Het strafrecht is onderdeel van het publiekrechtelijk handhavingsrecht: de overheid speelt een
bestraffende rol. Het bestuurlijk sanctierecht is hier ook onderdeel van. Het strafrecht zelf is in vieren
te verdelen: het formele strafrecht, het materiële strafrecht, het bijzondere strafrecht (al het
strafrecht buiten het Sr) en het penitentiair recht (over veroordeelden).
Bronnen van het strafrecht
o Bronnen van kennis: feiten van algemene bekendheid of bv. je taalgevoel. Als ondergrens
geldt dat je moet hoeden voor aannames.
Klassieke bronnen
o Wetten: Sv, Sr, Opiumwet, WVV 1994, Beginselenwet tbs-gestelden, et cetera.
o Rechtspraak: arresten van de Hoge Raad etc.
o Literatuur: wetenschappelijk onderzoek over bepaalde strafrechtelijke vraagstukken bv.
Moderne bronnen
o De beginselen van behoorlijk strafprocesrecht : recht op een eerlijk proces, onschuld-
presumptie, beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit, het nemo tenetur-beginsel
etc.
o De verdragen: EVRM, IVBPR, ICC, Europees uitleveringsverdrag, verdrag tegen foltering etc.
Legaliteit
Het legaliteitsbeginsel uit o.a. artikel 1 Sr laat zich niet makkelijk als begrip uitleggen. Dit beginsel valt
uiteen in vijf andere beginselen, dit zijn:
i. Codificatieplicht: strafbare feiten moeten in een wet opgenomen zijn.
ii. Verbod van terugwerkende kracht: er is een voorafgegane strafbepaling nodig.
iii. Lex certa-beginsel: de wettelijke strafbepaling moet duidelijk genoeg zijn.
iv. Verbod van analogie: de rechter mag niet straffen naar analogie, hooguit via extensieve
interpretatie (denk aan het elektriciteitsarrest).
v. Strafprocesrecht alleen bij formele wet: zie art. 1 Sv, ‘bij wet voorzien’ (HR Muilkorf).
De strafwetgever heeft voldaan aan het legaliteitsbeginsel door in formele wetten structuur aan te
brengen in de strafbepalingen: het moet gaan om een 1) menselijke gedraging, die 2) past in een
delictsomschrijving, die staat 3) in een wettelijke bepaling, welke gedraging 4) wederrechtelijk is en
waarvan de dader 5) verwijtbaar is.
Het wetgever maakt niet zomaar wetten, het strafrecht heeft verschillende doelen:
1. Generale preventie: afschrikkende karakter van het strafrecht, voorkomen van misdrijven.
2. Speciale preventie: de specifieke dader afschrikken het nog een keer te doen.
3. Voorkomen van eigenrichting: mensen hoeven en mogen niet meer eigen rechter spelen.
4. Genoegdoening: voor het slachtoffer of de nabestaanden.
5. Leedtoevoeging/vergelding: een dader moet een straf ondergaan voor zijn daad.
Invalshoeken strafrecht
Er zijn drie invalshoeken om naar het strafrecht te kijken:
1. Legisme = nadruk op de wet en het wettelijke systeem, de wet weerspiegelt de wil v/h volk.
De machtenscheiding is de grondslag van deze leer. Het rechtskarakter is verdisconteerd in
het rechtssysteem, waarmee het strafrecht zijn ordenende en beveiligende functie uitoefent.
Overtreding van de strafwet als instrument tot ordening veronderstelt zowel schending van
de rechtsorde als verstoring van de sociale orde = instrumentele functie strafrecht.
2. Liberalisme = nadruk op de individuele rechtspositie van de burger en de rechtsbescherming
voor de burger. Een belangrijk uitgangspunt voor het liberalisme is dan ook de
, onschuldpresumptie. Strafbaarstelling mag geen te grote inbreuk maken op klassieke
vrijheidsrechten van iemand, de overheid mag de macht niet misbruiken. Het recht is primair
betrokken op de positie van het individu als zwakkere tegenover de overheid en dient ter
versterking van diens rechtspositie. De rechtsorde is bij deze leer meer een potentieel van
rechtsbeginselen en waarden en valt voor slechts een deel samen met de sociale orde.
3. Empirisme = nadruk op het algemene/individuele welzijn en op de effectiviteit van het
strafrecht. Het strafrecht is het ultimum remedium, nadelige gevolgen moeten zo klein
mogelijk zijn. Aanhangers zijn daarom ook fan van mediation en schadevergoeding, zo min
mogelijk repressie. Het is echter ook noodzakelijk de maatschappij daar waar nodig te
beschermen. Empirisme is daarom een mengsel van vergelding, resocialisatie,
gevaarsvermindering en heropvoeding. Er wordt ook gekeken naar preventie om repressie te
vermijden, een straf wordt als bijkomend gezien. = decriminaliseren
Deze drie invalshoeken vormen samen de kenmerken van iets dat beschouwd kan worden als
beschaafd strafrecht dat een rechtsstaat betaamt: de maatschappij ordenen en beveiligen, de
beginselen van de rechtsstaat waarborgen en de ultimum remedium-gedachte.
