100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting boek HBI $8.33   Add to cart

Summary

Samenvatting boek HBI

 5 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting boek HBI

Preview 4 out of 162  pages

  • Yes
  • June 11, 2024
  • 162
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
HUMAN BRAIN IMAGING

COLLEGE 1: INTRODUCTIE EN OVERVIEW
 Als er iets gebeurt in het brein zijn er gevolgen
o Gezonde breinactiviteit en schade in het brein  beide hebben gevolgen
o Architect met breinschade: kon zich niks meer inbeelden, heel belangrijk in zijn
job (slide 8)
 Breinschade architect vergeleken met andere controlepatiënten
 Er is overlap maar ook verschillen tussen deze personen, architect is de
enige met problemen in visueel inbeelden
 Unieke schade architect: waarschijnlijk belangrijke plek voor visueel
inbeelden
 Blauw: architect met zelfde schade maar geen probleem met visueel
inbeelden
 Lange tijd: afbeeldingen van mensen met aura van straling rond hoofd, lijkt alsof er
licht uit het hoofd komt  echte leven: kunnen signalen die worden uitgezonden door
iemands brein niet zien
o Maar: signalen zijn wel aanwezig in elke persoon
o Onderliggende fysiek principes klinken erg complex (bv.: “magentische
resonantie beeldvorming”)  principes komen soms erg dicht bij optisch signaal
(zoals geschilderde aura’s)
 Afgelopen decennia: wetenschappers’ mogelijkheid om breinsignalen te meten is
verbeterd
o 1930: EEG
o 1970: radiografische methoden  belangrijk om structuur van brein te zien,
schade oppikken (bv.: Computertomografie)
o 1980-1990: positronemissietomografie en functionele magnetische
resonantiebeeldvorming  belangrijk om functioneren van brein te begrijpen
o 1990-2000: decennium van het brein = evolutie die niet zonder kritiek is 
enorm veel aandacht voor hersenen en veel geld ging er naartoe
 Toename van applicatie methoden voor beelvorming van hersenen over alle
wetenschappelijke disciplines heen die brein, geest en gedrag onderzoeken
(slide 9)

1.1. BREIN ENTHOUSIASME: RELEVANTIE VAN HET ONDERSCHEIDEN VAN FEIT EN
FICTIE
 Basiskennis over beelvorming van hersenen: mogelijk onderscheid tussen
wetenschhappelijk potentieel van methoden en wetenschappelijke fictie te maken
 Voorbeelden media waarin ze neiging hebben zich te laten meeslepen (p. 2)
o 2009, Verbeke: hersenscan om te bepalen of iemand geschikt is voor de functie
 Het eigen bedrijf van Verbeke kan dit voor u doen, voor slechts € 5.000
 2024: hersenscans zijn nog steeds geen standaardpraktijk
o Hersenscans als bewijs in de rechtbank
 Ter ondersteuning van de persoonlijkheidsbeoordeling
 Controle over acties (bv.: minder activiteit in PFC dus minder controle over
acties, …)
 Leugendetectie (bv.: www.noliemri.com): activiteit in specifieke regio’s
gebruiken om te bepalen of iemand aan het liegen is of niet
o MRI gebruikt om iemands bewustzijnsstaat te testen
 Patiënten in aanhoudende vegetatieve toestand of ingesloten syndroom
 Vraag om ja/nee-vragen te beantwoorden door twee heel verschillende
gebeurtenissen voor te stellen
 Toegepast op voormalig premier van Israël, Ariel Sharon
o Hoop dat beeldvorming van hersenen een essentiele en nuttige tool is voor
objectieve diagnose van vele ziekten
 Hoop komt overeen met werkelijkheid in geval van veel neurologische
syndromen (bv.: detectie en prognose van tumors)
 Ook snelle progressie in neuropsychologische gevallen

1

,  Maar minder vooruitgang voor psychiatrische en mentale syndromen:
depressie, autismespectrumstoornis, schizofrenie, ...
 Verschillen op groepsniveau tussen normale en “zieke” hersenen
 Maar niet groot en consistent genoeg om diagnose van een individueel
onderwerp mogelijk te maken
 Voorbeelden hebben drie overeenkomsten
o Berichtgeving in media is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek dat is
verschenen in peer-reviewed tijdschriften
o Wetenschap is in de eerste plaats op zichzelf geldig en belangrijk, en
onderzoeken vergroten onze kennis van functioneren van hersenen vaak op zeer
zinvolle manier
o Maar: informatie en beweringen die in populaire media terechtkomen, reiken
vaak veel verder dan oorspronkelijke reikwijdte van deze rapporten
 Belangrijke rol van diepgaande kennis hebben van betrokken methodologie,
die nodig is om ware potentieel van deze technieken te beoordelen  kennis
is noodzakelijk om te voorkomen dat u slachtoffer wordt van
overenthousiasme of overmatig scepticisme
 Neuro-sceptisisme en de media (p. 5)
o Hersenbeeldvorming als neo-frenologie?
 Neofrenologie: idee dat je functies in brein kan lokaliseren maar ook dat
wanneer je een dunk hebt in schedel je een of andere persoonlijkheid hebt…
niet empirisch gevalideerd  overgebleven: verschillende functies in
verschillende breinregio’s
o Deze cursus: is relevant … en het is veel meer dan dat!
o Probleem met gebruik en begrip van hersenwetenschap in populaire media
 Neigt naar sciencefiction
 Gegevens/methoden ondersteunen geen sterke conclusies
 Neuromanie van neurofielen en neurohawks leidt tot neurononsense,
neurotrash en neurobabbel
 Hersenhype in media mag dan voorbij zijn, het aantal wetenschappelijke
onderzoeken blijft toenemen

