100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Oefentoets IPO2A $4.47   Add to cart

Other

Oefentoets IPO2A

 4 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Deze oefentoets is bedoeld voor studenten die de opleiding Pedagogische wetenschappen/acpa volgen aan Universiteit Leiden en in het 1e leerjaar zitten. Het bevat 30 vragen over de stof (die lijken op de vragen uit het tentamen) die wordt getoetst voor het vak IPO2A. Naast de antwoorden op de...

[Show more]

Preview 3 out of 17  pages

  • June 12, 2024
  • 17
  • 2022/2023
  • Other
  • Unknown
avatar-seller
Oefenvragen IPO2A
Voorbeeldvraag

1. Wat is patternicity bias?
A) De neiging om patronen te herkennen in willekeurige gebeurtenissen.
B) De voorkeur voor gestructureerde patronen boven willekeurige arrangementen.
C) De neiging om details te negeren en brede patronen te zien.
D) De vaardigheid om complexe patronen snel te herkennen.


Antwoord vraag 1: Wat is patternicity bias?
A) De neiging om patronen te herkennen in willekeurige gebeurtenissen.
B) De voorkeur voor gestructureerde patronen boven willekeurige arrangementen.
C) De neiging om details te negeren en brede patronen te zien.
D) De vaardigheid om complexe patronen snel te herkennen.

Antwoord: A
Verklaring: patternicity bias verwijst naar de cognitieve neiging van mensen om
samenhangende patronen of betekenisvolle verbindingen te zien in willekeurige of
chaotische stimuli, zelfs wanneer die er niet werkelijk zijn. Mensen hebben de
neiging om betekenis te zoeken en verbanden te leggen, wat kan leiden tot het
waarnemen van patronen die eigenlijk puur toevallig zijn. Optie b beschrijft eerder
een algemene voorkeur voor ordelijke patronen, terwijl patternicity bias specifiek
verwijst naar het zien van patronen, zelfs als ze niet echt bestaan. Het gaat niet om
een voorkeur voor gestructureerde patronen, maar om een neiging om patronen te
interpreteren, zelfs in willekeurige of chaotische informatie. Optie c beschrijft eerder
een algemene neiging tot generalisatie, terwijl patternicity bias specifiek gericht is op
het zien van patronen, zelfs als ze niet daadwerkelijk aanwezig zijn. Het gaat niet
noodzakelijk om het negeren van details, maar om het projecteren van betekenis op
willekeurige informatie. Patternicity bias beschrijft de neiging om verbanden te leggen
die er niet zijn, eerder dan een accurate herkenning van complexe patronen.

, 2. Wat is het Hawthorne-effect in het kader van onderwijs?
A) Een positief effect van verhoogde verlichting in klaslokalen.
B) De neiging van studenten om betere prestaties te leveren wanneer ze weten dat
ze geobserveerd worden.
C) De invloed van fysieke activiteit op het leervermogen van studenten.
D) De relatie tussen klasgrootte en academisch succes.

3. Wat wordt bedoeld met epistemologische feedback?
A) Feedback die gericht is op spelling- en grammaticacorrecties.
B) Feedback die de nadruk legt op de ontwikkeling van kritisch denken en begrip van
het leerproces.
C) Geen van de opties is juist
D) Feedback die zich richt op de organisatie van de presentatie van informatie.

4. Wat stelt de dual-channeltheorie met betrekking tot de
informatieverwerking van mensen?
A) Mensen hebben één enkel kanaal voor zowel woorden als beelden.
B) Mensen hebben twee kanalen: één voor woorden en één voor beelden.
C) Mensen hebben drie kanalen: één voor woorden, één voor beelden en één voor
geluid.
D) Mensen hebben vier kanalen: één voor emoties, één voor gedachten, één voor
woorden en één voor beelden.

5. Wat is een belangrijk kritiekpunt op het gebruik van leerstijlen van Kolb?
A) Leerstijlen zeggen niets over de voorkeur van docenten.
B) De meeste mensen voldoen slechts aan één leerstijl.
C) Tests om leerstijlen te bepalen zijn ontoereikend.
D) Leervoorkeuren bepalen wat goed is voor leren.

6. Wat is een kenmerk van flashbulb memories?
A) Ze vervagen snel na verloop van tijd.
B) Ze zijn vaak geassocieerd met emotioneel ingrijpende gebeurtenissen.
C) Ze zijn meestal het resultaat van herhaalde blootstelling aan informatie.
D) Ze worden het beste gevormd in een ontspannen en stressvrije omgeving.

7. Welk type geheugen is voornamelijk betrokken bij het opslaan in deze
casus??
Een student bereidt zich voor op een examen geschiedenis. Tijdens het
studeren komen verschillende feiten over de Tweede Wereldoorlog aan bod,
zoals de datum van het begin van de oorlog, belangrijke veldslagen en
politieke gebeurtenissen.
A) Episodisch geheugen
B) Procedureel geheugen
C) Semantisch geheugen
D) Iconisch geheugen

, 8. Wat is een doel van probleemgestuurd onderwijs (PGO)?
A) Het versterken van de neiging tot procrastinatie.
B) Het cultiveren van een groeimindset.
C) Het stimuleren van perfectionisme.
D) Het ontwikkelen van een externe locus of control.

9. Wat is het derde stadium van de Gartner Hype Cycle?
A) Innovatie
B) Plateau van productiviteit
C) Gat van desillusie
D) Piek van opgeblazen verwachtingen

10. Wat kenmerkt digitale natives met betrekking tot technologiegebruik?
A) Ze voelen zich comfortabel en bekwaam bij het gebruik van diverse digitale
technologieën.
B) Ze hebben moeite met het snel aanleren van nieuwe digitale vaardigheden.
C) Ze vermijden traditionele communicatiemiddelen zoals e-mail.
D) Ze geven de voorkeur aan papieren boeken boven e-books.

11. Wat is een kernprincipe van gamification?
A) Het vermijden van competitieve elementen
B) Het creëren van een lineaire en voorspelbare ervaring
C) Het gebruik van beloningen en uitdagingen om betrokkenheid te vergroten
D) Het minimaliseren van visuele en interactieve elementen

12. Wat is het voornaamste verschil tussen grijze en witte stof in de
hersenen?
A) Kleurvariatie
B) Alle opties zijn juist
C) Bloedtoevoer
D) Myelinisatie

13. Wat is de juiste conclusie met betrekking tot de linker- en
rechterhersenhelft?
A) De linkerhersenhelft is belangrijker dan de rechterhersenhelft.
B) Beide hersenhelften zijn belangrijk en kunnen mensen niet in hokjes verdelen.
C) Creativiteit hangt af van een dominante rechterhersenhelft.
D) De linkerhersenhelft is superieur aan de rechterhersenhelft.

14. Wat is het effect van multitasken op concentratie, studietijd en
prestaties?
A) Verbetering van concentratie, verkorting van studietijd en verbetering van
prestaties.
B) Geen significant effect op concentratie, studietijd en prestaties.
C) Concentratieverlies, langere studietijden en slechtere prestaties.
D) Verbetering van concentratie, verkorting van studietijd, maar slechtere prestaties.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Denise2000. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.47. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

82191 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.47
  • (0)
  Add to cart