Cursus Belastingrecht Inkomstenbelasting 2018-2019
Probleem 5 Inkomstenbelasting omvat alle stof omtrent de periodieke uitkeringen en verstrekkingen. In dit document zijn extra vragen antwoorden toegevoegd.
Algemeen
Art. 3.100 lid 1 IB geeft als het ware het programma van Afdeling 3.5 aan. Het bepaalt dat de
hieronder te belasten inkomsten bestaan uit bepaalde periodieke uitkeringen en verstrekkingen
minus de daarop betrekking hebbende kosten (art. 3.108 IB).
De periodieke uitkeringen en verstrekkingen worden verdeeld in aangewezen periodieke uitkeringen
en verstrekkingen en periodieke uitkeringen en verstrekkingen. De eerste groep wordt genoemd in
art. 3.100 lid 1 onderdeel a IB: daartoe behoren volgens art. 3.101 IB die periodieke uitkeringen en
verstrekkingen die worden ontvangen op grond van een publiekrechtelijke regeling dan wel op grond
van een rechtstreeks uit het familierecht voortvloeiende verplichting. Voorts behoren daartoe
bepaalde in rechte vorderbare uitkeringen en verstrekkingen die niet de tegenwaarde voor een
prestatie vormen, en ten slotte niet in rechte vorderbare uitkeringen en verstrekkingen die worden
gedaan door een rechtspersoon.
De overige periodieke uitkeringen en verstrekkingen worden in art. 3.100 lid 1 onderdeel b-d IB
genoemd. Dit zijn achtereenvolgens: termijnen van lijfrenten en andere uitkeringen en
verstrekkingen uit inkomensvoorzieningen in de zin der wet, uitkeringen en verstrekkingen uit
soortgelijke buitenlandse voorzieningen en ten slotte uitkeringen en verstrekkingen uit verplicht
gestelde bedrijfs- en beroepspensioenregelingen vanwege de nauwe verwantschap met
inkomensvoorzieningen, vanaf 1 januari 2015 aangevuld met uitkeringen en afkoopsommen als
bedoeld in art. 3.135 lid 6 IB.
De wet spreekt van ‘periodieke uitkeringen en verstrekkingen’. Het woord ‘verstrekkingen’ heeft
betrekking op uitkeringen in andere vorm dan geld, zoals uitkeringen in natura, bijvoorbeeld
woongenot en bepaalde verstrekkingen uit hoofde van sociale verzekeringswetten. Met name in
geval van alimentatie komt de periodieke verstrekking in de vorm van woongenot vaak voor.
Stamrecht
Periodieke uitkeringen zijn de termijnen van een stamrecht. Dat recht dient nauwkeurig te worden
onderscheiden van het recht op een kapitaal. Iemand die recht heeft op een kapitaal dat in termijnen
wordt betaald, weet in beginsel precies welk bedrag in totaal aan aflossingen zal worden betaald.
Een stamrecht daarentegen is een recht op een reeks periodiek vervallende uitkeringen waarbij het
in totaal tot uitkering komende bedrag onzeker is.
Wil een recht een stamrecht zijn, dan moet daaruit meer dan één uitkering kunnen voortvloeien.
Teneinde vast te stellen of een uitkering een periodieke uitkering in de zin der wet is, zal men
moeten nagaan of zij reeds is voorafgegaan door één of meer uitkeringen uit dezelfde oorzaak dan
wel, indien dat niet het geval is, of ten minste nog één uitkering uit die oorzaak in de toekomst kan
worden verwacht.
Uitkering
Gewoonlijk wordt aangenomen dat ook diensten kunnen worden gerekend tot de ‘verstrekkingen’.
Zo werd in oude rechtspraak bijvoorbeeld genoten verpleging belast als periodieke ‘uitkering’.
