Cursus Belastingrecht Inkomstenbelasting 2018-2019
Een complete en duidelijke samenvatting van het vak Inkomstenbelasting. Deze samenvatting biedt structuur en vele voorbeelden om je zo goed mogelijk te kunnen voorbereiden op het tentamen.
FISCAAL PARTNERSCHAP ............................................................................................................................ 2
HET UNIFORME PARTNERBEGRIP VAN ART. 5A AWR ....................................................................................................... 2
UITBREIDINGEN EN BEPERKINGEN TEN BEHOEVE VAN DE IB ............................................................................................... 4
LOON ....................................................................................................................................................... 10
WERKNEMER ......................................................................................................................................................... 10
INHOUDINGSPLICHTIGE ............................................................................................................................................ 12
BIJ OF KRACHTENS DEZE WET AAN TE WIJZEN ANDERE PERSONEN...................................................................................... 12
ART. 13BIS LB: AUTO VAN DE ZAAK ............................................................................................................................ 16
ART. 10A LB: AANDELENOPTIERECHTEN...................................................................................................................... 16
WERKKOSTENREGELING ........................................................................................................................... 19
GERICHTE VRIJSTELLINGEN ........................................................................................................................................ 20
NIHILWAARDERING ................................................................................................................................................. 23
POST-ACTIEVE WERKNEMERS .................................................................................................................................... 24
RESULTAAT UIT OVERIGE WERKZAAMHEDEN ............................................................................................ 27
BRON VAN INKOMEN ............................................................................................................................................... 27
ART. 3.90 IB: RESULTAAT UIT OVERIGE WERKZAAMHEDEN ............................................................................................. 29
TERBESCHIKKINGSTELLINGSREGELING .......................................................................................................................... 30
LUCRATIEF BELANG.................................................................................................................................................. 31
NORMAAL VERMOGENSBEHEER (ART. 3.91 LID 1 SUB C IB) ............................................................................................ 32
PERIODIEKE UITKERINGEN ........................................................................................................................ 34
LIJFRENTE .............................................................................................................................................................. 35
SYSTEMATIEK IN DE WET ........................................................................................................................................... 35
UITKERINGEN OP GROND VAN EEN PUBLIEKRECHTELIJKE REGELING.................................................................................... 35
UITKERINGEN OP GROND VAN HET FAMILIERECHT .......................................................................................................... 36
UITGAVEN VOOR INKOMENSVOORZIENINGEN .......................................................................................... 39
LIJFRENTEAFTREK WEGENS PENSIOENTEKORT................................................................................................................ 39
OMVANG VAN DE PREMIEAFTREK ............................................................................................................................... 42
NEGATIEVE UITGAVEN VOOR INKOMENSVOORZIENINGEN ........................................................................ 43
EMIGRATIE (ART 3.136 IB) ...................................................................................................................................... 43
EIGEN WONING ........................................................................................................................................ 44
BEGRIP ‘EIGEN WONING’ .......................................................................................................................................... 44
EIGENWONINGFORFAIT ............................................................................................................................................ 44
EIGENWONINGSCHULD............................................................................................................................................. 45
PERSOONSGEBONDEN AFTREK.................................................................................................................. 47
VOORWAARDEN ..................................................................................................................................................... 50
WIJZE VAN AFTREK .................................................................................................................................................. 51
WIJZE VAN HEFFING: LOON- EN INKOMSTENBELASTING ............................................................................ 53
INKOMSTENBELASTING ............................................................................................................................................. 53
LOONBELASTING ..................................................................................................................................................... 54
PREMIEHEFFING SOCIALE VERZEKERINGEN................................................................................................ 55
HEFFINGSKORTINGEN ............................................................................................................................... 57
AANMERKELIJK BELANG ........................................................................................................................... 59
,Fiscaal partnerschap
In art. 5a AWR is een uniform partnerbegrip opgenomen dat o.a. doorwerkt naar de Wet IB 2001. Art.
1.2 IB verwijst naar dat uniforme partnerbegrip. Daarnaast bevat art. 1.2 IB een aantal uitbreidingen
en beperkingen van het uniforme partnerbegrip die specifiek gelden voor de IB.
Het uniforme partnerbegrip van art. 5a AWR
Gehuwden
Op grond van art. 5a lid 1 sub a AWR worden gehuwden en daarmee op grond van art. 2 lid 6 AWR
gelijkgestelde geregistreerde partners vanaf het moment dat zij volgens het Burgerlijk Wetboek als
gehuwd of geregistreerd worden aangemerkt in beginsel als elkaars partner aangemerkt. Niet van
belang is of ze ook op hetzelfde woonadres in de basisregistratie personen of een daarmee naar aard
en strekking overeenkomende registratie buiten Nederland staan ingeschreven. Ook de echtgenoten
die duurzaam gescheiden leven of kiezen voor een zogenoemd ‘lat-huwelijk’ zijn derhalve fiscale
partners van elkaar.
