Samenvatting van de werkcolleges (incl. zelfstudie) van het tweedejaars vak Hepatobiliair systeem in de bachelor Diergeneeskunde. Ook verkrijgbaar in bundel!
Inhoud:
- Werkcollege 1: Relatie histologische bouw en functie van de lever
- Werkcollege 2: Pathofysiologie van icterus en cholestase
- We...
Werkcollege 1: Relatie histologische bouw en functie van de lever
Opdracht 1
De lever kan op basis van zijn bouw, bloedvoorziening en metabole activiteit worden onderverdeeld
in een (hypothetische) drietal structuren, de klassieke anatomische lobulus, de portale lobulus en de
portale acinus.
a. In de afbeelding is de dwarsdoorsnede
van een lever van een varken te zien.
Varkens hebben een dikke belijning
van collageen op een lobulus heen.
- A: portale gebied (galgang, v.
portae, a. hepatica,
(lymfevaten))
- B: centraal vene
- C: leverparenchym
(sinusoïden, hepatocyten)
b. De met rood omtrokken structuur is de
klassieke anatomische lobulus.
Naast een morfologische opbouw in lobuli, kan de lever functioneel ook worden onderverdeeld
op basis van zijn bloedvoorziening, de portale lobulus.
c. Naast de klassieke anatomische lobulus heb je nog twee andere manieren van indelen:
- Portale lobulus (groen): stelt de galafvoer centraal
- Portale acinus (blauw): stelt de bloedstroom van het portale gebied centraal (je kunt
deze i.p.v. rondom het portale gebied ook rondom 2 centraal venen tekenen)
d. Als een dier via de voeding toxinen binnenkrijgt welke giftig zijn voor de lever, verwacht je de
eerste toxiciteit in zone 1. Deze zone zit het dichtste bij de aanvoerende v. portae. Hierop
heb je wel een uitzondering. Als de toxinen eerst gebiotransformeerd moeten worden
(gebeurt in zone 3) voordat ze toxisch worden, zie je de eerste schade dus ook in zone 3.
e. Volgens het portale acinus model verwacht
je als eerste hypoxie van de hepatocyten in
zone 3. Deze krijgen normaal al het minste
zuurstofpercentage, en omdat er nu nog
minder zuurstof is krijgen zij het eerste last.
Zone 1 en 2 verbruiken alles op.
Opdracht 2
In figuur 2 zie je een schematische tekening van de
ultrastructuur van een hepatocyt.
a. Elke hepatocyt raakt aan minstens één zijde
(basolaterale zijde) een sinusoïd aan. De
overige structuren eromheen zijn ook
hepatocyten, welke grenzen aan de apicale
zijde van de cel.
Organel Functie
A Golgi apparaat Modificeren en sorteren van eiwitten uit het
ER
B Vetdruppel Opslag van vet en vetoplosbare vitamines
C Glad endoplasmatisch reticulum (SER) Vetsynthese van steroïd hormonen en
detoxificatie van stoffen
D Mitochondrium Energieproductie, powerhouse of the cell
E Desmosoom Geeft stevigheid, hecht het cytoskelet van
naburige cellen aan elkaar
F Ruw endoplasmatisch reticulum (RER) Eiwit synthese (door de ribosomen) voor
transmembraan eiwitten of eiwitten voor
buiten de cel
b. Aan de hand van de celorganellen in de hepatocyt kun je concluderen dat de cel op
verschillende fronten erg actief is.
c. In de capillairen van de lever tref je gefenestreerd endotheel aan. Er zitten gaatjes tussen de
endotheelcellen. Rondom de endotheelcellen zit een basaalmembraan, maar deze is in de
lever ook onderbroken. Daarom noemen we het een discontinue capillair. Hierdoor kan er
veel effectiever stofuitwisseling plaatsvinden. Je hebt ook nog andere typen capillairen in het
lichaam. Bij een gefenestreerd capillair is de basaalmembraan nog wel intact (tref je aan in
bijv. de nier). Tot slot heb je ook nog een continue capillair. Hierbij is zowel het endotheel als
de basaalmembraan intact (tref je aan in bijv. de hersenen).
d. Bij nummer 2 wordt een galkanaaltje (canaliculi) aangegeven. Canaliculi) zitten tussen twee
hepatocyten in. Ze worden begrensd door desmosomen en tight junctions, waardoor er geen
gal de canaliculi uit kan lekken.
e. Bij nummer 3 wordt de ruimte van Disse (perisinusoïdale ruimte) aangegeven. Dit is een
ruimte tussen de hepatocyt en de sinusoïd. Microvilli van de hepatocyten strekken zich uit in
deze ruimte. Daarnaast zitten er ook stellate cellen (ito cellen) in deze ruimte. Deze spelen
een rol bij de opslag van vet en vetoplosbare vitamines (bijv. vitamine A). Daarnaast kunnen
ze collageenvezels produceren, en zo reageren op weefselschade. Soms schiet dit door, en
dan krijg je levercirrhose.
f. In de sinusoïden tref je verschillende typen cellen aan:
- Kupffer cellen (macrofagen): fagocytose van deeltjes in het binnenstromende bloed
- NK-cellen: betrokken bij de afweer
g. Op de sinusoïdale celmembraan van de hepatocyt tref je microvilli aan. Hun functie is
oppervlaktevergroting, waardoor er meer stofuitwisseling plaats kan vinden tussen de
hepatocyten en de sinusoïden.
