappelijk verband
• Warme solidariteit
• Koude solidariteit: heeft niets te maken met banden van wederzijdse genegenheid compassie
of welwillendheid (ingebakken in het DNA van de moderne samenleving)
o Voorbeeld: Voorzieningen van de welvaartstaat (p23)
Sociale krachten die handelsmarges opleggen:
• Toegang tot schaarse middelen
• Waarden en normen vasthangen aan bepaalde (sub)-cultuur
o vb.: Belgische bescheidenheid
, 1.3.3. De sociale oorzaken van menselijk gedrag en denken
Is hetgeen wat ik denk beïnvloedt door de groep?
Een sociaal feit: herbevestiging van dominante strategie (vb.: iedere keer in les zitten)
• je bestudeert een sociaal feit, niet de individuen!
Sociale werkelijkheid: verbinding tussen mensen met als bouwstenen de sociale feiten
= eigensoortige werkelijkheid, die niet kan worden gereduceerd tot de som van de eigenschappen
van individuen, hun behoeften of hun neigingen (Durkheim)
1.3.4. Samenwerking en identificatie
Paradox: beperkingen (door maatschappij voor individu) zorgen ook voor mogelijkheden
Sociale ongelijkheden en structurele conflicten <-> interactie en communicatie
1. Traditionele (premoderne) samenleving: eenvoudige sociale structuur, geringe arbeidsdeling
• Mechanische/ warme solidariteit: op basis van familie- of geografische banden
2. Moderne samenleving: complexe sociale structuur, verregaande arbeidsdeling
• Paradox: maatschappelijke welvaart gaat hand in hand met individuele hulpeloosheid
• Organische/ koude solidariteit: uitgaande van complementariteit
Sociaalzekerheidsstelsel is hierop gebaseerd
1.3.5. Competitie en onderscheid
Basis conflict: schaarse goederen
• Materieel: grond
• Sociaal: godsdienst
Niveau:
• Maatschappelijke conflicten: vaak over sociaal gewaardeerde middelen
o Botsing van ideeën en van groepen die die ideeën vertegenwoordigen ->
klassenconflict (,waardenconflict)
o Voorbeeld: klassenconflict: strijd tussen werkgever en werknemer, waardenconflict:
minimumleeftijd van euthanasie
• Individuele conflicten
o Dagelijkse kost
Waarneembaarheid
• Manifest conflict
o Open
o Zichtbaar voor betrokkenen en toehoorders (+ gevolgd door actie)
o Voorbeeld: oorlog Oekraïne, Israël -> Palestina (latent naar manifest)
• Latent conflict
o Aanwezig, maar niet waargenomen door betrokkenen en toehoorders
o Voorbeeld: burn-out als gevolg van stress
, Gevolgen conflict en onderscheid (conflictparadox):
• Functioneel: leiden tot dynamiek groei en transformatie in samenlevingsverband -> positief
• Disfunctioneel: in weg staan van goede werking van het samenlevingsverband -> negatief
1.4. De sociologie: een wetenschap van het sociale
= wetenschap van het menselijk samenleven
Mensen maken zelf definities -> vatbaar voor discussie
1.4.1. De eigen aard van de sociale wetenschappen
Verschillen:
Natuur(wetenschappen) Samenleving(sociologie)
Natuurwetten zijn universeel Particuliere en variabele wetmatigheden
geldig en (ongeveer) vast “Voorspellen is per definitie een relatieve bezigheid voor sociale
Processen in plaats van wetten wetenschappers”
-> uitkomsten zijn niet
deterministisch
De kennis is cumulatief De kennis is afhankelijk van de context
(natuur bestaat uit volkomen “De samenleving functioneert volgens particuliere
reproduceerbare elementen) wetmatigheden”
Experimenteel onderzoek Experimenteel (/ proefondervindelijk) onderzoek is niet mogelijk
• Praktische en ethische beperkingen:
• Maatschappelijke experimenten zouden onethisch
zijn
• Beperking tot natuurlijke experimenten
• Eenmalig verschijnsel
• experimentele effect: anders gedragen wanneer men bewust
is van het onderzoek
Voorbeeld: Hawthorne-effect
Elton Mayo wou een verband aantonen tussen
arbeidsomstandigheden en vermoeidheid en productiviteit van de
arbeiders. (Conclusie van Mayo: betere prestatie door aandacht)
-> human relations schools
Sluitend voorspelbaarheid op Probabiliteitsverbanden: een bepaalde kans dat fenomeen B zich
basis van strikt causale voordoet als A gebeurt
verbanden • Structurele onzekerheid
1.4.2. De sociologie als empirische wetenschap
Gelijkenissen:
• Waarnemen, beschrijven, analyseren en verklaren van sociale werkelijkheid
o Werkdefinitie:
“Sociologie is de wetenschap die de maatschappelijke patronen en structuren
bestudeert, in hun ontstaan, voortbestaan en veranderen.”
o Sociaal handelen (zowel sociaal als asociaal gedrag) -> intermenselijk interactie
• +/- vaste resultaten: patronen (vb.: opvattingen) en structuren
Dimensies in iedere samenleving
• Gedragspatronen
o Positionele/ relationele dimensie (relaties en posities)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller YaelLingier. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.11. You're not tied to anything after your purchase.