Casusvraag
Mirjam en Loes hebben een geregistreerd partnerschap. Loes heeft een eigen woning in Rotterdam;
waar Mirjam een huurflat heeft. Mirjam en Loes verblijven de helft van de tijd in hun eigen woonruimte
en de andere helft van de tijd brengen zij gezamenlijk door in hetzij de woning van Loes, hetzij de
huurflat van Mirjam.
Zijn Mirjam en Loes partners? Ja, op grond van art. 5a lid 1 sub a AWR jo. art. 2 lid 6 AWR. Voor
gehuwden geldt niet de eis dat zij op hetzelfde adres staan ingeschreven.
Ongehuwden
Voor ongehuwd samenwonenden geldt dat zij aan drie voorwaarden moeten voldoen om als partner
te kunnen worden aangemerkt. Uit art. 5a lid 1 sub b AWR volgt dat zij partner van elkaar zijn indien
zij:
• Meerderjarig zijn;
• Een notarieel samenlevingscontract hebben afgesloten; en
• In de BRP ingeschreven staan op hetzelfde woonadres.
Partnerschap gedurende een deel van het kalenderjaar
Art. 5a lid 2 AWR: degenen die op grond van art. 5a lid 1 AWR voor een deel van het kalenderjaar als
elkaars partner worden aangemerkt, worden ook als zodanig aangemerkt in andere perioden van dat
kalenderjaar, voor zover ze in die perioden op hetzelfde woonadres stonden ingeschreven.
Indien belastingplichtigen in de loop van het kalenderjaar huwen of een notarieel
samenlevingscontract aangaan, worden ze ook voor de periode voorafgaand aan dat moment als
elkaars partners aangemerkt, tenminste als ze ook in die periode op hetzelfde woonadres stonden
ingeschreven.
Hetzelfde geldt bij scheiding van tafel en bed, echtscheiding en het verbreken van het notariële
samenlevingscontract in de loop van het kalenderjaar, terwijl de betrokken personen ingeschreven
blijven op hetzelfde woonadres.
2
,Voorbeelden
Wanneer twee ongehuwden op 1 januari van het kalenderjaar op hetzelfde woonadres staan
ingeschreven bij de BRP en op 1 maart een notarieel samenlevingscontract afsluiten, zijn ze derhalve
al vanaf 1 januari elkaars fiscale partner.
Wanneer twee gehuwden op 1 maart formeel zijn gescheiden en zij tot 1 juli op hetzelfde woonadres
staan ingeschreven bij de BRP, blijven ze tot 1 juli elkaars fiscale partner.
Wanneer twee gehuwden op 1 december zijn gescheiden en tot 1 maart van het volgende kalenderjaar
op hetzelfde woonadres blijven ingeschreven, volgt uit art. 5a lid 2 AWR dat het fiscale partnerschap
op 31 december voor het eerstgenoemde kalenderjaar eindigt.
Art. 1.2 IB geeft echter aanvullende regels, waardoor het fiscale partnerschap van de betrokken ex-
gehuwden toch niet op die datum hoeft te eindigen. Zolang zij ingeschreven blijven staan op hetzelfde
woonadres worden ze als ongehuwden beschouwd en worden ze als fiscale partners aangemerkt als
zich een van de in art. 1.2 lid 1 sub a t/m f IB genoemde omstandigheden voordoet.
Scheiding van tafel en bed en echtscheiding
Op grond van art. 5a lid 3 AWR wordt een persoon die formeel van tafel en bed is gescheiden, als
ongehuwd aangemerkt. De wetgever beoogt hiermee de gevolgen van formele scheiding van tafel en
bed en formele echtscheiding gelijk te doen zijn. Immers, in tegenstelling tot formele echtscheiding
leidt formele scheiding van tafel en bed niet tot ontbinding van het huwelijk. Men blijft vooralsnog
gehuwd waardoor de van tafel en bed gescheiden echtgenoten zonder art. 5a lid 3 AWR elkaars fiscale
partner zouden blijven op grond van art. 5a lid 1 sub a AWR.
In art. 5a lid 4 AWR is bepaald dat gehuwden niet langer als elkaars partner aangemerkt worden indien:
a. Een verzoek tot echtscheiding dan wel tot scheiding van tafel en bed is ingediend.
b. Ze niet langer staan ingeschreven op hetzelfde woonadres in de BRP.
Deze bepaling slaat op de gevallen waarin het huwelijk gaat eindigen, dan wel de gehuwden van tafel
en bed gaan scheiden, maar de ontbinding van het huwelijk of een scheiding van tafel en bed nog niet
heeft plaatsgevonden terwijl het verzoek hiertoe wel bij de rechtbank is ingediend.
In die gevallen wordt het partnerschap geacht te zijn verbroken, indien de (nog steeds officieel)
gehuwden reeds bij het verzoek tot echtscheiding respectievelijk scheiding van tafel en bed niet langer
op hetzelfde woonadres staan ingeschreven in de BRP. Het al dan niet ingeschreven staan op hetzelfde
woonadres in de BRP is dus ook hier leidend. Het criterium duurzaam gescheiden leven is niet langer
relevant.
