Cursus Belastingrecht Inkomstenbelasting 2018-2019
Probleem 8 Inkomstenbelasting omvat alle stof omtrent de formele vereisten voor het heffen van inkomstenbelasting. Daarnaast geeft een korte uitleg van box 2 en 3. Ook zijn er extra vragen antwoorden opgenomen in het document.
Hoe wordt de aanslag inkomstenbelasting vastgesteld?
Nadat op basis van de heffingsgrondslag en aan de hand van de toe te passen tarieven en
heffingskortingen het bedrag van de verschuldigde belasting is vastgelegd, moet de belasting formeel
worden vastgelegd in een aanslag.
Art. 9.1 IB
Lid 1: de belasting bedoeld als in art. 2.7 en 2.8 IB wordt geheven bij wege van aanslag.
Lid 2: is bepaald dat de belasting over het te conserveren inkomen wordt geheven door
middel van een conserverende aanslag.
Lid 3: op grond van dit lid worden de inkomstenbelasting en de premies volksverzekeringen
door middel van één gezamenlijke aanslag geheven. Het gaat bij de premies
volksverzekeringen om de AOW, Anw en Wlz (t/m 2014 AWBZ).
Art. 9.2 IB: worden de voorheffingen aangewezen.
1. Loonbelasting
2. Dividendbelasting
3. Kansspelbelasting
4. Door Luxemburg en Oostenrijk geheven bronbelasting op rente
5. De EU-gemeenschapsbelasting (geheven van Europarlementariërs)
Hoofdstuk 3 van de AWR gaat over ‘heffing van belasting bij wege van aanslag’. Dit hoofdstuk kort
samengevat: dit betekent dat de aanslag wordt vastgesteld door de inspecteur op de datum van
dagtekening van het aanslagbiljet. De inspecteur kan een aanslag ook ‘ambtshalve’ vaststellen. Hij zal
dat onder andere doen wanneer een aangifte niet (tijdig) wordt ingediend. Na afloop van het jaar
heeft de inspecteur nog drie jaar de tijd om een aanslag vast te stellen.
De inspecteur kan voorlopige aanslagen opleggen, die worden samen met de voorheffingen
verrekend met de definitieve aanslag (art. 15 AWR). Dat is anders bij een conserverende aanslag:
daar vervalt de voorlopige aanslag zodra een definitieve conserverende aanslag voor de in totaal
verschuldigde ‘conserverende belasting’ is opgelegd.
De belasting die verschuldigd is over inkomen in elk van de drie boxen wordt binnen de boxen
afzondering berekend op basis van de in die box vastgestelde heffingsgrondslag en volgens het voor
de desbetreffende box geldende tarief.
Premies volksverzekeringen
De premieheffing volksverzekeringen is geregeld in de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv).
De kernelementen zijn: premieplicht, grondslag en tarief.
Premieplichtig is de ‘verzekerde’ volgens art. 6 Wfsv. Wie voor de verschillende
volksverzekeringen de verzekerden zijn, wordt in die afzonderlijke volksverzekeringswetten
geregeld. De premie wordt geheven bij wege van aanslag en bij wijze van inhouding.
De grondslag voor de premieheffing is het premie-inkomen (art. 7 Wfsv). Het premie-
inkomen wordt nader gedefinieerd in art. 8 Wfsv als het belastbare inkomen uit werk en
woning tot maximaal de boven grens van de tweede schijf van het schijventarief.
o Uitsluitend box 1-inkomen komt dus voor premieheffing in aanmerking. Indien
iemand alleen inkomen uit aanmerkelijk belang of uit sparen en beleggen heeft, is hij
geen premies volksverzekeringen verschuldigd, hoe hoog zijn inkomen uit die boxen
ook is.
o De maatstaf voor de heffing is gemaximeerd (art. 8 lid 3 Wfsv). Het maximumpremie-
loon is gelijkgesteld aan het eindbedrag van de tweede tariefschijf voor de loon- en
1
, inkomstenbelasting. Over het meerdere wordt alleen nog loonheffing geheven.
Maximumpremieloon voor premieplichtigen geboren na 1945: € 33.994 en voor
1946: € 34.404.
Het premietarief wordt door de AOW, de Anw en de Wlz (t/m 2014 en de AWBZ) afzonderlijk
vastgesteld. AOW, Anw en de AWBZ kennen vaste premiepercentages, met dien verstande
dat zij ieder jaar opnieuw worden vastgesteld (art. 11. Wfsv).
o Het eerste wordt op grond van art. 11 Wfsv jaarlijks vastgesteld door de Minister van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid, na goedkeuring door de ministerraad. Het
maximale percentage voor de AOW bedraagt volgens art. 11 lid 1 Wfsv ten hoogste
18,25%. Voor 2018 is het AOW-tarief bepaald op 17,9%.
o Het Anw-tarief – in 2018: 0,10% - wordt op grond van art. 11 lid 2 Wfsv vastgesteld.
o Op 1 januari 2015 werd de Wet langdurige zorg (Wlz) van kracht als opvolger van de
op die datum afgeschafte AWBZ. De premie AWBZ in het gecombineerde tarief werd
op die datum daarom vervangen door premie Wlz. De premie bedraagt in 2018:
9,65%.
De over het tijdvak verschuldigde loonbelasting en premie volksverzekeringen is het bedrag van
belastingen en premies op het belastbare loon, verminderd met de heffingskorting voor
loonbelasting en heffingskorting voor volksverzekeringen.
Belasting- en premieheffing: stappenplan
De verschuldigde inkomstenbelasting is het gezamenlijke bedrag van de in het kalenderjaar over de
in de drie boxen genoten belastbare inkomens te berekenen belasting (art. 2.7 lid 1 IB). De wet
hanteert echter ook het bredere begrip inkomensheffing. Het bedrag van de verschuldigde
inkomensheffing is uit vijf componenten opgebouwd:
1. De progressieve heffing over het belastbare inkomen uit werk en woning;
2. 25% van het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang;
3. 30% van het belastbare inkomen uit sparen en beleggen (de vermogensrendementsheffing);
4. De premie voor volksverzekeringen (AOW, Anw, AWBZ); en
5. Als vijfde een negatieve component, te weten het bedrag van de heffingskorting.
De wet noemt de eerste vier samen de gecombineerde inkomensheffing (art. 8.1 onderdeel b IB).
Naast het algemene schijventarief (art. 2.10 IB) is er ook het schijventarief voor belastingplichtigen
die geboren zijn vóór 1 januari 1946 (art. 2.10a IB). Dit specifieke schijventarief is ingevoerd in
verband met de zogenoemde houdbaarheidsbijdrage (om de AOW betaalbaar te houden) die met
ingang van 1 januari 2011 geldt voor alle belastingplichtigen die op die datum nog niet 65 jaar waren.
De voor de eerste schijven genoemde percentages zijn inclusief premie volksverzekeringen. De wet
zelf geeft in art. 2.10 en 2.10a IB alleen de inkomstenbelastingcomponent.
Premie AOW: 17,9%
Premie Anw: 0,1%
Premie AWBZ/Wlz: 9,65%
Belastingplichtigen die de AOW-leeftijd hebben bereikt, worden tegen een lager percentage belast,
daar zij geen AOW-premie verschuldigd zijn.
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tax-student. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.