Wanneer is er derdenbescherming bij beschikkingsonbevoegdheid?
Op grond van art. 3:98 BW gelden dezelfde eisen voor het bezwaren van een goed met een beperkt
recht als voor het overdragen van dat goed. Een van de eisen voor overdraagbaarheid is
beschikkingsbevoegdheid, dus je zou kunnen zeggen dat het vestigen van een beperkt
zekerheidsrecht niet mogelijk is bij beschikkingsonbevoegdheid. Dit kan anders zijn als er sprake is
van derdenbescherming ex art. 3:86 jo. 3:88 BW.
Derdenbescherming art. 3:86 BW
Art. 3:86 en 87 BW gaan over de bescherming van derden die van een beschikkingsonbevoegde
voorganger roerende niet-registerzaken, order- of toondervorderingen hebben verkregen dan wel
aandelen daarin of beperkte rechten daarop.
De ratio van de bescherming is bescherming van de derde te goeder trouw die verkregen heeft van
een persoon met feitelijke macht, feitelijke macht (houderschap of bezit) die de schijn wekt van
beschikkingsbevoegdheid en de vervreemder als zodanig legitimeert legitimatieleer.
Eisen voor bescherming
Een overdracht aan een derde ondanks beschikkingsonbevoegdheid van zijn voorganger wordt, ten
koste van het volledig recht van de oorspronkelijk rechthebbende, als geldig aangemerkt:
1. Indien sprake is van een van de in art. 3:86 BW opgesomde goederen als object van
verkrijging;
2. Indien (behalve beschikkingsbevoegdheid) aan de overige eisen voor overdracht is voldaan;
3. Indien de derde anders dan om niet heeft verkregen en;
4. Indien de derde te goeder trouw is.
Als aan deze eisen is voldaan, kan de rechtsgeldige overdracht alsnog achterwege blijven, indien:
De oorspronkelijke eigenaar bestolen is en gebruik kan worden gemaakt van de bescherming
tegen diefstal ex art. 3:86 lid 3 en 4 BW;
Het gaat om een opvordering van staatswege van een cultuurgoed op grond van art. 3:86a lid
1 BW dan wel art. 3:86b BW of een revindicatie door de eigenaar van een cultuurgoed op
grond van art. 3:86a lid 2 BW;
De derde de ‘wegwijsplicht’ van art. 3:87 BW schendt.
Vereiste aard van goed (1)
Omdat sprake is van ‘legitimatie’ door feitelijke macht, beschermt art. 3:86 BW geen verkrijgingen
van registergoederen en vorderingen op naam.
De feitelijke macht is wel van gewicht bij de in art. 3:86 BW genoemde goederen: roerende niet-
registerzaken en order- en toonderpapieren. Het is ook een verschuiving van die feitelijke macht die
als leveringshandeling voor deze goederen wordt voorgeschreven in art. 3:90 en 3:93 BW.
Ook beschermt art. 3:86 BW de verkrijger van een aandeel of een beperkt recht op een in art. 3:86 lid
1 BW genoemd goed.
Eisen van art. 3:83-84 BW afgezien van beschikkingsbevoegdheid (2)
Afgezien van de eis van beschikkingsbevoegdheid, moet steeds zijn voldaan aan alle
overdrachtseisen, wil de overdracht beschermd kunnen worden door art. 3:86 BW:
Overdraagbaarheid;
Titel;
Goederenrechtelijke overeenkomst;
Leveringshandeling of vestigingshandeling (alleen bezitsverschaffing of verschaffing van
feitelijke macht).
1
, Art. 3:86 BW beschermt ook diegene die onder eigendomsvoorbehoud heeft verkregen en degene
wie c.p. geleverd heeft gekregen. Hier kunnen wel uitzonderingen gelden van art. 3:111 en 3:90 lid 2
BW.
Verkrijging anders dan om niet (3)
Er is sprake van een verkrijging anders dan om niet als tegenover de verkrijging een contraprestatie
verschuldigd is. Het is voor deze eis niet van belang of deze daadwerkelijk voldaan wordt en of deze
onevenredig gering is ten opzichte van de prestatie der verkrijging.
Verkrijging te goeder trouw (4)
De derde moet te goeder trouw hebben verkregen, dat wil zeggen dat hij niet wist en niet behoorde
te weten dat de tweede hand beschikkingsonbevoegd was. Deze eis is een toepassing van art. 3:11
BW, dat een onderzoeksplicht veronderstelt en de verkrijger zelfs niet te goeder trouw acht als er
geen onderzoek naar de beschikkingsbevoegdheid mogelijk is, maar hij een goede reden tot twijfel
aan die beschikkingsbevoegdheid heeft.
Het is logisch dat er sprake moet zijn van goede trouw, feitelijke macht legitimeert slechts jegens de
verkrijger als deze niet weet en ook niet behoeft te weten dat die legitimatie eigenlijk niets betekent.
Wie zich op goede trouw in de zin van art. 3:86 BW wil beroepen, zal alle daartoe benodigde feiten
moeten stellen, ook al berust de bewijslast van de onjuistheid van de feiten bij degene die afgifte
vordert van de derde.
Moment waarop goede trouw dient te bestaan
De goede trouw moet bestaan op het moment van voltooiing van de levering, voor de zaken van art.
3:86 BW dus op het moment van bezitsverschaffing. Het later gaan ontbreken van goede trouw doet
niet ter zake, het eerder ontbreken van goede trouw uiteraard wel.
Is de levering niet geldig en deze wordt gevolgd door een wel geldige levering, dan is het moment
van die laatste levering beslissend.
Bescherming tegen oorspronkelijk rechthebbende en beperkt gerechtigde
Art. 3:86 lid 1 BW beschermt de derde tegen de rechthebbende van bepaalde goederen, art. 3:86 lid
2 BW beschermt die derde tegen de beperkt gerechtigde tot dergelijke goederen. Weer is de ratio de
bescherming van de verkrijger op grond van legitimatie door feitelijke macht van de vervreemder.
Bescherming tegen beschikkingsonbevoegdheid met betrekking tot pandrecht
Voor pandrecht geldt een eigen beschermingsbepaling, art. 3:238 BW, die derogeert aan art. 3:86
BW. De bedoelde bescherming komt slechts toe aan een vuistpandhouder. Bij een stille verpanding is
namelijk geen sprake van de macht waarover wordt gesproken in art. 3:238 lid 1 BW.
Bepalend is slechts dat de pandhouder te goeder trouw is op het moment dat de zaak in zijn macht
of die van de derde wordt gebracht. Voorts dient aan alle overige vereisten voor een geldige
vestiging te zijn voldaan.
Bescherming kan op twee manieren plaatsvinden. Was de pandgever volledig beschikkingsbevoegd,
dan wordt de vuistpandhouder zodanig beschermd dat het pandrecht toch geldig tot stand komt,
tenzij de oorspronkelijke eigenaar het bezit door diefstal heeft verloren en het geen geld, toonder- of
orderpapier betreft, art. 3:238 lid 3 BW. In dat laatste geval kan de gedepossedeerde de zaak
gedurende drie jaren na de diefstal vrij van pandrecht opeisen.
Was de pandgever gedeeltelijk beschikkingsonbevoegd, namelijk in die zin da het verpande reeds
met een ander beperkt recht was bezwaard, dan vindt rangwisseling plaats: het pandrecht gaat in
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tax-student. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.