De student herkent de preventie, oorzaken, diagnose, symptomen, vormen, behandeling, prognose
en epidemiologie van DM.
Diabetes Mellitus type 1
Diabetes Mellitus type 1 kenmerkt zich door een absoluut tekort aan insuline als gevolg van een auto-
immuun destructie van de insuline producerende bètacellen in de pancreas. Ongeveer 5-10 procent
van de zorgvragers met diabetes heeft DM1. DM1 treedt vaak op vanaf jonge leeftijd en is een van de
meeste chronische aandoeningen bij kinderen. Bij 25 procent van de zorgvragers met DM1 wordt de
prognose op volwassen leeftijd gesteld.
Risicofactoren en etiologie
De risicofactoren en oorzaken voor het ontwikkelen van DM1 zijn niet duidelijk en worden nog
bestudeerd. Er lijkt sprake te zijn van een combinatie van erfelijke aanleg en diverse
omgevingsfactoren, zoals bepaalde virusinfecties, die als trigger werken op het immuunsysteem.
Pathofysiologie
DM1 is een auto-immuunziekte waarbij het afweersysteem de bètacellen van de eilandjes van
Langerhans in de pancreas vernietigt. Bij een vernietiging van meer dan 80 procent van de bètacellen
produceert het lichaam nog maar zeer weinig of helemaal geen insuline meer. Iemand wordt dan
afhankelijk van insuline-injecties. Het hormoon insuline handhaaft de glucosehuishouding door
opname van glucose in de cellen mogelijk te maken. Bij een absoluut tekort aan insuline zal de
glucosespiegel in het bloed stijgen en zal er een glucosetekort in de cellen ontstaat. Symptomen bij
diabetes worden aan de ene kant veroorzaakt door hyperglykemie en aan de andere kant door een
tekort aan glucose in de cellen.
- Hyperglykemie
Bij een te hoog glucosegehalte in het bloed, of hyperglykemie (hoger dan 11 mmol/l) zal het
overschot aan glucose in de urine terechtkomen. Glucosemoleculen zijn osmotisch actief. Dit houdt in
dat ze water aantrekken. Daardoor wordt door de nieren, samen met glucose, ook meer water
uitgescheiden en neemt de urineproductie toe (polyurie). Dit kan leiden tot dehydratie (uitdroging),
waardoor een zorgvrager overmatige dorst (polydipsie) krijgt en veel drinkt. In ernstige gevallen leidt
uitdroging zelfs tot een hypovolemische shock.
- Ketoacidose en ketoacidotisch coma
Bij een tekort aan glucose kunnen alle lichaamscellen minder goed functioneren door energiegebrek.
Hersencellen zijn sterk afhankelijk van glucose voor hun energie, daardoor leidt een tekort aan
glucose al snel tot verwardheid. Om bij glucosegebrek toch aan energie te komen worden vetten
verbrand. Daardoor treden gewichtsverlies en een hongergevoel op. Als bijproduct van
vetverbranding worden ketonen geproduceerd. Dit zijn zure stoffen die in hoge concentratie
schadelijk zijn voor hersencellen. Sommige ketonen worden omgezet in aceton, dit is in uitgeademde
lucht te ruiken als een zoete geur. De ketonen leiden tot ketoacidose, verzuring van het bloed. De lage
pH zorgt voor prikkeling van het ademcentrum en leidt tot een toename van de ademsnelheid en -
,diepte, ook wel Kussmaul-ademhaling genoemd. Een vergevorderde ketoacidose kan, in combinatie
met een hypovolemische shock, leiden tot een ketoacidotisch coma en uiteindelijk tot de dood.
Symptomen
Bij een nog niet ontdekte DM1 ontwikkelen de klachten zich in korte tijd, meestal binnen een aantal
weken. Op de voorgrond staan symptomen die passen bij hyperglykemie en vetverbranding door
glucosetekort in de cel:
Polyurie;
Polydipsie;
Een droge mond en tong;
Snel gewichtsverlies;
Vermoeidheid en algehele malaise;
Geïrriteerd en agitatie.
Indien er sprake is van ernstige ontregeling en ketoacidose:
Tekenen van dehydratie: droge slijmvliezen, een droge huid en ingevallen ogen;
Tekenen van hypovolemische shock: tachycardie, hypotensie;
Tekenen van ketoacidose: een snelle en diepe ademhaling; acetongeur van uitgeademde
lucht, misselijkheid;
Een verminderd bewustzijn tot coma als gevolg van hypovolemische shock en ketoacidose.