De verhouding van deze drie invalshoeken is als volgt: het legisme staat centraal, maar binnen dat
legisme moet er rekening worden gehouden met de rechten en rechtsbescherming van burgers.
Daarnaast moet het strafrecht gezien worden als ultimum remedium, waarbij het welzijn van de
mens zo min mogelijk wordt geschaad. Het strafrecht heeft dus naast zijn criminaliteit bestrijdende
functie een minstens even belangrijke rechtsbeschermende functie en moet tegelijkertijd net zo min
mogelijk het welzijn van de mens schaden.
Conflict as Property
In het artikel van Christie wordt een ontwikkeling omschreven waarin conflicten sterk gejuridiseerd
worden. Christie vindt dit geen goede ontwikkeling, want:
1. Conflict is aan het slachtoffer ontnomen > gejuridiseerd en geanonimiseerd
2. Conflict aan de dader ontnomen > geen kans om persoonlijke redenen te delen, ontkomt aan
directe confrontatie met slachtoffer.
3. Het conflict is aan de samenleving ontnomen > potentiële participatie ontnomen, verloren
kans voor normverduidelijking en participatie
In deze nadelen zien we het legisme terug, de nadruk ligt meer op de wet en het wettelijk systeem
dan op de partijen en het conflict. Doordat de partijen zelfs vertegenwoordigd worden, wordt het
conflict als het ware van hun afgepakt, waardoor je die nadelen ziet ontstaan. Christie stelt daarom
een andere organisatie van het strafrecht voor, gericht op het slachtoffer:
a) Vaststellen strafbaarheid (of de wet is overtreden en of deze persoon de wet overtrad).
b) De situatie van het slachtoffer wordt meegenomen bij de veroordeling. Elk detail wordt
onder de aandacht van de rechters gebracht, of het nou relevant is in de casus of niet. Wat
kan er voor het slachtoffer gedaan worden door de misdadiger/ lokale buurt/ de staat.
c) Een straf wordt eventueel besloten. De rechter stelt vast welke straf noodzakelijk is om toe
te passen in combinatie met restitutie / herstellende acties voor het slachtoffer.
d) Hulp voor dader. Diens algemene sociale / persoonlijke situatie is bekend bij de rechtbank.
Dit moet komen na de veroordeling > anders krijg je te maken met ‘onbepaalde
gevangenisstraffen’ ( verplichte behandelingen, speciale maatregelen).
De focus op het individuele/gemeenschappelijke welzijn zien we terug in het artikel van Christie.
Er moet meer worden gekeken naar wat de situatie van het slachtoffer en van de verdachte
(Empirisme). Daarom stelt Christie dat er ook hulp voor de dader en aandacht voor de situatie
van het slachtoffer moet zijn, kijken naar oplossingen en restituties. Ook is er aandacht voor de
individuele rechtspositie van de burger (kijk naar personen zelf, liberalisme).
, Juist hierom moeten we af van de professionalisatie binnen de conflictoplossing, omdat anders
weer de aandacht van de twee echte partijen wordt afgehaald.
Week 2 – Het organieke strafrecht
De politie
Artikel 3 Politiewet 2012 geeft de functie van de politie: het zorgen voor de daadwerkelijke
handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven. Er is één
landelijke eenheid en er zijn 10 regionale eenheden, die onderverdeeld zijn in territoriale
onderdelen. De politie staat onder leiding van verschillende mensen:
Formele leiding over de politie
Nationaal: korpschef, onder het gezag van de minister (art. 27 Politiewet 2012)
Regionaal: regioburgemeester (art. 19) en de politiechef (art. 38)
Functionele leiding over de politie
Optreden in het kader van de openbare orde: onder gezag van de burgemeester (art.
11), bv. bij rellen, ongelukken en rampen.
Optreden in het kader van het strafrechtelijke handhaving: onder gezag van de
officier van justitie (art. 12), bv. bij voorkoming, opsporing, vervolging en executie.
Samenkomst van openbare orde en strafrechtelijke handhaving: driehoeksoverleg
tussen burgemeester, officier van justitie en politie (art. 13).
Enkele algemene afdelingen binnen de landelijke politie:
Schakel met Europol/Interpol
Specialistische politietaken, waaronder misdaadanalyses en daderanalyses
Bijstand aan regionale eenheden (d.m.v. DNA-databank, digitale recherche)
Dienst Infrastructuur van de Landelijke Eenheid: verkeerspolitie, waterpolitie,
zeehavenpolitie en luchtvaartpolitie (over de inzet van bv. helikopters)
Dienst landelijk operationeel centrum, voor o.a. terreurdreigingen en acute problemen
Dienst landelijke recherche, voor o.a. drugs, mensenhandel en criminele organisaties
Dienst landelijke informatieorganisatie, verzamelen alle informatie voor de politie
Dienst landelijk operationele samenwerking, geheime operaties, afluisteren en high tech
Dienst bewaken en beveiligen, voor bv. persoonsbeveiliging n.a.v. moord op De Vries
Dienst speciale interventies
De rijksrecherche onder het college van P-G, de politie binnen de politie die optreedt indien:
1. Een politieagent wordt zelf verdacht van een strafbaar feit
2. Bij gebruik vuurwapen door de politie met ernstig letsel of de dood als gevolg
3. Als de integriteit van de overheid in het geding kan komen (soms)
Enkele bijzondere afdelingen binnen de landelijke politie:
Krijgsmacht: ten behoeve van de openbare orde en de strafhandhaving. Op grond van artikel
57 – 59 Politiewet 2012 kan de krijgsmacht of onderdelen van de krijgsmacht zoals de
marechaussee ingezet worden als bijstand aan de politie.
