100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Volledige samenvatting staats en bestuursrecht (eindcijfer: 9,5) $7.79   Add to cart

Summary

Volledige samenvatting staats en bestuursrecht (eindcijfer: 9,5)

 4 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Dit is een volledige samenvatting van het vak staats en bestuursrecht, welke nog steeds up to date is! Handige overzichtjes en stappenplannen, met alle hoorcolleges, werkgroepen, jurisprudentie, kennisclips, relevante literatuur

Preview 4 out of 35  pages

  • June 12, 2024
  • 35
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting bestuursrecht

Week 1 – Introductie bestuursrecht

Publiekrecht = het recht dat de overheid betreft en het verkeer met haar burgers
 Belangrijk omdat het recht voor ordening in de samenleving zorgt, waarbij de overheid (de
regelsteller de normen stelt. De overheid kan dit eenzijdig doen en handhaven = Macht!
Het verschil tussen publiekrecht en privaatrecht is te duiden door drie onderscheidende kenmerken:
1. Het algemene belang van het publiekrecht vs. het individuele belang van het privaatrecht
2. Ongelijkwaardige partijen bij publiekrecht vs. gelijkwaardige partijen bij privaatrecht
3. Is de relatie tussen burgers onderling of tussen burger en overheid?

De macht van de overheid wordt aanvaard door de combinatie van democratie en rechtsstaat. Door
legitimatie en normering stelt de overheid normen voor de ordening van de samenleving, maar moet
zelf ook die eigen gestelde normering gehoorzamen.

De overeenkomst tussen Staatsrecht en Bestuursrecht is de realisatie van die democratische
rechtsstaat. Samen verwezenlijken zij het legaliteitsbeginsel, de machtenscheiding, de onafhankelijke
rechtspraak en de grondrechten. Staatsrecht gaat daarbij meer over de opbouw en de inrichting van
ons staatsverband, terwijl het bestuursrecht over de invulling van dat verkeer tussen overheid en
burger gaat. Het bestuursrecht heeft dan ook twee dimensies:
1. Instrumentele dimensie (welke instrumenten bezit de overheid?)
2. Waarborg dimensie (welke regels gelden voor de overheid?  rechtsbescherming)

Door de wil om de samenleving te sturen d.m.v. instrumenten, ontstaat er wetgeving vanwege het
legaliteitsbeginsel. Er waren in Nederland 14 departementen die daarom allemaal hun eigen
wetgeving gingen maken. Hierdoor ontstonden er 14 wetsfamilies met allen hun eigen traditie in
wetgeving. Dit zorgde voor verbrokkeling in het bestuursrecht, want de 14 families met eigen wetten
waren zeker niet in het belang van de rechtseenheid. Om deze verbrokkeling tegen te gaan werd het
idee van de Algemene wet bestuursrecht geopperd en uitgevoerd.


Week 2 – De Algemene wet bestuursrecht

Bij de grondwetswijziging van 1983 werd in artikel 107 een tweede lid toegevoegd: de wet stelt
algemene regels van bestuursrecht vast. Dit werd de grondslag voor de Awb.

Ontstaansgeschiedenis
 19-05-1982: Staatssecretaris Michiel Scheltema werd voorzitter van de startwerkgroep.
 28-10-1982: Startwerkgroep had als voorstel ‘vorm een commissie voor de algemene regels
van bestuursrecht o.l.v. een regeringscommissaris’. Deze commissie moest bestaan uit drie
ambtenaren van Justitie, drie ambtenaren van BiZa, iemand van VNG en twee
wetenschappers
 08-09-1983: Bij Koninklijk Besluit werd de commissie Warb, wetgeving algemene regels
bestuursrecht, ingesteld met als regeringscommissaris M. Scheltema.
 19-01-1987: De eerste tranche van de Awb over materieel recht was af na 42 overleggen.
 04-06-1992: Diezelfde tranche wordt aangenomen Tegelijkertijd vond er een herziening van
de rechterlijke organisatie plaats vanwege de wens om in de Awb niet alleen materiele maar


1

, ook formele regels in te voeren. De tweede tranche over het procesrecht werd daarmee
tegelijk met de eerste tranche afgerond.
 01-01-1994: Inwerkingtreding van de Algemene wet bestuursrecht.
 01-01-1998: Inwerkingtreding van de derde tranche over subsidie, toezicht en sancties.
 01-07-2009: Inwerkingtreding van de vierde tranche over geldschulden en boete.

