100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Uitbundige samenvatting H19-24- Economie (C04O5A) $5.15   Add to cart

Summary

Uitbundige samenvatting H19-24- Economie (C04O5A)

 4 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Dit is een samenvatting van de hoorcolleges en mijn eigen aantekeningen.

Preview 4 out of 32  pages

  • June 11, 2024
  • 32
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
H19: GELD EN HET BANKWEZEN
0 BASISCONCEPTEN UIT H20

0.1 DE SLOTWAARDE EN DE ACTUELE WAARDE (20.2)

 Slotwaarde van hoofdsom die gedurende bepaalde periode belegd wordt tegen intrestvoet i, bv. €100 belegd tegen 5%





o Algemeen



 Slotwaarde na twee jaar





o Niet gewoon 2x 5% want elk jaar wordt de waarde groter en dan neem je daar 5% van
o Algemeen






 Algemeen: de slotwaarde van een hoofdsom A, die gedurende n jaar beleg wordt tegen een intrestvoet i, is gelijk aan

o

o Slotwaarde is groter naarmate de einddatum van belegging zich verder in de toekomst bevindt (n)
o Slotwaarde stijgt als gebruikte intrestvoet stijgt (i)


 Als je linkerzijde v/d tabel leest,
zie je voor bepaalde periodes
de slotwaarde berekend voor
€100 met 3%, 5% en 8%
 Op lange termijn is verschil
enorm groot
 Als je geld leent, is hetzelfde
proces bv. voor €100 dan is die
interest hoeveel je terug moet
betalen

Tabel 20.1: de slotwaarde en actuele waarde

1

,  Actuele waarde of beginwaarde An is bedrag dat we nu moeten beleggen aan intrestvoet i om na n jaar een bepaald
bedrag te krijgen. Bv. €100 binnen 5 jaar, en intrestvoet is 5%





 Om omgekeerd te rekenen
 Bv. je wil na 5j €100 op je rekening hebben staan
 Dus beginwaarde (BW) berekenen om later 100 te verkrijgen

 Actualiseren of verdisconteren van een bedrag
o Actuele waarde kleiner naarmate beschikbaarheid geldsom verder in de toekomst ligt (n)
o Actuele waarde daalt bij stijging van gebruikte intrestvoet (i)

0.2 DE OBLIGATIEMARKT EN DE AANDELENMARKT (20.3)

 Obligaties zijn schuldcertificaten, terugbetaalbaar op een bepaald tijdstip, en met periodieke intrestvergoeding
o Primaire of emissiemarkt: waar obligaties worden uitgegeven
 OH die nieuwe staatsobligaties heeft gecreëerd en ging verkopen
 Nominale waarde: ‘papiertje’ waar waarde op gedrukt staat en zal niet veranderen bv. €100
 Recht op jaarlijkse interestopbrengst: bv. obligatie op 2j geeft je 2x recht op een interestopbrengst bv.
5% per jaar = couponinterestvoet
 Dus 2x recht op €5 = C
o Secundaire markt: verhandeling van obligaties
 Bij bepaalde banken effectenrekening openen - portefeuille mee aanhouden waar je obligaties in kan
steken

o Hoofdsom = nominale waarde van de obligatie (B)

o Jaarlijkse intrestopbrengst (tenzij zero-coupon-obligatie)
= coupon (C)
= nominale waarde (B) x couponintrestvoet (𝑖𝐵)
 Looptijd
 Risicopremie
 Evolutie van interestvoet op staatsobligaties
 2007-2021
 Na crisis omhoog
o Rood: Griekenland heeft OH-begroting gekregen
want kregen uitgaven niet onder controle en
inkomsten helemaal gekelderd, hadden enorme
tekorten en moesten heel veel schulden aangaan
om het te financiëren en geld aantrekken door
staatsobligaties
 Hele hoge risicopremie
 Als ze dat niet deden, was er geen enkele
investeerder geweest
o Duitsland met heel lage risicopremie omdat het
heel veilig is



2

,Figure 1: evolutie van de intrestvoet op overheidsobligaties van enkele Europese landen tussen 2007 en 2021 (in%)




 Nauw verband tussen geldende marktintrest en prijs obligaties op secundaire markt
o Bv. B = €100, couponintrestvoet in van 5%, dus C = €5, en looptijd van een jaar
o Alle belegging brengen meer op als marktrente is gestegen
o Obligatie kopen? Vergelijken
 Pas als rendement op obligatie minstens de marktrente is
 Als rendement lager is dan marktrente, andere financiële activa die interessanter zijn om in te
beleggen
o Anders dan B = hoofdsom

o Stel obligatie €90 kost, is rendement 5,55%. Is dat voldoende?
 Als je 90 betaalt, voor 1j en daarna krijg je die coupon en krijg je €5
 Rendement = 5/90 = 5,56%
 Marktinterestvoet = 6%
 Dus er is andere financiële activa/risicoloze investeringen die 6% zouden kunnen opbrengen
 Dus niet interessant, niemand gaat dit kopen
 MAAR vraag zal dalen, dus prijs van obligatie gaat zakken, tot wanneer de investering van die prijs
resulteert in rendement van 6%

o Hangt af van rendement elders, bv. marktintrestvoet i van 6%
 Arbitrageconditie: obligatie pas aantrekkelijk als prijs (P) van obligatie zo ver gedaald is dat coupon
van €5 leidt tot rendement van 6%




o



 Arbitrageredenering veralgemeend
o Voor langere looptijden, bv. 5 jaar





o Voor obligaties die oneindig lang doorlopen (perpetuïteiten):
3

, 

 Aandelen
o deelbewijzen in kapitaal van onderneming: aandeelhouder is mede-eigenaar
o geven recht op deelname in de winst (dividend)
o dividend is variabel, de koersen volatieler → meer risico

 Prijs aandeel: actualiseren van toekomstige dividenden
o Veel speculatief gedrag
 Koersstijging ‘ah, dat bedrijf zal het wel goed doen’
 Als zo elke groep elkaar gaat volgen van kopers en kopers, is dat op niets meer gebaseerd
 Hogere koersen = niet perse dat het bedrijf het goed doet
o Waardebepaling onzeker
o Discontovoet = marktintrestvoet i + risicopremie σ




o Met 𝐷𝑗𝑒 als verwachte dividend




1 WAAROM GEBRUIKEN WE GELD?

1.1 GELD ALS WAARDEMETER

… of rekeneenheid

 Goederen vergelijkbaar maken
 Van cruciaal belang bij micro-economie

1.2 GELD ALS ALGEMEEN AANVAARD RUILMIDDEL

 Efficiënter dan bij directe ruil
o 4 goederen A, B, C en D → 6 markten
(A ↔B, A ↔C, A ↔D, B ↔C, B ↔D, C ↔D)
o 10 goederen → 45 markten
o 100 goederen → 4950 markten
o Hoe meer goederen, hoe meer markten

 Introductie geld
o 1 goed als ruilmiddel
o Evenveel markten als goederen
o Ruil van 2 goederen opsplitsen in 2 transacties
Goed A wordt gewisseld tegen geld, geld wordt gewisseld tegen B
Bv. appelen verkopen voor geld, geld wordt gewisseld tegen brood

4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller gabriellederwael. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.15. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

73243 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.15  1x  sold
  • (0)
  Add to cart