Opdracht 3
De leverparenchymcel is een van de meest veelzijdige
cellen van het lichaam. Hij is tegelijkertijd exocrien en
endocrien, neemt op, produceert, bewaart, verteert,
ontgift, synthetiseert en secerneert naar zowel bloed als
gal.
a. Aangewezen structuren:
- 1: v. portae
- 2: hepatocyt
- 3: a. hepatica
- 4: galcanaliculi (1 lagig kubisch epitheel)
- 5: endotheel
- 6: centraal vene
- 7: kern van de hepatocyt
- 8: vetdruppeltje
In beide figuren kun je een aantal duidelijke
histologische verschillen waarnemen.
b. In figuur 3a kun je iets beter de verschillende lobuli onderscheiden. Als je op een
histologiefoto de lobuli goed wilt kunnen onderscheiden, moet je een foto maken rondom de
portaal driehoek.
c. In figuur 3b zie je veel vetcellen (steatose!) i.v.m. figuur 3a. Steatose ontstaat het eerste in
zone 3 (deze cellen slaan makkelijk vet op).
d. Steatose ontstaat wanneer er onvoldoende aanvoer van energie is (negatieve
energiebalans). Er worden dan veel vetzuren gemobiliseerd om aan de energievraag te
voldoen. Het overmatige vet wordt door de lever weer in TAG omgezet en hier ook
opgeslagen. Dit is een pathologisch proces, maar het is wel weer reversibel.
Opdracht 4
Een veelvoorkomend probleem bij herkauwers is
Distomatose. Hierbij kunnen platwormen, vooral
de grote leverbot (Fasciola hepatica) de galgangen
blokkeren. In figuur 4 zien we een runderlever,
waarvan we in het linkerstuk een galgang zien (pijl)
gevuld met leverbotten. In het rechterstuk zien we
door bindweefsel verdikte galgangen (pijlpunten).
a. Route die gal aflegt: hepatocyt – canaliculi
– ductus van Hering – ductus interlobularis
(hoort bij portale driehoek) – ductus
hepaticus – ductus cysticus – galblaas –
ductus choledochus – duodenum.
b. In de verschillende galavoerbuizen tref je verschillende typen epitheel aan. Het zijn
klierbuizen, en deze hebben altijd een wat hoger epitheel (nooit plat). Tot en met de ductus
interlobularis is het epitheel kubisch, en vervolgens gaat het geleidelijk over in steeds
cilindrischer epitheel.
c. De galzoutenconcentratie in de galafvoergangen en de galblaas kan zeer hoog zijn (300 mM)
en kan daardoor de epithelia beschadigen. Onder normale omstandigheden gebeurt dit
echter niet, doordat de cel verschillende beschermingsmechanismen heeft. Soms vind je in
het epitheel slijmbekercellen die mucus produceren, en zo een beschermlaagje vormen.
Daarnaast heb je ook tight junctions, waardoor er niks tussen de cellen door kan lekken en
alleen het bovenste stukje van de cel beschermd hoeft te worden.
d. Gal bestaat voornamelijk uit galzouten (geconjugeerd cholesterol met een aminozuur) en
bilirubine (een afvalstof, heeft verder voor de vertering geen functie). Verder bevat gal nog
cholesterol, fosfolipiden (beschermen de galwegen), anorganische componenten en
elektrolyten (Na+ en Cl- ionen). Gal zorgt voor het emulgeren van vet. Daarnaast detoxificeert
het toxinen en voert deze af uit de lever, transporteert het bilirubine, werkt het als anti-
oxidant en heeft het een anti-bacteriële werking.
e. Bij een ernstige F. hepatica infectie is er sprake van leverschade, functieverlies en fibrosering.
Je ziet diarree, vermagering, icterus, anemie, verlaagde melkproductie (rund) en slechte
groei (jongvee). Leverbot gaat in de galgangen zitten. Hierdoor stagneert de galproductie
(cholestase). Vetten en vetoplosbare vitamines kunnen dan niet meer worden opgenomen.
f. Een F. hepatica infectie kan zorgen voor fibrosering van de galgangen, doordat de galgangen
continu worden geïrriteerd. Door het uiteenzetten van de gangen gaan de cellen door
verdrukking in apoptose. Hierdoor krijg je verlies van levercellen.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller irisschoonderwaldt. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.30. You're not tied to anything after your purchase.