Het tempo van het invoeren van die tranches ging er wat uit. Dit komt door het feit dat tranches
tegengehouden kunnen worden door één specifiek onderwerp. Daarom is men weer verdergegaan
met losse wetgeving maken i.p.v. tranches. De rol van de commissie Warb is inmiddels uitgespeeld,
eind januari 2019 werd de commissie ingetrokken per besluit. De regeringscommissaris Scheltema
kreeg eervol ontslag op 08-02-2019. De Awb beslaat nog niet het volledige algemene deel van het
bestuursrecht, waardoor ongeschreven regels en beginselen van belang blijven.

Doelstellingen van de Awb
Scheltema kreeg het voor elkaar om de stammenstrijd tussen de veertien wetsfamilies te codificeren
in één Algemene wet. Het centrale doel, rechtsgelijkheid en rechtszekerheid, werd daarmee behaald.
Andere doelstellingen van de Awb zijn:
 bevorderen van de eenheid (bv uniformering van termijnen)
 systematiseren en vereenvoudigen (bv samenbrengen van handhavingsinstrumenten)
 codificeren van jurisprudentie en ongeschreven recht (bv vastleggen van Abbb’s)
 het treffen van bijzondere voorzieningen (bv de doorzendplicht)

Om deze doelstellingen te bereiken, zijn er 4 verschillende wetgevingstechnieken gebruikt in de Awb:
1. Dwingend recht = afwijken van de hoofdregel in de Awb niet toegestaan, zoals 6:7 Awb
2. Regelend recht = hoofdregel in de Awb maar afwijken toegestaan, zoals 4:1 Awb
3. Aanvullend recht = primaat bij bijzondere wet, anders regeling Awb, zoals 4:13 Awb
4. Facultatief recht = regeling op afroep beschikbaar, zoals 3:10 Awb

Gebruikt de Awb het woord wet? dan gaat het om een wet in formele zin.
Gebruikt de Awb de term wettelijk voorschrift? dan gaat het om een wet in materiële zin, een avv.


Week 3 – De Nederlandse bestuursorganisatie

Is het van belang of belangrijk om belang te hebben? Belang speelt zowel in de materiele fase als de
formele fase. Bij de materiele fase is belang van belang omdat alleen een belanghebbende een
besluit kan aanvragen (1:3 lid 3), waarmee de belanghebbende een machtig instrument bezit (recht
op hoorplicht, 4:8, en op bekendmaking van besluit, 3:41). In de formele fase is het hebben van
belang ook belangrijk, omdat alleen een belanghebbende toegang heeft tot rechtsbescherming (8:1).

Wie zijn belanghebbenden (1:2 Awb)?
Allereerst is er een onderscheid te maken tussen direct-belanghebbenden (de adressant zelf, altijd
belanghebbende) en derde-belanghebbende (andere (rechts)personen die door het besluit worden
geraakt). In artikel 1:2 zijn er drie categorieën belanghebbenden uiteengezet in lid 1 tot en met 3:
1. 1:2 lid 1, degene: vaak een natuurlijk persoon. Of iemand belanghebbende is, wordt
beoordeeld aan de hand van de universele (ook voor lid 2 en 3 geldende) opera-criteria:
 Objectief bepaalbaar  Géén subjectief, vaak emotioneel, belang
 Persoonlijk belang  ABRvS Mestbassin Mechelen, je moet je voldoende kunnen
onderscheiden van een willekeurig ander persoon, te bepalen gevolgen van enige
betekenis, zoals zicht/reuk/milieu.
 Eigen belang  Procesbelang voor jezelf, niet voor een ander