Als de echtgenoten formeel van tafel en bed zijn gescheiden, maar nog wel op hetzelfde adres staan
ingeschreven in de BRP, blijven zij voor dat kalenderjaar nog elkaars partner op grond van art. 5a lid 2
AWR. Voor de periode na het kalenderjaar geldt dat zij als ongehuwden ook elkaars partner blijven,
indien een van de voorwaarden van art. 1.2 lid 1 sub a t/m f IB van toepassing is. Met name het
bepaalde in art. 1.2 lid 1 sub f IB garandeert dat het fiscale partnerschap blijft bestaan zolang de
partners ingeschreven blijven staan op hetzelfde woonadres.
Slechts één partner mogelijk
In art. 5a lid 5 AWR is bepaald dat iemand slechts één partner tegelijk kan hebben. In geval van
gehuwden geldt de oudste verbintenis als beslissend. Bij ongehuwd samenwonenden wordt alleen het
oudste notariële samenlevingscontract in aanmerking genomen. Notariële samenlevingscontracten,
gesloten met meerdere personen, worden niet in aanmerking genomen.
Dus als drie samenwonenden – X, Y en Z – een (gezamenlijk) samenlevingscontract hebben afgesloten,
wordt dit samenlevingscontract genegeerd en wordt er geacht geen samenlevingscontract te zijn. Dat
3
, betekent overigens niet dat binnen dit samenwoningsverband geen sprake kan zijn van fiscaal
partnerschap.
Opname in een verpleeg- of verzorgingshuis
Art. 5a lid 7 AWR: personen die partners waren op grond van art. 5a lid 1 sub b AWR, blijven als
partners aangemerkt nadat de in dat onderdeel bedoelde inschrijving op hetzelfde woonadres niet
langer mogelijk is als gevolg van opname in een verpleeghuis of verzorgingshuis vanwege medische
redenen of ouderdom van een van hen. Deze regeling geldt niet als een van beide aangeeft geen
partner meer te willen zijn aan de belastingdienst.
Uitbreidingen en beperkingen ten behoeve van de IB
Art. 1.2 IB verwijst voor het partnerbegrip in eerste instantie naar art. 5a AWR. Daarnaast is in art. 1.2
IB een aantal uitbreidingen en beperkingen op dit basis partnerbegrip aangebracht.
Ongehuwd samenwonenden, die op hetzelfde woonadres staan ingeschreven en geen notarieel
samenlevingscontract hebben afgesloten, worden voor de IB toch als partners aangemerkt als sprake
is van één of meer van de volgende bijzondere omstandigheden sub a t/m f.
• Sub a: samen kind gekregen
• Sub b: kind van de ander erkend
• Sub c: aangemeld als partner voor pensioenregeling
• Sub d: samen een eigen woning (koop)
• Sub e: samen voor een minderjarig kind zorgen
• Sub f: voorafgaande kalenderjaar reeds partner
Casusvraag
Niels (55 jaar) en Jesper (55 jaar) wonen samen in een huurwoning. Zij zijn niet gehuwd, zijn geen
geregistreerde partners en hebben ook geen notarieel samenlevingscontract. Tot hun huishouden
behoort ook Linda (15 jaar); een dochter uit een eerder mislukt huwelijk van Jesper.
Zijn Niels en Jesper partners? Niels en Jesper zijn niet gehuwd; evenmin is er sprake van een notarieel
samenlevingscontract of een geregistreerd partnerschap, dus geen partnerschap op grond van art. 5a
lid 1 jo. 2 lid 6 AWR. Zij zijn echter wel partners op grond van art. 1.2 lid 1 sub e IB (“het samengesteld
gezin”), want Linda is minderjarig.
In het voorgaande jaar reeds partner
Art. 1.2 lid 1 sub f IB: ongehuwden die in een bepaald kalenderjaar reeds als elkaars partner zijn
aangemerkt omdat ze voldoen aan de daarvoor in art. 5a AWR dan wel in art. 1.2 IB gestelde
voorwaarden worden ook in het daaropvolgende kalenderjaar als elkaars partner voor de IB
aangemerkt, ook al voldoen ze in dat kalenderjaar niet langer aan de daarvoor in art. 5a AWR of art.
1.2 IB gestelde voorwaarden.
Partner gedurende een deel van het kalenderjaar
In art. 1.2 lid 2 IB is een bepaling opgenomen die vrijwel geheel overeenkomt met art. 5a lid 2 AWR.
Op grond van art. 1.2 lid 2 IB geldt dat als personen gedurende een deel van het kalenderjaar voldoen
aan de voorwaarden voor het fiscale partnerschap zij ook als partner gedurende de rest van dat
kalenderjaar worden aangemerkt voor zover zij in die periode op hetzelfde woonadres in de BRP staan
ingeschreven.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tax-student. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.62. You're not tied to anything after your purchase.