Wat is een ondernemer in de zin van de IB en de OB?
Ondernemer in de zin van de inkomstenbelasting
Uit de tekst van art. 3.4 Wet IB 2001 blijkt dat de ondernemer degene is voor wiens rekening een
onderneming wordt gedreven en die rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende
die onderneming. Met de invoering van de voorwaarde ‘rechtstreeks wordt verbonden voor
verbintenissen betreffende die onderneming’ is beoogd het fiscale ondernemersbegrip meer te laten
aansluiten bij de economische en maatschappelijke werkelijkheid. Deze nieuwe aanvullende
voorwaarde heeft tot gevolgd dat slechts de ondernemer de persoon is die tegenover zakelijke
crediteuren aansprakelijk is voor de ondernemingsschulden. Niet is vereist dat deze persoon voor
alle verbintenissen betreffende de onderneming verbonden dient te zijn. Wel dient die persoon
rechtstreeks verbonden te zijn (en dus niet slechts krachtens huwelijksvermogensrecht) en dient ook
in de toekomst nog verbondenheid te ontstaan.
De Wet IB bevat geen omschrijving van het begrip ‘onderneming’. In de fiscale begripsvorming wordt
onderneming omschreven als: een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid met behulp waarvan
door middel van deelname aan het economische verkeer wordt beoogd winst te behalen.
Hier vloeit uit voort dat activiteiten met een incidenteel karakter geen onderneming vormen. Ook
moet er sprake zijn van een winstoogmerk en dat voordeel moet redelijkerwijs te verwachten zijn.
Ondernemer in de zin van de omzetbelasting
In art. 1 OB spreken ze over een ondernemer. Alleen ondernemers dienen BTW in rekening te
brengen en alleen zij hebben recht op aftrek van voorbelasting.
Art. 7. OB geeft de definitie van een ondernemer: een ondernemer is ieder die een bedrijf zelfstandig
uitoefent.
‘Ieder’
Hieronder vallen:
Natuurlijke personen
Rechtspersonen
Samenwerkingsverbanden zonder rechtspersoonlijkheid, zoals een maatschap of een vof
Vereniging
Publiekrechtelijke lichamen (bijv. provincies en gemeenten)
‘Bedrijf’
Volgens de jurisprudentie is een bedrijf een organisatie van kapitaal en arbeid die erop gericht is om
in een duurzaam streven door deelneming aan het maatschappelijke ruilverkeer maatschappelijke
behoeften te bevredigen.
Een groot verschil met de inkomstenbelasting is dat hier geen winststreven is vereist.
‘Zelfstandig’
Het begrip ‘zelfstandig’ dient om natuurlijke personen die in ondergeschiktheid optreden, buiten het
begrip ondernemer te houden. Zelfstandigheid zal aanwezig zijn als personen hun activiteiten voor
eigen rekening en voor eigen verantwoording uitoefenen.
Prestaties om niet zijn prestaties waarvoor geen vergoeding wordt ontvangen en die ook niet in
rekening worden gebracht. In art. 1 OB staat dat leveringen en diensten slechts belast zijn als zij
tegen een vergoeding worden verricht. Als activiteiten voor niets worden gedaan, worden ze niet
verricht in het economische verkeer en zijn zij niet gericht op het verkrijgen van een tegenwaarde.
, Wat is (fiscale) winst?
Art. 3.8 IB -> totaalwinst: ‘de gezamenlijke (1) voordelen die, onder welke naam en in welke vorm
ook, worden (2) verkregen uit een onderneming’.
‘Voordelen’
‘Voordelen’ bevatten zowel de voordelen in positieve zin als in negatieve zin (kosten).
Ter duiding van het totaalwinstbegrip kan worden gewezen op de vermogensvergelijking, deze
verloopt als volgt:
+ vermogen van de onderneming
+ onttrekkingen (overbrenging van ondernemingsvermogen naar privévermogen)
- kapitaalstortingen (overbrenging van privévermogen naar ondernemingsvermogen)
- beginvermogen van de onderneming
= totaalwinst uit de onderneming
Bij de bepaling van de omvang van de totaalwinst geldt de ‘euro-is-euro-regel’, wat inhoudt dat er in
nominale geldeenheden wordt gerekend. Met geldontwaarding wordt in het kader van art. 3.8 IB
geen rekening gehouden.
In een aantal gevallen heeft de wetgever ervoor gekozen de omvang van de onttrekking dwingend
vast te stellen:
- Eigen woning die tot het ondernemingsvermogen hoort -> wordt op grond van art. 3.19
IB de omvang van de onttrekking (de waarde van het gebruik van de woning voor andere
dan ondernemingsdoeleinden, dus de waarde van het woongenot) forfaitair vastgesteld.
- Auto die tot het ondernemingsvermogen hoort en die ook voor privédoeleinden aan de
ondernemer ter beschikking staat -> wordt krachten art. 3.20 IB de omvang van de
onttrekking (de waarde van het privégebruik van de auto) forfaitair vastgesteld.
‘Verkregen uit een onderneming’
Uit de woorden ‘verkregen uit onderneming’ uit art. 3.8 IB blijkt dat er een causaal verband moet
bestaan tussen het voordeel en bedrijfsvoering. Vb.: Notarisarrest: in dit arrest oordeelde de HR dat
indien een transactie niet tot de normale bedrijfsuitoefening hoort, kan het voordeel slechts tot de
winst uit onderneming worden gerekend indien de gunstige aloop van een transactie door de
bedrijfsuitoefening kan worden voorzien dan wel worden beïnvloed. Van hieruit kan een stapje
worden gezet naar het leerdoel ‘mag de iscus beoordelen wat jij van de winst aftrekt?’: Voornamelijk
voor het opnemen van uitgaven (negatieve voordelen) is het belangrijk ervan uit te kunnen gaan dat
de Belastingdienst niet het recht heeft het ondernemingsbeleid te toetsen.
De inspecteur moet zich aansluiten bij wat al is gebeurd en heeft niets te zeggen over hoe het had
moeten gaan. Wel heeft de inspecteur onderscheidingsrecht: hij kan nagaan of bepaalde uitgaven
zijn gedaan met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming of met het oog op
privébelangen van de ondernemer.
Echter, de HR oordeelde in het Cessna-arrest: uitgaven die weliswaar zijn gedaan met het oog op de
zakelijke belangen van de onderneming, zijn desondanks niet aftrekbaar indien geen redelijk
denkend ondernemer kan volhouden – gelet op de wanverhouding van de kosten en het nut van de
uitgaven – die uitgaven met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming te maken. Zijn de
kosten onzakelijk hoog, dan kunnen ze tot op de hoogte van het bedrag dat een redelijk denkende
ondernemer zou hebben uitgegeven, wel in aftrek worden gebracht. Daarboven is het bedrag niet
aftrekbaar.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tax-student. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.