2

,  Rechtstreeks betrokken  in beginsel mag er geen sprake zijn van een afgeleid
belang, er moet een zeker causaal verband zijn tussen he besluit en het getroffen
belang.
 Actueel  niet enkel gebaseerd op toekomstige of onzekere gebeurtenissen
2. 1:2 lid 2, bestuursorgaan: het bestuursorgaan kan een belanghebbende zijn met betrekking
tot de toevertrouwde belangen (bevoegdheid of opgedragen taak). Er moet dan wel voldaan
zijn aan de opera-criteria, waarbij het persoonlijk belang ontleent wordt aan de
bevoegdheid.
3. 1:2 lid 3, rechtspersoon: rechtspersonen kunnen ook belanghebbende zijn, maar alleen als de
statutaire doelstelling voldoende concreet is. Er zijn twee soorten belangen:
a) Algemene belangen = ideële belangen waarbij het persoonlijk belang afgeleid kan
worden uit de concrete statutaire doelstelling. Feitelijke werkzaamheden omtrent
die doelstelling moeten wel verricht worden, dus niet louter proceshandelingen.
b) Collectieve belangen = bundeling van allemaal individuele belangen waarbij het
persoonlijk belang afgeleid kan worden uit de concrete statutaire doelstelling. Deze
rechtspersoon mag wel alleen procederen, omdat ze daar vaak voor bedoeld zijn.

De bestuursorganisatie
De bestuursorganisatie kan je vanuit twee verschillende perspectieven bekijken: organisatorisch (hoe
is de overheid opgebouwd?) en normatief (hoe wordt de overheid beteugeld?).
 De organisatorische opbouw in de vorm van de gedecentraliseerde eenheidsstaat
(staatsrecht)
= verdeling van de publiekrechtelijke bevoegdheden over organen op (de)centraal niveau:
 Territoriaal: provincies en gemeenten
 Functioneel: bestonden tot 2015, de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie
 Gemengd: waterschappen
= openbaar lichaam: een publiekrechtelijke organisatievorm waarbinnen verschillende
organen in samenhang overheidsbestuur uitoefenen over een gemeenschap van mensen
(zoals de staat of de gemeente). Binnen het openbare lichaam vinden er verkiezingen plaats;
het openbare lichaam is vatbaar voor democratisering.
 Het normatieve perspectief waarbij het bestuursorgaan als subjectbegrip in 1:1 is vastgelegd
 A-orgaan: een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld.
 Krachtens publiekrecht ingesteld: zie artikel 2:1 BW, lid 1 voor de decentrale
overheden, lid 2 voor rechtspersonen bij wet zijn ingesteld, zoals het UWV.
 Orgaan: entiteit die de rechtspersoon laat functioneren, de bron is de
organieke regeling van de rechtspersoon, zoals artikel 6 Gemeentewet.
 B-orgaan: dynamisch persoon of college met openbaar gezag. Deze persoon/college
zijn alleen bij de uitoefening van het openbare gezag een bestuursorgaan, zoals de
APK-keurder, een stichting, AFM etc. Bevoegdheden voor B-organen hoeven niet
altijd op een wet te berusten. De Awb is daarnaast minder van toepassing op b-
organen.
 Uitzonderingen: te vinden in artikel 1:1 lid 2 Awb. Deze bestuursorganen zijn
uitgezonderd vanwege de trias politica en vanwege advies en controle.

Voorbeelden om te bepalen of iets een a-orgaan of een b-orgaan is:
1. Stichting AFM is geen orgaan v/e rechtspersoon die krachtens publiekrecht is
ingesteld en daarom dus geen a-orgaan. Maar de AFM heeft wel openbaar gezag
omdat het de publiekrechtelijke bevoegdheid heeft vergunningen te verlenen voor
het beheren van beleggingsinstellingen, zie artikel 2:65 Wet op financieel toezicht.
De AFM is daarmee dus een b-orgaan in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub b Awb.
Daarnaast is de AFM niet uitgezonderd in artikel 1:1 lid 2 Awb.


