Samenvatting colleges – qualitative methods
College 1: Interpretatieve frameworks en aannames
Als je kwalitatief onderzoek doet moet je bewust zijn van je framework/associaties waarmee je naar
data kijkt (bijv. foto’s of interviews). Je moet dus bewust zijn van je bias.
College van vandaag:
• Opzet van het vak
• Filosofische veronderstellingen
• Interpretatieve kaders
Set-up
• 8 colleges + werkgroepen
• Doel: je kennis van kwalitatieve onderzoeksmethoden verdiepen
• Literatuur: Creswell en Poth + 5 papers
• Becijfering: multiple choice 60%, groepsopdracht 2 x 20%
Definitie van kwalitatief onderzoek
Creswell en Poth: QR begint met de aannames en het gebruik van interpretatieve/theoretische
kaders die de studie van onderzoeksproblemen ondersteunen door de betekenis aan te pakken die
individuen of groepen toekennen aan sociale of menselijke problemen. Om dit probleem te
bestuderen, gebruikt QR een gecombineerde kwalitatieve benadering om het verzamelen van
gegevens in een natuurlijke omgeving te onderzoeken, gevoelig voor de mensen en plaatsen die
worden bestudeerd, en gegevensanalyse die zowel inductief als deductief is en patronen van
thema's vaststelt.
Kort gezegd: het gaat erom hoe je naar een bepaald fenomeen kijkt. Je moet je bewust zijn van de
context waarin een probleem zich ontwikkelt.
Onderscheid QR
• Het eindrapport of de presentatie bevat de stemmen van deelnemers, de reflexiviteit van de
onderzoeker, een complexe beschrijving en interpretatie van het probleem en zijn bijdrage aan
de literatuur of een oproep tot verandering.
• QR richt zich op de aard van dingen in plaats van het aantal dingen, op het hoe en wat in plaats
van het hoeveel
• QR: betekenisgeving, interpretaties en percepties
1
,Filosofische veronderstellingen
• Waarom zijn deze aannames belangrijk voor onderzoek? We zijn geïnteresseerd in de methoden.
Maar voordat we daarheen gaan, is het belangrijk om te begrijpen dat de manier waarop we
dingen bekijken, bepaalt welke problemen we onderzoeken. Deze frameworks zijn dus belangrijk
omdat ze het type onderzoeksvraag, het onderzoeksdesign en de dataverzamelingsmethode, die
je kiest bepalen. Je kunt daardoor ook beter begrijpen waarom andere onderzoekers een andere
aanpak gebruiken.
• Wat is de koppeling?
• Wereldbeelden/interpretatieve kaders/paradigma's
Filosofische veronderstellingen -> verschillende elementen: ontologie (1)
• De studie van de aard van de werkelijkheid -> ontologie, epistemologie, axiologie en
methodologie
• Ontologie: wat is de aard van de werkelijkheid? Wat is bestaan en wat betekent het voor mensen
om te bestaan? Is er een enkele realiteit daarbuiten?
• Dominante visie in QR: meerdere realiteiten. Sommige onderzoekers geloven dat er maar 1
objectieve realiteit bestaat.
Filosofische veronderstellingen: epistemologie (2)
• Aard van kennis
• Wat telt als kennis? Wetenschappelijke kennis gebaseerd op professionele expertise of kennis
van gezond verstand?
• Dominante visie in QR: kennis is gebaseerd op subjectieve ervaringen van mensen -> Informatie
uit de eerste hand van mensen.
Een voorbeeld
• Hoe beïnvloeden bureaucratische contacten de integratie van migranten op de lange termijn?
• Volgen van de verhalen/trajecten van migranten
• Het reconstrueren van hun subjectieve ervaringen in termen van geschiedenis in het thuisland,
bureaucratische contacten in de loop van de tijd, en hun percepties van hoe dit van invloed was
op onderwijs/arbeidsmarkt/sociale contacten in de samenleving.
• Focus op hun ervaringen, via diepte-interviews -> je probeert hun subjectieve
ervaringen/realiteit bloot te leggen. Het gaat niet om het ontwikkelen van een algemene theorie,
maar een gedetailleerde beschrijving/uitleg van een specifieke kwestie/probleem.
Filosofische veronderstellingen: axiologie (3)
• Studie van waarden
• Wat is de rol van waarden in onderzoek? Onderzoekers moeten een positie innemen t.o.v.
waarden.
• Verschillende visies in QR: Creswell over dominante axiologie in QR: onderzoek is beladen met
waarden; onderzoekers moeten hun waarden toelichten en reflecteren hoe dit hun resultaten
beïnvloedt.
• Post-positivisten: onderzoekers moeten objectief zijn, hun waarden niet hun onderzoek laten
beïnvloeden en daarom rigoureuze wetenschappelijke methoden gebruiken.
Voorbeeld 'positionering'
Jennifer erkent haar waarden.