Diagnostiek
Anamnese en lichamelijk onderzoek zijn gericht op de vitale functies en de genoemde symptomen.
De diagnose diabetes mellitus wordt gesteld door het bepalen van het glucosegehalte in het
bloedplasma. Meestal gebeurt dit met een vingerprik en een draagbare glucosemeter. Volgens
internationale afspraken zijn de diagnostische criteria voor diabetes mellitus:
Twee nuchtere plasmaglucosewaarden gelijk aan 7,0 mmol/l of hoger op twee verschillende
dagen;
Één nuchtere plasmaglucosewaarde gelijk aan 7,0 mmol/l of hoger in combinatie met
hyperglykemische klachten;
Een niet-nuchtere plasmaglucosewaarde gelijk aan 11,1 mmol/l of hoger in combinatie met
genoemde symptomen.
Behandeling
Op dit moment is DM1 niet te genezen. De zorgvrager moet levenslang insuline toegediend krijgen.
Daarnaast is begeleiding van zelfmanagement en aandacht voor een gezonde leefstijl essentieel.
- Medicamenteuze behandeling
Omdat de bètacellen van de pancreas zelf geen insuline meer aanmaken, kan DM1 alleen worden
behandeld door toediening van insuline. Insuline wordt per injectie subcutaan toegediend, met een
auto-injector (pen) of via een subcutane insulinepomp. Orale toepassing is niet mogelijk, omdat
insuline een eiwit is dat wordt afgebroken in het spijsverteringskanaal. Er zijn diverse vormen van
insuline beschikbaar, van zeer kortwerkend tot zeer langwerkend en mengvormen hiervan. Het
instellen van insulinetherapie vereist specifieke kennis en ervaring. Het streven is een nauwkeurig
gereguleerd glucosegehalte waarbij de natuurlijke afgifte van insuline (een basishoeveelheid met
‘pieken’ na elke maaltijd) zo veel mogelijk wordt nagebootst. Er moet een goede afstemming zijn
,tussen lichamelijke inspanning, voeding en de hoeveelheid toegediende insuline. Een ontregeling kan
leiden tot hypoglykemie (een te laag glucosegehalte) of juist tot hyperglykemie (een te hoog
glucosegehalte). Beide ontregelingen kunnen gevaarlijk zijn. Op basis van de gemeten
bloedglucosewaarde wordt insuline meerdere keren per dag toegediend, meestal voor de maaltijden
en voor de nacht. Er is veel discipline voor nodig om meerdere malen per dag de bloedglucose te
meten en insuline te spuiten. Het controleren van de instelling op lange termijn wordt gedaan aan de
hand van het HbA1C (de hoeveelheid hemoglobine waar glucose aan gekoppeld zit). Deze waarde
geeft een indicatie van het gemiddelde glucosegehalte in de afgelopen drie maanden.
- Insulinepomp
Veel zorgvragers met DM1 hebben een continue insulinepomp en een subcutane sensor, waarmee
het glucosegehalte afgelezen wordt door een app op een smartphone. De pomp geeft een continue
basishoeveelheid insuline af. Bij de maaltijden wordt op basis van de glucosewaarde een bolus
insuline bijgegeven. Hierdoor wordt een beter ingesteld glucosegehalte bereikt en treedt
hypoglykemie minder vaak op. De kunstmatige pancreas is in een vergevorderd stadium van
ontwikkeling. Dit apparaatje meet continu het glucosegehalte en geeft automatisch en continu een
hoeveelheid insuline of glucagon af op basis van de actuele glucosewaarde. Op die manier wordt de
fysiologische regulering van het bloedglucosegehalte zo veel mogelijk nagebootst.
- Niet-medicamenteuze behandeling
Educatie van zorgvragers met DM1 over het afstemmen van voeding en lichamelijke inspanning in
combinatie met de insulinetherapie is essentieel. Gezonde voeding bevat vooral langzame
koolhydraten en weinig verzadigde vetten. Dit laatste is ook belangrijk in verband met de verhoogde
kans op hart- en vaatziekten die zorgvragers met DM1 hebben.
