Inhoudsopgave
Hoofdstuk 6: het beenderstelsel:............................................................................................................3
6.1: het beenderstelsel heeft vijf belangrijke functies:.......................................................................3
6.2: beenderen worden ingedeeld aan de hand van hun vorm en structuur:.....................................3
6.4: botgroei en -ontwikkeling zijn afhankelijk van een evenwicht tussen botvorming en
botresorptie en van de beschikbaarheid van calcium:........................................................................4
6.5: osteopenie heeft een sterk effect op ouder wordend beenweefsel:...............................................5
Hoofdstuk 10: Het endocriene stelsel:....................................................................................................6
10.1: Homeostase wordt gehandhaafd via communicatie tussen cellen:...........................................6
10.2: het endocriene stelsel reguleert fysiologische processen via de binding van hormonen aan
receptoren:.........................................................................................................................................6
10.3: de hypofyse, die uit twee krabben bestaat, is een hormoonklier die negen peptidehormonen
afgeeft:...............................................................................................................................................6
10.4: de schildklier synthetiseert schildklierhormonen die van invloed zijn op de
stofwisselingssnelheid:.......................................................................................................................7
10.6: de bijnieren bestaan uit de bijnierschors en het bijniermerg; ze liggen op de nieren en geven
verschillende hormonen af:................................................................................................................7
10.7: de epifyse, die aan het derde ventrikel is gehecht, geeft melatonine af:...................................7
10.8: de endocriene pancreas vormt insuline en glucagon, hormonen die de glucosespiegel van het
bloed reguleren:.................................................................................................................................7
10.9: veel organen hebben secundaire endocriene functies:.............................................................8
10.10: hormonen werken op elkaar in om gecoördineerde fysiologische reacties teweeg te
brengen:.............................................................................................................................................8
Hoofdstuk 12: het cardiovasculaire stelsel: het hart:..............................................................................9
de functie van het hart in het cardiovasculaire stelsel:.......................................................................9
12.1: het hart is een orgaan met vier compartimenten en ontvangt bloed via de coronaire vaten;
het stuwt zuurstofarm bloed naar de longen en zuurstofrijk bloed naar de rest van het lichaam:.....9
12.2: de contractiele cellen en het geleidingssysteem zorgen voor de vorming van elke hartslag. Op
een elektrocardiogram worden de elektrische gebeurtenissen vastgelegd:.......................................9
12.3: een hartcyclus omvat alle gebeurtenissen van een volledige hartslag:.....................................9
12.4: bij een hartdynamica worden de factoren onderzocht die invloed hebben op het
hartminuutvolume:..........................................................................................................................10
Hoofdstuk 13: het cardiovasculaire stelsel: bloedvaten en bloedsomloop:..........................................11
13.1: arteriën, arteriolen, capillairen, venulen en venen verschillen in omvang, structuur en functie:
..........................................................................................................................................................11
13.2: de doorbloeding wordt bepaald door de druk en de weerstand; deze factoren hebben ook
invloed op de uitwisseling in de capillairen:.....................................................................................11
, 13.3: cardiovasculaire regeling bestaat uit autoregulatie, neurale mechanismen en endocriene
reacties:............................................................................................................................................11
13.4: het cardiovasculaire stelsel gaat zich steeds aanpassen aan de fysiologische belasting:.........11
13.5: de kleine en grote circulatie hebben drie functionele patronen met elkaar gemeen:.............12
13.6: in de kleine circulatie komt zuurstofarm bloed naar de longen binnen via de arteriën en
verlaat zuurstofrijk bloed in de longen via venen.............................................................................12
13.7: de grote circulatie vervoert zuurstofrijk bloed vanuit het linkerventrikel naar alle weefsels
behalve die van de longen, waar gaswisseling plaatsvindt, en voert zuurstofarm bloed naar het
rechteratrium terug:.........................................................................................................................12