Koninklijke marechaussee: militaire politietaken en politietaken op Schiphol, grensbewaking
Dienst speciale interventies (DSI): aanhouding- en ondersteuningseenheden (AE), Unit
Interventie Koninklijke Landmacht, Unit Interventie Korps Mariniers en Unit Expertise en
Operationele Ondersteuning (scherpschutters)
Wet bijzondere opsporingsdiensten
In de wet zijn de bijzondere opsporingsdiensten op verschillende plekken terug te vinden. De
belangrijkste vind je terug in de artikelen 141 en 142 Sv.
Ambtenaren met algemene opsporingsbevoegdheid, art. 141 aanhef en onder d Sv:
Financiën: FIOD-ECD, fiscale inlichting en opsporingsdienst voor fraude etc.
, Economische zaken: NVWA-IOD, betreffende georganiseerde criminaliteit die de
integriteit van voedsel aantast, de veiligheid van voedsel en consumentenproducten
in gevaar brengt of die de gezondheid van dieren en planten schaadt
Sociale zaken & werk: IOD Inspectie SZW
Infra & milieu: IOD inspectie Leefomgeving & Transport
Buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s), art. 142 Sv:
Daartoe aangewezen personen o.a. werkzaam bij ACM, AFM, Kansspelautoriteiten en
Provincies. Ook bestaan er individuele mensen met een beperkte opsporingstaak.
Europol: de Europese politieorganisatie opgericht door de landen van de Europese Unie. Zij
coördineren de operationele opsporing door de formering van joint investigation teams.
Interpol: wereldwijd communicatienetwerk tussen politiemensen met criminele databanken.
EuroGendFor: internationale politiemacht van de Europese Unie die ingezet kan worden in
situaties waar geen politiegezag meer is.
Het Openbaar Ministerie
Op rechtbank niveau: arrondissementsparket o.l.v. officieren van justitie die onder een
Hoofdofficier van Justitie staan. Utrecht bezit het speciale parket CVOM.
Op gerechtshof niveau: ressortsparket met lokale vestigingen bij vier hoven o.l.v. Advocaten-
Generaals die onder een Hoofd Advocaat-Generaal staan.
Op landelijk niveau (niét HR): het landelijk parket voor bovenregionale zware misdaad en het
functionele parket voor bovenregionale complexe financieel-economische misdaad. Beide
parketten staan o.l.v. het College van procureurs-generaal.
Op internationaal niveau:
Eurojust: samengesteld uit justitievertegenwoordigers van alle lidstaten, voor
coördinatie van grensoverschrijdende criminaliteit n.a.v. onderzoek Europol.
Europees OM: opgericht in 2017 door 22 lidstaten met 22 aanklagers, het
onafhankelijke openbare vervolgingsorgaan van de EU dat bevoegd is voor het
onderzoeken, het vervolgen en het aanklagen bij de nationale rechter van strafbare
feiten die de EU schade berokkenen.
Opsporing
= het onderzoek in verband met strafbare feiten onder het gezag van de OvJ met als doel het nemen
van strafvorderlijke beslissingen (art. 132a Sv).
Het opsporingsonderzoek dient er dus toe om strafbare feiten die (i) gepleegd zijn, (ii) gepleegd
worden of, (iii) gepleegd gaan worden op te helderen. Deze opsporing geschiedt door ambtenaren
van regionale en landelijke eenheden van de politie, maar ook door bv. OvJ’s en boa’s (art. 141 en
142 Sv). Een opsporingsonderzoek kan gedaan worden naar aanleiding van een aangifte, controles,
tips etc.
Het optreden op basis van het Sv is uitsluitend in eerste instantie repressief. De Wet BOB en andere
bijzondere wetten regelen de zogenaamde proactieve fase. Dit heet in veel gevallen ook wel
preventieve controle. Door van een persoon die aan de controle wordt onderworpen te verlangen
dat hij zichzelf met informatie zou kunnen belasten, zou je kunnen zeggen dat o.a. het nemo-
teneturbeginsel in geding is. Dit beginsel geldt echter alleen voor verdachten en dus niet bij normale
controles. Daarnaast moet er een onderscheid worden gemaakt tussen wilsafhankelijk (verklaring) en
wilsonafhankelijk materiaal (meting alcoholpromillage). Laatstgenoemde schendt het nemo tenetur-
beginsel niet.
De verdachte
= (i) degene te wiens aanzien (ii) uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan
(iii) enig strafbaar feit voortvloeit (art. 27 Sv).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller noortjelangman. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.69. You're not tied to anything after your purchase.