Complicaties
De complicaties van DM1 zijn ernstig. Zonder behandeling met insuline leidt DM1 tot een
levensbedreigende ketoacidose. Tijdens de behandeling kunnen door ontregeling hypoglykemie,
hyperglykemie en ketoacidose ontstaan. hypoglykemie is een laag glucosegehalte in het bloed en
wordt ook wel kortweg ‘hypo’ genoemd. Het is een complicatie van de behandeling en niet van de
aandoening zelf. Hypoglykemie treedt op als er in verhouding te veel insuline is toegediend, terwijl er
weinig glucose beschikbaar is door een verminderde intake of door een verhoogd gebruik van glucose
bij inspanning. Beginnende hypoglykemie is te herkennen aan:
Bij ernstige hypoglykemie treden insulten en een verminderd bewustzijn tot coma op. Vooral bij
ouderen kan een hypoglykemie ook leiden tot neurologische uitvalsverschijnselen zoals afasie en
hemiparese. Naarmate DM1 langer bestaat en/of er vaker hypo’s optreden is er meer kans op ‘hypo
unawareness’. Hierbij treden bij een hypoglykemie de stresssymptomen niet meer op, waardoor
zorgvragers de hypoglykemie niet goed voelen aankomen en sneller in coma zullen raken.
Hyperglykemie treedt op als er in verhouding te weinig insuline is toegediend, terwijl er veel glucose
beschikbaar is. Dit kan voorkomen bij een verhoogde intake, een verminderd verbruik of in
stresssituaties zoals (infectie)ziekte. Bij een langer bestaande, ernstige hyperglykemie die
onvoldoende behandeld is, ontstaat daarnaast ook ketoacidose en is er kans op een ketoacidotisch
, coma. Ook op langere tijd zijn er ernstige complicaties, zoals hart- en vaatziekten en een verhoogd
risico op infecties.
Prognose
Door de complicaties op lange termijn is de levensverwachting van zorgvragers met DM1 gemiddeld
10 jaar korter dan die van mensen zonder de aandoening. Een goede regulatie van het glucosegehalte
vanaf het moment van de diagnose zorgt op de lange termijn voor minder complicaties. Door het
gebruik van continue glucosemeters en insulinepompen en in de toekomst de kunstmatige pancreas
nemen complicaties af en zal de levensverwachting gaat toenemen.
Preventie
Het is niet bekend hoe DM1 kan worden voorkomen. Er wordt veel onderzoek op genetisch gebied
gedaan en onderzoek naar auto-antistoffen. Men hoopt in de toekomst de diagnose in een vroeger
stadium te kunnen stellen en het autoimmuunproces te kunnen afremmen.
Diabetes Mellitus type 2
Van alle zorgvragers met diabetes heeft 90-95 procent diabetes mellitus type 2 (DM2). Deze
aandoening komt vaker voor bij ouderen, maar ook steeds meer kinderen krijgen DM2 door de
toename van obesitas bij kinderen. Bij DM2 raken lichaamscellen steeds meer resistent voor insuline
en is er in veel gevallen ook sprake van een verminderde productie van insuline. Doordat er
uiteindelijk te weinig insuline is om in de behoefte te voorzien spreken we van een relatief tekort aan
insuline.
Risicofactoren
Een verhoogd risico op diabetes mellitus type 2 hebben zorgvragers die:
- Een hogere leeftijd hebben (45 jaar of ouder);
- Familiair belast zijn met DM2;
- Van Surinaamse (met name Surinaams-Hindoestaanse), Turkse of Marokkaanse afkomst zijn;
- Te maken hebben met bepaalde leefstijlfactoren: overgewicht of obesitas (met name centrale
of abdominale obesitas), lichamelijke inactiviteit, voeding met veel verzadigde vetten, roken;
- Zwangerschapsdiabetes hebben doorgemaakt;
- Bekend zijn met hypertensie en/of hypercholesterolemie;
- Bepaalde medicatie gebruiken: onder andere prednison en sommige antipsychotica.
Etiologie
De ontstaanswijze van DM2 is complex en nog niet geheel opgehelderd. Een combinatie van erfelijke
factoren en leefstijlfactoren zorgt voor een geleidelijk ontstaan van insulineresistentie. Vooral
zorgvragers met obesitas (met name wanneer er sprake is van een toename van het buikvet)
ontwikkelen insulineresistentie. Daarnaast zorgen veroudering en erfelijke factoren voor een
verminderde insulineproductie in de bètacellen van de pancreas. Diabetes mellitus type 2 is vaak
onderdeel van het metaboolsyndroom, een combinatie van insuline resistentie, centrale obesitas,
hypertensie en verstoorde cholesterol- en triglyceridenwaarden. Dit metaboolsyndroom leidt tot een
verhoogd risico op hart- en vaatziekten.
Pathofysiologie
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jacolinevlente. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.48. You're not tied to anything after your purchase.