Uitkering moet onderdeel kunnen zijn van een reeks uitkeringen
Het gaat erom of bij de aanvang van de reeks redelijkerwijs meer uitkeringen zijn te voorzien. Het is
natuurlijk mogelijk dat de onzekere gebeurtenis die het voortduren van de uitkeringen verhindert,
reeds na de eerste uitkering intreedt. Ondanks het feit dat achteraf bezien slechts één ‘periodieke’
uitkering heeft plaatsgevonden, doet dit aan het karakter van periodieke uitkering geen afbreuk.
1
, Toekomstige onzekere gebeurtenis
Volgens de jurisprudentie moet zijn voldaan aan de eis dat elke uitkering – op zichzelf – afhankelijk is
van een toekomstige onzekere gebeurtenis, die voor het totale bedrag van aangegane verplichtingen
van wezenlijke betekenis is.
De onzekerheid kan de duur van de uitkeringen of de omvang van de uitkeringen betreffen, zoals
winstaandelen, omzetprovisies en dergelijke. Voor een lijfrente, uit een overeenkomst van
levensverzekering – een bijzondere vorm van periodieke uitkeringen – gelden als extra eisen, dat de
termijnen in beginsel alle gelijk dienen te zijn, en dat de onzekere factor moet bestaan in de
afhankelijkheid van het leven van een persoon.
De onzekerheidseis is het meest essentiële onderdeel in de omschrijving van de periodieke
uitkeringen. Indien en voor zover te voren vaststaat dat een bepaald bedrag in elk geval zal worden
ontvangen, is er geen sprake van periodieke uitkeringen in de zin van de Wet IB 2001.
Onzekerheid moet van wezenlijke betekenis zijn
De mate van onzekerheid dient voor de reeks als geheel van wezenlijke betekenis te zijn. De Hoge
Raad heeft beslist dat het beding omtrent de onzekere factor niet slechts van bijkomende betekenis
mag zijn, wil van periodieke uitkeringen sprake kunnen zijn.
Vastgesteld moet worden, of de onzekere factor voor de betalingsverplichting van wezenlijke
betekenis is, dan wel of de kans dat de vervulling daarvan het in totaal verschuldigde bedrag zal
beïnvloeden, praktisch kan worden verwaarloosd.
Onzekerheid moet bestaan voor de schuldenaar van de uitkeringen
De onzekerheid moet beoordeeld worden op het moment waarop het (onvoorwaardelijke) recht op
de uitkeringen ontstaat en niet op het moment van het sluiten van de overeenkomst. Deze eis stelt
verschillende uitkeringen buiten het begrip periodieke uitkeringen. Denk aan ‘erfrenten’,
‘studierenten’ en ‘ideaalrenten’. Kenmerkend is dat dergelijke uitkeringen als ze eenmaal zijn
ingegaan, onafhankelijk van enig leven tot het overeengekomen tijdstip worden uitgekeerd.
Geen onderdeel van complex rechten en verplichtingen
Tegenover de individuele uitkeringen staat geen tegenprestatie door de gerechtigde. Dit is
bijvoorbeeld bij huur en rente wel het geval, want daartegenover presteert de gerechtigde
voortdurend door de wederpartij de beschikking te verlenen over de zaak en de hoofdsom.
In de rechtspraak is deze eis, geen tegenprestatie, onder woorden gebracht dat de uitkering geen
deel mag uitmaken van een complex van rechten en verplichtingen.
Aangewezen periodieke uitkeringen en verstrekkingen
Wat aangewezen uitkeringen zijn, is in art. 3.101 IB geregeld. Daar worden als zodanig genoemd:
publiekrechtelijke uitkeringen, familierechtelijke uitkeringen, uitkeringen die niet de tegenwaarde
voor een prestatie vormen en die welke een rechtspersoon onverplicht uitkeert. In art. 3.103 en
3.104 IB staan regelingen die alleen betrekking hebben op publiekrechtelijke uitkeringen. In art.
3.105 IB staan regelingen die alleen betrekking hebben op familierechtelijke uitkeringen. Dit zijn
specifieke uitbreidingen.
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tax-student. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.