2
,Filosofische veronderstellingen: methodologie (4)
• De studie van onderzoeksprocedures en -methoden
• Weergaven in QR:
o Varieert van inductief tot deductief
o Studieonderwerp in context
o Opkomend onderzoeksontwerp
Inductief je begint met de empirische wereld en observeert
een bepaald probleem. Deductief je begint met theorieën en
literatuur.
Bij allebei is de context van een probleem belangrijk.
Verschil inductief vs. deductief (voorbeeld van onderzoek bureaucratie)
• Mentale modellen van mensen van 'het systeem'
• Positieve en negatieve feedbackloops gebruiken
• Beginnend bij observatie in plaats van theorie: wat gebeurt er als de vereenvoudiging van de
bureaucratieën de diversiteit van migrantenverhalen ontmoet?
• Komen tot hypothese/theorie over de rol van contact met street-level bureaucraten die een stap
verder gaan
Interpretatieve kaders
• Set filosofische veronderstellingen
- Theoretische lens: theorieën over hoe realiteit werkt, vormen de basis van hoe we de wereld
om ons heen bekijken.
- Sociale rechtvaardigheidslens: je onderzoekt niet alleen je omgeving, maar doet dit samen
met een roep om sociale verandering (racisme, mensenrechten etc.). Het zijn nog steeds
wetenschappelijke frameworks, maar ze erkennen dat er bepaalde onderwerpen zijn die
belangrijk zijn voor hoe we de wereld om ons heen bekijken. (Ze zijn dus niet minder
academisch)
• Creswell en Poth hoofdstuk 2:
- Postpositivisme
- Sociaal constructivisme
- Postmodernisme
- Pragmatisme
- Kritische theorie
Bekijk overzichtstabel 2.3!
Framework: postpositivisme
• Positivisme: geloof dat de realiteit objectief kan worden waargenomen en vastgelegd, met als
resultaat een volledig begrip van de realiteit.
3
, • Postpositivisme: kritisch realisme -> door observatie en experimenten kun je kennis verkrijgen
die zeer waarschijnlijk is, maar verder onderzoek kan iets anders uitwijzen. Ze geloven dat er
waarschijnlijkheden zijn waardoor iets gebeurt of niet gebeurt. Ze geloven dus dat je de sociale
wereld (gedeeltelijk) bloot kan leggen. Dit heeft implicaties voor de manier waarop je onderzoek
doet. Ze geloven in objectiviteit en herhaling van onderzoek, dus lijkt op kwantitatief onderzoek.
• Postpositivisme is een aangepaste versie van positivisme
Framework: postpositivisme
Ontologie
• Een enkele realiteit bestaat daarbuiten buiten onszelf
• De werkelijkheid kan worden ontdekt door een reeks logisch gerelateerde stappen te volgen.
Onderzoekers kunnen het misschien niet perfect begrijpen
Epistemologie
• De werkelijkheid kan alleen worden benaderd (i.p.v. geconstrueerd)
• Het wordt onthuld door middel van onderzoek en statistieken
• Beperk interactie met proefpersonen -> want het idee van onderzoek is niet dat de
subjectieve ervaringen van deelnemers het belangrijkste zijn. Ze gebruiken deelnemers om
hun feiten te controleren.
• Validiteit komt van peers, niet van deelnemers
Axiologie
• Controleer/beperk de bias van de onderzoeker
• Het is niet nodig om het uit te leggen (omdat ze worden gecontroleerd)
Methodologie
• Strenge wetenschappelijke methoden zijn belangrijk
• Deductief -> gestructureerd omdat je begint op basis van literatuur/theorieën.
Framework sociaal constructivisme
Ontologie
• Meerdere realiteiten worden geconstrueerd door onze geleefde ervaringen en interacties
met anderen
• Waarheid is afgeleid van sociale interacties en ervaringen om ons heen
Epistemologie
• Belangrijk om te begrijpen hoe mensen de realiteit construeren, eerder dan 'feiten'
• Kennis over de realiteit geconstrueerd tussen onderzoeker en proefpersonen
Axiologie
• Individuele waarden worden geëerd en onderhandeld tussen individuen
Methodologie
• Gericht op het reconstrueren van subjectieve betekenissen van onderwerpen
• Inductief en opkomend -> om te kunnen reconstrueren, moet je flexibel zijn
Kader: postmodernisme (sterkere versie van sociaal constructivisme)
Ontologie
• Er zijn meerdere werkelijkheden
• Realiteit gedefinieerd door onze ervaringen en concepten; er is geen realiteit buiten dat
(geen brute feiten). Sociaal constructivisme -> je kijkt naar meerdere realiteiten om tot een
interpretatie te komen van hoe de wereld werkt. In het postmodernisme heerst het
sceptische idee dat wetenschap geen werkelijke feiten kan verschaffen.
Epistemologie
• Kennis wordt bepaald door concepten, taal, eigen posities en machtsstructuren
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lieskezijlstra2002. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.08. You're not tied to anything after your purchase.