1.2. DE BASIS VAN NEURALE SIGNALEN
1.2.1. INFORMATIEOVERDRACHT IN NEURONEN
 Neuronen zijn het meest centrale celtype voor hersenfuncties
 Veel soorten neuronen die uit volgende delen bestaan: dendritische boom, soma
(cellichaam) en axon
 Cellichamen van neuronen geconcentreerd in bepaalde structuren: grijze stof (bv.:
hersenschors)
o Andere concentraties van cellichamen onder cortex (subcorticale structuren)
worden kernen genoemd
 Sommige neuronen hebben korte axonen die in de grijze massa achterblijven, maar
veel neuronen zijn via lange axonen verbonden met verre neuronen
o Al deze lange axonen vormen samen de witte stof
o Onder cortex neemt witte stof een groot volume in beslag, in perifere
zenuwstelsel vormen axonen zenuwbundels en -kanalen
 Figuur 1.3. en 1.4. (p. 8)
o 1 post- en 3 pre-synaptische neuronen
o Neuron ontvangt input van andere neuronen (links): twee excitatorische
neuronen die ontvangende neuron meer “actief” maken, één inhibitorische nruon
die ontvangende neuron minder “actief” maakt
o Zonder input (in rust): rustpotentiaal op cellmembraan  elektrisch
potentiaalverschil tussen binnen- en buitenkant van neuron
 In rust bedraagt dit potentiaalverschil -70 millivolt (mV)  startpunt in
schematische potentiële functie die onderaan figuur 1.4 wordt weergegeven
o Neuron ontvangt input van andere neuronen door afgifte van een
neurotransmitter bij synapsen in dendritische boom van ons neuron
 Receptoren in membraan van neuron reageren op NT en verstoren zo het
rustpotentiaal

2

,  Richting van effect verschilt tussen NT en, afhankelijk van welke NT wordt
vrijgegeven, worden neuronen excitatorisch of inhibitorisch
 NT van een exciterend neuron zal potentiaalverschil minder negatief
maken (depolarisatie), dus de -70mV zou -65mV kunnen worden (bv.:
glutamaat)
 NT van een inhibirend neuron zal potentiaalverschil negatiever maken
(hyperpolarisatie) (bv.: GABA)
o Veranderingen in potentiaalverschil vinden oorsprong in dendritische boom van
neuron  worden door celmembraan van soma doorgegeven naar punt waar
axon begint = "axonheuvel" genoemd
o Wanneer potentiaalverschil een kritisch niveau bereikt (meestal bij -55 mV)
 Verschil tussen binnen- en buitenkant van neuron klein: reeks gebeurtenissen
op celmembraan  plotselinge verdere afname van potentiaalverschil, een
overshoot zodat het verschil zelfs positief wordt  zeer snel herstel van een
negatief verschil
 Deze snelle veranderingen in potentieel nemen zeer karakteristieke vorm
aan: het actiepotentiaal (figuur 1.3.B)
o Schematische potentieel onder figuur 1.4 toont drie van dergelijke AP's  gezien
hun scherpte worden AP's ook wel "spikes" genoemd
 AP's beginnen bij axonheuvel dicht bij soma, worden snel door axon
getransporteerd, helemaal naar andere uiteinde, waar axon splitst in fijne
vertakkingen die bij synapsen terechtkomen
 Komst van een AP van ons neuron veroorzaakt vrijkomen van NT's  verhaal
herhaalt in volgende neuron dat van membraanpotentiaal verandert
o Postsynaptische neuron zal input die het ontvangt over alle inputneuronen en
over tijd heen integreren door effect dat vrijgegeven NT's hebben op
postsynaptische potentieel
 Figuur 1.4: effect van elke AP die wordt "afgevuurd" door inputneuronen en
resulteert in NT-vrijgave
 AP in een exciterend neuron: curve van potentiaal omhoog en wordt
minder negatief
 AP in een inhiberend neuron: curve daalt naar meer negatieve waarden
 Wanneer er voldoende vaak prikkelende input wordt ontvangen:
membraanpotentiaal bereikt kritische niveau en AP wordt geactiveerd
 Verschillende AP's volgen omdat er meer prikkelende input wordt ontvangen