13.8: aanpassingen van het cardiovasculaire stelsel van de foetus en moeder regelen de onderlinge
uitwisseling van stoffen. Na de geboorte wordt de foetus onafhankelijk van de moeder:...............12
13.9: veroudering heeft invloed op het cardiovasculaire stelsel:......................................................12
13.10: het cardiovasculaire stelsel heeft structurele en functionele relaties met alle andere
orgaanstelsels:..................................................................................................................................13
Hoofdstuk 16: het spijsverteringsstelsel:..............................................................................................14
16.1: het spijsverteringskanaal en bijbehorende organen verrichten verschillende functies ten
behoeve van de omzetting van voedingsmiddelen:..........................................................................14
16.2: de mondholte bevat de tong, de speekselklieren en de gebitselementen, elk met een
specifieke functie:.............................................................................................................................14
16.3: de farynx is de overgang van de mondholte naar de oesophagus:..........................................14
16.5: de dunne darm zorgt voor chemische vertering en opname van voedingsstoffen:.................14
16.7: dikke darm heeft drie gespecialiseerde gedeelten:.................................................................14
16.8: vertering is de mechanische en chemische omzetting van voedsel waardoor voedingsstoffen
kunnen worden opgenomen en benut:............................................................................................15
Hoofdstuk 17: stofwisseling en energetica:..........................................................................................16
17.1: onder stofwisseling verstaan we alle chemische reacties in het lichaam. Energetica heeft
betrekking op transport en transformatie van energie:....................................................................16
17.2: de koolhydraatstofwisseling omvat glycolyse, ATP-productie en gluconeogenese:.................16
17.3: de vetstofwisseling bestaat uit lipolyse, beta-oxidatie en het transport en de verdeling van
vetten als lipoproteïnen en vrije vetzuren:.......................................................................................16
17.4: de eiwitstofwisseling omvat de processen van transaminering en deaminering, de
eiwitsynthese bestaat uit aminering en transaminering:..................................................................16
17.6: een gebalanceerde voeding is noodzakelijk om deficiëntieziekten te voorkomen en de
homeostase te handhaven:..............................................................................................................16
17.7: de stofwisselingssnelheid is het gemiddelde calorieënverbruik. Warmteregulering is het in
evenwicht brengen van de mechanismen voor warmteproductie en warmteverlies:......................17
Hoofdstuk 20: ontwikkeling en erfelijkheid:.........................................................................................18
20.7:..................................................................................................................................................18
, Hoofdstuk 6: het beenderstelsel:
6.1: het beenderstelsel heeft vijf belangrijke functies:
De vijf functies zijn;
1) Ondersteuning: het beenderstelsel biedt structurele ondersteuning aan het gehele lichaam
2) Opslag van mineralen en vetten
3) Vorming bloedcellen: rode bloedcellen, witte bloedcellen en andere onderdelen van het
bloed worden in het rode beenmerg gevormd.
4) Bescherming: skeletstructuren omgeven veel weke delen en organen.
5) Hefboomwerking: veel beenderen fungeren als hefbomen waardoor de grootte en de richting
van de krachten die de spieren uitoefenen worden gewijzigd.
6.2: beenderen worden ingedeeld aan de hand van
hun vorm en structuur:
Er zijn verschillende vormen:
1) Langere beenderen: langer dan breed
2) Korte beenderen: ongeveer even lang en breed
3) Platte beenderen: zijn dun en in verhouding breed.
4) Onregelmatige beenderen: hebben een ingewikkelde vorm die niet
gemakkelijk in een andere categorie past.
Een lang bot heeft een centrale schacht (diafyse) die een centrale ruimte
omgeeft, de zogenoemde mergholte. Deze holte bevat beenmerg, een zacht
en vettig weefsel. De bredere delen aan beide uiteinden worden epifysen
genoemd.
Compact beenweefsel is vrij massief, terwijl spongieus beenweefsel bestaat uit
een vervlochten netwerk van benige staafjes of balkjes door holten van elkaar
gescheiden.
Het buitenste oppervlak van het bot is met een periosteum (periost) of
buitenste beenvlies bedekt. De vezels van pezen en gewrichtsbanden zijn
verweven met die van de vezelige laag van het periost. Het periost isoleert het
bot van aangrenzende weefsels, biedt plaats aan de verbinding met
bloedvaten en zenuwen en speelt een rol bij de groei en herstel van
beenderen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller zoneervoort. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.22. You're not tied to anything after your purchase.