Deze samenvatting omvat alle hoorcolleges met extra aantekeningen en voorbeelden, het zelfstudiepakket en de te kennen extra documenten. Er staan ook duidelijke afbeeldingen bij die het studeren makkelijker maken waardoor weinig opzoekingswerk verreist is. Door deze samenvatting was ik er van de ee...
Neurobiologie les 1
1. bouwstenen
1.1 koolhydraten: sachariden of suikers
Brandstof – omzetten naar eiwitten en vetten - opslaan
Koolhydraten = sachariden of suikers: -ose
mono (enkel) sachariden (suiker)
di (twee) sachariden >> koppeling van 2 suikers
poly (meerderen) sachariden (suikers)
Koolhydraten zorgen voor brandstof en om dingen te kunnen omzetten naar eiwitten en
vetten
Wij verbranden monosachariden (gaat instant) > bv je fiets en bent moe & neemt
suikertje (= mono)
Disachariden en polysachariden kun je niet direct verbranden > moeten eerst afgebroken
worden (= het opslaan van reserven)
Suikergehalte vol in lichaam? Worden omgezet in vetten.
1.2 lipiden: vetten
We gebruiken vetten om te isoleren, zowel onderhuids als rond organen
Belangrijke bouwsteen voor hormonen
Te weinig vetten? Dan vallen onze functies uit! Hormonen kunnen bv stoppen met
werken > vetten zijn nodig om hormonen te stimuleren (bv cholesterol)
Meisjes met te weinig vetten: meer last van stemmingswisselingen
Meisjes met meer vetten: sneller in pubertijd
Belangrijke typen: vetzuren, vetten, steroïden, fosfolipiden
Vetten: verschillende ketens vetzuren gebonden aan glycerol: triglyceriden
verzadigde vetten (keten is helemaal vol)
onverzadigde vetten (niet helemaal vol: makkelijker af te breken)
Steroïden (hormonen): cholesterol aanmaak van oestrogeen, testosteron
Fosfolipiden: membraan van de cel
1.3 eiwitten of proteïnen
Essentieel voor het organisme: verschillende functies:
Structurele eiwitten: raamwerk voor stevigheid in cellen, weefsels en organen
Plasma-eiwitten: immunoglobulline (eiwitten die antistoffen zijn, eiwitten die
zich in bloed bevinden), stollingsfactoren (bloed stollen > wanneer je wondje hebt,
korst vormen) , hemoglobine (transport van zuurstof/transporteiwit)
Receptoreiwitten: info van buitenwereld bv op de lens van het oog
Contractiele eiwitten: beweging van spieren
Eiwithormonen: insuline
Enzymen: amylase (breekt zetmeel af) en pepsine
stoffen afbreken (boterham in mond afbreken)
Sporters nemen eiwitten na het sporten om hun spieren te herstellen!
,Bouw:
Uit aminozuren (AZ), 20 verschillende AZ
Keten verschillende aminozuren: polypeptideketen
peptidebinding = AZ + AZ gaan binden
Driedimensionale structuur: enorme variëteit aan eiwitten
Vanaf 100 aminozuren spreken we van een eiwit! Een eiwit is een keten van aminozuren
1.4 nucleïnezuren
Zuren die zich in de kern van iedere cel bevinden, 2 voorbeelden:
DNA (deoxyribo nucleine acid)
RNA (ribo nucleïne acid)
= suiker dat zich in de kern bevindt met een zuur
DNA: molecule waar de erfelijke info is opgeslagen
Info voor alle activiteiten van een cel
Stukje info = gen (bv kleur ogen)
Langgerekte molecule (46) met honderden genen
Omzetting van DNA naar eiwitten: DNA code > RNA > eiwit
DNA bevindt zich in de chromosomen > chromosoom bevat DNA sliert
DNA is heeel lange ladder, stukje van ladder is een gen (hier staat 1 aspect van een
persoon)
RNA is een klein stukje van het DNA (een klein kopietje)
We gebruiken DNA om RNA te maken en van die code maken we eiwitten (DNA – RNA –
eiwit)
Bouw nucleïnezuren: polynucleotiden: ladderstructuur
Nucleotide bestaat uit 3 elementen:
Fosfaat
Suiker
Stikstofbase
Adenine (A)
Cytosine (C)
Guanine (G)
Thymine (T) / Uracil (U) in RNA
2 basen verbinden met elkaar en vormen de treden: A – T(U) // C – G
Fosfaat en suikers vormen de spijlen: 2 strengen
1. bouwstenen:
,1.4 nucleïnezuren
DNA: deoxyribo nucleine acid (zuur dat in de kern zit en een suiker bevat)
RNA: ribo nucleïne acid
>> erfelijk materiaal in onze chromosomen
DNA: molecule waar de erfelijke info is opgeslagen
Info voor alle activiteit van een cel
Stukje info = gen (specifiek kenmerk van ons lichaam > oogkleur)
Langgerekte molecule (46) met honderden genen
DNA is onderdeel van onze chromosomen (46 chromosomen: 23 van moeder, 23
van vader)
Chromosoom: DNA sliert waar eiwitten zich rond bevinden
Omzetting van DNA naar eiwitten: DNA code > RNA > eiwit
RNA: gekopieerd stukje van het DNA, bevat de code voor de aanmaak van een eiwit en
dus van een gen
DNA bepaalt de werking van een eiwit!
Kleinste onderdeel van een eiwit: aminozuren
Bouw nucleïnezuren: polynucleotiden: ladderstructuur
Nucleotide: fosfaat, suiker en stikstofbase
>> suiker: 5 hoekig dus 5 koolstoffen
Complementair: tegenovergesteld aan elkaar (bv ene staat rechtop en andere staat
ondersteboven) maar ook aanvullen (A past mooi in T)
Leesrichting DNA: van 3 accent naar 5 accent
Leesrichting RNA: van 5 accent naar 3 accent
!Er bestaan 5 nucleotiden in het menselijk lichaam!
Stikstofbasen: adenine, cytosine, guanine, thymine (in DNA)/uracil (in RNA)
, 2. de cel
Celmembraan (omhulsel, houdt alles in de cel) + cytoplasma + celorganellen
Ribosomen: omzetten van RNA in eiwit; eiwitsynthese in cytoplasma
DNA: opslag erfelijk materiaal in de celkern
RNA: code voor eiwitsynthese in cytoplasma (= vocht binnen in een cel)
>> We maken eiwitten in cytoplasma
Kern: kernmembraan met kernplasma
In celkern: DNA, uit celkern: RNA (klein en fijn en geraakt door de poriën naar
buiten)
Chromosomen: bestaan uit DNA en eiwitten (histonen):
Mens heeft 46 chromosomen: 23 paar
>> bij celdeling: typerende X-vorm (chromosoom)
>> geen celdeling: chromatinevezel (sliertvorm)
Kernmembraan met poriën:
In en uit van eiwitten, RNA, bouwstoffen
Stukje DNA gekopieerd > RNA
RNA: boodschap = messenger RNA of m-RNA, uit de kern
m-RNA naar ribosomen > AZ-keten opgebouwd > eiwit = eiwitsynthese
3. DNA - processen
3.1 eiwitsynthese: DNA > RNA > eiwit = info voor alle activiteiten van een cel
3.2 DNA - replicatie: voor de celdeling: verdubbelen van het erfelijk materiaal
3.3 mutatie: veranderingen in de basenvolgorde
3.1: eiwitsynthese
DNA > RNA > m-RNA > ribosomen > polypeptideketen > eiwit
Transcriptie: RNA omzetten naar m-RNA
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller saol12832. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.89. You're not tied to anything after your purchase.