1.2.2. SIGNAALVERWERKING
 Veranderingen in membraanpotentiaal over soma en axonheuvel (figuur 1.4): vormen
signaal dat zeer gedetailleerde info geeft over wat er met neuron gebeurt
o Vat samen hoeveel input neuron ontvangt, relatieve mate van prikkelende en
remmende input, en wanneer een AP wordt geactiveerd  geeft niet volledige
verhaal weer.
o Bv.: twee rode neuronen hebben elk hetzelfde effect op membraanpotentiaal en
kunnen dus niet worden onderscheiden m.b.v. dit signaal
 Feit dat postsynaptische neuron een AP afvuurt, vertelt niet welk
presynaptisch neuron de depolarisatie heeft veroorzaakt
 Fluctuerende membraanpotentiaal, als slechts één signaal, is zeer nuttig om
een samenvatting te geven van wat er gebeurt
 Methoden om membraanpotentieel direct te meten en hoe dit in de loop van de tijd
verandert
o Bv.: patch-clamping  met punt van pipet wordt een deel van membraan
afgezogen en vervolgens wordt membraanpotentiaal gemeten (zeer invasief)
 Vereist een zeer stabiel substraat dat alleen haalbaar is in een streng
gecontroleerd dierexperiment & wordt meestal toegepast op in vitro
hersenschijfjes i.p.v. op levende dieren
 Wordt niet gebruikt in menselijk onderzoek
 Is enige methode waarmee we veranderingen in membraanpotentiaal
getrouw kunnen meten



3

, o Zullen dit signaal gebruiken om verschillende concepten over signaalverwerking
uit te leggen, die ook een terugkerend thema zullen zijn voor signalen die we bij
mensen kunnen meten

1.2.2.1. FREQUENTIE
 Frequentie: snelheid waarmee een signaal verandert in een bepaalde dimensie (bv.:
tijd of ruimte)
o In tijdsdomein wordt frequentie uitgedrukt in Hertz (Hz), waarbij tijdseenheid een
seconde is
o Frequentie met frequentie 1 Hz: signaal dat één keer per seconde op en neer
gaat  volledige periode (omhoog en omlaag) duurt precies één seconde
o Biologische signalen bevatten nooit slechts één frequentie, kunstmatige signalen
kunnen dat wel
 Bv.: een zuivere toon bestaat uit een sinusoïdale geluidsgolf (= simpelste
signaal) van slechts één frequentie
o Biologische signalen (= complexe signalen) bevatten deelsignalen of
frequentiecomponenten  hebben elk een andere frequentie, variërend van
langzaam tot snel (bv.: 1 Hz, 2 Hz, 3 Hz, …)
 Elke component wordt bepaald door drie parameters: frequentie, amplitude
(hoeveel het op en neer gaat, pijl in afbeelding links) en fase (wanneer het
op en neer gaat, afbeelding rechts: verschillende fase)
 Afgezien van veranderingen die kunnen worden teweeggebracht door deze
parameters te wijzigen, zijn componenten hetzelfde
 Bij meeste signaalverwerkingsmethoden worden sinusoïdale functies
gebruikt, die inderdaad worden gekenmerkt door frequentie, amplitude en
fase
 Frequentie spectrum
o Bereik van frequenties in een signaal is niet oneindig  meetbereik wordt
frequentiespectrum genoemd
o Hoogste frequentie die kan worden gemeten
Beperkt door hoe vaak signaal wordt gemeten, m.a.w. samplingfrequentie
 Bv.: lichaamsgewicht 1x/dag meten  schommelingen in gewicht over dagen
heen vastleggen, niet schommelingen binnen een dag
 ½ x sampling frequency (bv.: met frequentie van 1x/dag kan je alleen
getrouw fluctuaties vastleggen die langzamer zijn dan twee dagen, of helft
van samplingfrequentie)
 (Nyquist sampling theorema)
o Laagste frequentie die kan worden gemeten
 Beperkt door hoe lang het signaal wordt gemeten
 Bv.: als signaal twee seconden wordt gemeten met hoge samplingfrequentie
 mogelijk om frequentiecomponenten vanaf 0,5 Hz en hoger te registreren,
maar frequenties daaronder niet
 Limiet wordt gegeven door 1 gedeeld door aantal seconden gemeten
o Filteren: specifiek deel van gemeten frequentiespectrum wordt verzwakt
 Laagdoorlaatfiltering: lagere/langzamere frequenties niet gewijzigd,
hogere/snellere worden verzwakt/verwijderd (=smoothing)
 Hoogdoorlaatfiltering: hogere frequenties gaan door filter en lagere
frequenties worden verzwakt
 Banddoorlaatfiltering: bepaald bereik van "band" van frequenties mag door
filter gaan, alle frequenties onder en boven dit bereik worden verzwakt.
o Oefening: beschrijf dit signaal in termen van componenten (slide 29)
 Traag omhoog, dan sneller, grote veranderingen, … type taal die wordt
gebruikt
 Mathematische routines: nummers
toevoegen aan beschrijving van
signaal  hoe traag omhoog?
 Spectogram
o Figuur 1.5: illustratie van
signaalverwerking

4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller julietielemans. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.33. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

64438 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.33
  • (0)
  Add to cart