3

, 2. Het dagelijks bestuur van het waterschap rivierenland is een orgaan van de
waterschappen, zie artikel 40 Waterschapswet. Het waterschap is een rechtspersoon
die is ingesteld krachtens publiekrecht, zie artikel 2:1 lid 1 BW. Daarnaast is het
dagelijks bestuur niet uitgezonderd in artikel 1:1 lid 2 Awb. Het dagelijks bestuur is
dus een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub a Awb.
Week 4 – Grondslagen uitoefening bestuursbevoegdheid

Het democratieprincipe stelt eisen aan de inrichting van het openbaar bestuur, de procedure van
besluitvorming en de inhoud van besluiten. Verschillende grondrechten, algemene rechtsbeginselen
en procedures zorgen voor rechtvaardiging (legitimatie) en acceptatie (legitimiteit) van een
overheidsoptreden. De democratie is dus de rechtvaardiging en acceptatie van overheidsoptreden.

De grondslag van het statelijk gezag ligt in het recht en wordt onder heerschappij van het recht
geplaatst, dit heet ook wel de rechtsstaat met haar vier elementen:
1. Legaliteitsbeginsel = overheidsoptreden binnen de grenzen van het recht (negatief,
inperking) en berusten op een wettelijke grondslag (positief, bevoegdheid)
2. Machtsverdeling = wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht moeten niet bij
eenzelfde orgaan liggen en er moet controle zijn ten opzichte van elkaar
3. Onafhankelijke rechtspraak = burger moet toegang hebben tot de onafhankelijke rechter die
elk overheidsoptreden op rechtmatigheid kan toetsen.
4. Grondrechten = fundamentele rechten en vrijheden vervat in hogere regeling dan formele
wet

Onze democratische rechtsstaat staat onder druk, oplossingen:
 Artikel 0 / Preambule
 Responsieve rechtsstaat (Scheltema, 2015) = maatwerk

Legaliteit als leidend kernelement
De overheid (het bestuur) is onderworpen aan haar eigen regels. De wetmatigheid van het bestuur
beheerst het bestuur positief door bevoegdheden te geven en negatief door diezelfde bevoegdheden
in te perken door grenzen te stellen. De achterliggende gedachte hierbij is dat de wet heerst en
daarmee de macht beteugelt. Het legaliteitsvereiste houdt in dat de overheid burgers iets mag
verbieden of gebieden, waarbij de wet dit heeft toegestaan. Dit vereiste geldt echter niet altijd:
 Er is een verschil tussen belastend en begunstigend bestuur, waar bij belastend bestuur de
legaliteitseis veel hoger is dan bij begunstigend bestuur.
 Ook is er een uitzondering voor presterend bestuur. Presterend bestuur dat een financiële en
inhoudelijke relatie met de overheid hebben hoeven geen wettelijke bevoegdheid gekregen
te hebben om hun taak/prestatie uit te voeren.

Toekenning bestuursbevoegdheden
 Attributie: dit is de originaire bevoegdheidstoedeling via de wetgever in een wet in materiële
zin, zie hiervoor afdeling 10.1.3 Awb. De bevoegdheid komt altijd uit een bijzondere wet.
 Delegatie: dit is de overdracht van een al bestaande bevoegdheid dat overgedragen wordt
door een besluit van de bevoegdheidsdrager, wettelijke basis nodig. Geregeld in 10.1.2 Awb.
 Mandaat: dit is een publiekrechtelijke vertegenwoordiging waarbij er geen overdracht van de
bevoegdheid plaatsvindt, maar namens een ander bestuursorgaan uitoefenen. Hiervoor is
geen wettelijke basis nodig (wel beletsels in art. 10:3 Awb). Geregeld in 10.1.1 Awb.

Artikel 3:4 Awb: de wet bepaalt welke belangen je moet afwegen. Betrek je als bestuursorgaan
andere belangen bij de afweging, dan handel je in strijd met de wet = specialiteitsbeginsel, ABRvS
Jetski’s.

4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller noortjelangman. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.79. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

64438 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.79
  • (0)
  Add to cart