Hoofdstuk 1: Kasstroom versus winst
Kaskosten en kasopbrengsten
= Kosten en opbrengsten die (op termijn!) een kas-of bankbeweging met zich meebrengen.
Typisch: een tijdspanne tussen tijdstip van registratie kost/opbrengst en registratie uitgave/inkomst.
vb. Onderscheid tussen boeking AF/VF en BU.
Voorbeelden van kaskosten;
- Betalingen van facturen,
- Huur
- En uitbetalingen werknemers zijn voorbeelden van kaskosten
Voorbeelden kasopbrengsten; brengen inkomsten
- Verkoopfacturen innen
Niet-kaskosten en niet-kasopbrengsten
= Kosten en opbrengsten die (op termijn!) geen kas-of bankbeweging met zich meebrengen.
Voorbeelden van niet-kaskosten;
- Afschrijvingen,
- Waardeverminderingen,
- Voorzieningen van kosten
Voorbeelden niet-kasopbrengsten;
- Terugnemen van bijkomende afschrijvingen
- Of waardevermindering
Naast kaskosten en kasopbrengsten brengen investeringen ook uitgaven mee en dat resulteert weer in
inkomsten.
Kasstroom
= het verschil tussen inkomsten en uitgaven over een bepaalde periode,
= heeft geen vastgelegde definitie binnen de Belgische boekhoudwetgeving
Bij een kasstroomoverzicht geeft de onderneming een verklaring voor de mutatie van het saldo liquide
middelen op de balans. Hiervoor wordt een onderscheid gemaakt tussen kasstromen uit operationele
activiteiten en kasstromen uit investerings- en financieringsactiviteiten.
Operationele activiteiten
= uitgaven en inkomsten verbonden aan de bedrijfsopbrengsten en bedrijfskosten van de onderneming.
(= constante ontvangsten/betalingen uit verkoop/aankoop van handelsgoederen bij een handelszaak,
ook de financiële kosten en opbrengsten brengen we hier in rekening zoals we rente op leningen die
we aangingen om vaste activa te kopen)
Betalingen van klanten +
Betalingen aan leveranciers -
1
, Financiering van ondernemingen
Betalingen aan en voor personeel -
Andere betalingen -
Kasstroom uit gewone bedrijfsactiviteiten
Financiële uitgaven (in hoofdzaak betaalde rente) -
Financiële inkomsten (in hoofdzaak ontvangen rente) +
Betaalde winstbelastingen -
Netto-kasstroom als gevolg van bedrijfsactiviteiten
Investerings- en financieringsactiviteiten
= De kasstromen uit investering- en financieringsactiviteiten ontstaan uit de overname of realisatie van
investeringsgoederen van materiële en immateriële aard. (= hoeveelheid en grootteorde van de
aanwezige investeringsgoederen en leningen)
Voorbeelden;
- Contante betalingen/vooruitbetalingen
- Leningen aan derden
- Contante ontvangsten uit de verkoop van vaste activa
Verkochte vaste activa +
Aangekochte vaste activa -
Netto-kasstroom uit investeringsactiviteit
Afgesloten leningen +
Betaalde kapitaalsaflossingen -
Netto-kasstroom uit
financieringsactiviteit
Netto- kasstroom als gevolg van bedrijfsactiviteiten + Netto -kasstroom uit investering- en
financieringsactiviteiten = Netto-kasstroom.
Deze netto-kasstroom moet overeenkomen met de verandering in de saldi van de rekeningen 55/56/57
Accountants vertrekken vaak van de jaarrekening om een variante op de kasstroom te berekenen, met
name de EBITDA, ofwel ‘Earnings before interests, Taxes, depreciation and amortization’, bij deze
berekening noemt men vaak de operationele cashflow (=financiële inkomsten en uitgaven)
2
, Financiering van ondernemingen
Een minimum aan financiële analyse
= een financiële analyse kan je op basaal intuïtief niveau uitvoeren of op een meer gedetailleerd
niveau. Een intuïtief analyse voer je best uit aan de hand van de lezing van een herschikte balans.
Essentieel:
1. Heeft een onderneming voldoende liquiditeiten?
2. Heeft een onderneming voldoende vermogen?
Financiële ratio’s/pijlers
Financiële analyse wordt klassiek opgedeeld met behulp van drie pijlers waarbinnen afzonderlijke
analyses dienen te gebeuren
= Liquiditeit ‘benadrukt de dagelijkse activiteiten van een bedrijf, waarbij als centraal thema gekeken
wordt of de onderneming geen betalingsproblemen heeft’;
- Kan de onderneming haar korte termijnverplichtingen nakomen?
- Kan de onderneming haar leveranciers tijdig betalen?
- Heeft de onderneming voldoende kascontanten om dagelijkse verplichtingen onmiddellijk te
voldoen?
= Solvabiliteit bestudeert ‘de wijze waarop de onderneming haar activiteiten financiert en de gevolgen
ervan’, solvabiliteit focust op kapitaalstructuur;
- Kan de onderneming haar lange termijn verplichtingen nakomen?
- Heeft de onderneming voldoende eigen vermogen?
- Financiert de onderneming een nieuwe investering best via eigen of vreemd vermogen?
= Rentabiliteit ‘legt de nadruk op de winstgevendheid van de onderneming’
- Realiseert de onderneming voldoende winst uit haar dagelijkse activiteiten?
- Haalt de onderneming winst uit haar participaties in andere ondernemingen?
3
, Financiering van ondernemingen
Liquiditeitsmaatstaf: het netto-bedrijfskapitaal
Netto-bedrijfskapitaal is een belangrijke ratio in de context van financiering van ondernemingen. Vele
kredieten worden immers aangegaan om het netto-bedrijfskapitaal aan te vullen.
We kunnen het netto-bedrijfskapitaal berekenen op Uitgebreide Vaste Activa 405.000,00 Permanent vermogen 377.500,00
Als het overschot van het permanent vermogen op de vaste
453.500,00 453.500,00
activa
We evalueren twee situaties;
1. Netto-bedrijfskapitaal is positief:
= heeft de onderneming een zekere veiligheidsmarge, zodat ze vanuit een overschot aan
langlopende middelen kan bijspringen om liquiditeitsspanningen of kortetermijnbehoeften op te
vangen. Omgekeerd geldt hier ook dat er geen kortetermijnfinancieringsbronnen worden
aangesproken om vaste activa te financieren. ‘Als de onderneming alle beperkt vlottende activa
realiseert, is de onderneming perfect in staat al haar kortetermijnsschulden terug te betalen’.
Beperkt vlottend activa > schulden op korte termijn
Permanent vermogen > uitgebreide vaste activa
2. Netto-bedrijfskapitaal is negatief:
= blijven da vaste activa voor een lange tijd in de onderneming en zijn deze moeilijk om te zetten
in geld, terwijl de kortetermijnpassiva snel moet terugbetaald worden. Dit is een ongezonde
financiële situatie. ‘Als de onderneming alle beperkt vlottende activa realiseert, is de onderneming
niet in staat al haar kortetermijnschulden terug te betalen’
Beperkt vlottend activa < schulden op korte termijn
Permanent vermogen < uitgebreide vaste activa
Rentabiliteitsmaatstaven
REV
= geeft een indicatie van de rentabiliteit van het eigen vermogen of anders uitgedrukt, het geeft aan
hoeveel het geïnvesteerd eigen vermogen rendeert;
- Winst voor belasting/eigen vermogen
- Winst na belasting/ eigen vermogen
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ekincii66. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.90. You're not tied to anything after your purchase.