100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting - Statistiek in de criminologie (B001628A) $5.83
Add to cart

Summary

Samenvatting - Statistiek in de criminologie (B001628A)

 8 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Deze samenvatting heeft zeer beknopt de theorie weer, er volgen op het examen slechts enkele theorievragen want de focus ligt uiteraard op de oefeningen. Hiermee weet je al het nodige!

Preview 3 out of 16  pages

  • June 13, 2024
  • 16
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
Theorie statistiek
H2: Inleidende begrippen
Objecten/onderzoekseenheden = over wie of wat je op basis van het criminologisch onderzoek een uitspraak doet

Variabelen = kenmerken (leeftijd, geslacht, vooropleiding, studiekeuze, …) die worden onderzocht

Onderzoekspopulatie = de verzameling van individuen waarover we een uitspraak willen doen

Steekproef = een staal uit de onderzoekspopulatie

Respondenten = de personen die we uiteindelijk bevraagd hebben / een deelverzameling van de
onderzoekspopulatie

Belangen van een steekproef: toevalsgewijs en representatief karakter

Representativiteit = een kenmerk in de steekproef komt evenveel voor als in de onderzoekspopulatie

Beschrijvende statistiek = op een overzichtelijke en samenvattende of synthetische wijze weergeven van kenmerken
die voorkomen in een onderzoekspopulatie of in een steekproef

Inductieve of inferentiële statistiek = het veralgemenen van de gegevens verzameld voor een steekproef naar de
onderzoekspopulatie waaruit ze getrokken werden

Hypothesen = specifieke stellingen betreffende de (causale) relatie tussen twee of meer concepten, die afgeleid zijn
uit de theorie  omvat nu een onderzoekshypothese, een nulhypothese en een alternatieve hypothese

Een beschrijvende onderzoeksvraag = betreft de kwantitatieve beschrijving van een fenomeen onder studie

Een verkennende / exploratieve onderzoeksvraag = hebben betrekking op het aftasten van (nieuwe)
veronderstellingen

Een verklarende onderzoeksvraag = is er op gericht geobserveerde verschillen of veranderingen in
uitkomstvariabelen te verklaren vanuit kenmerken die eigen zijn aan een theoretisch paradigma

Statistische eenheden = de onderzoekseenheden waar men een uitspraak over wilt doen  de eenheden waarover
uitspraken gedaan worden, dienen bij voorkeur te verschillen op criminologisch relevante kenmerken, dat wil zeggen
dat ze variabiliteit of spreiding dienen te vertonen

Variabelen = de kenmerken van statistische eenheden die variëren en die verschillende scores hebben op een
bepaald kenmerk

Constante = als een kenmerk niet varieert  kan niet gebruikt worden in statistisch onderzoek

Een univariate analyse = een analyse van één kenmerk dat varieert

Een bivariate analyse = wanneer twee variabelen met elkaar in verband gebracht worden

Een multivariate analyse = wanneer je meer dan twee variabelen gebruikt

Discrete variabelen = verzameling van de natuurlijke getallen (vb. aantal kinderen)

Continue variabelen = verzameling van de reële getallen (vb. tijd, afstand)

Het nominale meetniveau = brengt de kenmerken van onderzoekseenheden onder in elkaar uitsluitende categorieën
(categorische gegevens)  exclusiviteit en exhaustiviteit

Exclusiviteit = houdt in dat de categorieën elkaar niet mogen overlappen

Exhaustiviteit = impliceert dat het classificatiesysteem alle onderzoekseenheden moet kunnen classificeren, m.a.w.
elk geval moet in een categorie kunnen worden gebracht

,Het ordinale meetniveau = wordt gekenmerkt door het principe van de ordenbaarheid van de categorieën  op een
continuüm plaatsen

Een dichotomie = een variabele die slechts twee waarden kan aannemen

Een polytomie = een variabele die meer dan twee categorieën kent

Het interval meetniveau = er is niet alleen sprake van een rangordening, maar de intervallen tussen de verschillende
waarden hebben een exacte betekenis (vb. temperatuur)  leeftijd en inkomensklassen kunnen op het interval
niveau als de afstanden tussen de waarden altijd even groot zijn

Het ratio niveau = het niveau waarbij er sprake is van een rangordening en waarbij de intervallen betekenis hebben
en er een natuurlijk nulpunt aanwezig is (vb. lengte)

Gegevensmatrix = bevat de informatie van elke statistische eenheid waarover men informatie verzameld, die
informatie heeft betrekking op kenmerken die variëren (variabelen) en de statistische eenheden nemen dus
verschillende waarden aan op deze kenmerken  r*k tabel (rijen en kolommen)
n
Het sommatieteken = ∑ xi  i = index, m = ondergrens van de sommatie, n = bovengrens van de sommatie
i=m


Frequentietabellen = tellingen van hoe vaak iedere waarde van een variabele voorkomt

Kruistabellen = tellingen van hoe vaak waarden van twee variabelen in combinatie met elkaar voorkomen

H2: De univariate statistiek
Absolute frequentie = het totaal aantal elementen van de steekproef voorgesteld door de letter ‘n’ = steekproefgrote

Relatieve frequentie = berekenen door percentages te presenteren  proporties: absolute frequentie delen door
het aantal waarnemingen  percentages: proporties vermenigvuldigen met 100 MAAR ! als de steekproef minder
dan 30 eenheden bevat werkt men beter met absolute aantallen i.p.v. percentages

Cumulatieve percentages = de percentages van elke volgende waarde bij de voorgaande opgeteld

Grafische voorstellingen van gegevens: taartdiagram/cirkeldiagram, staafdiagram, histogram, lijndiagram,
frequentiepolygoon

Parameters van centraliteit

De modus = een centrummaat en betreft de categorie van de variabele met de frequentie die het vaakst voorkomt

De mediaan = het middelpunt van de verdeling  de mediaan is de middelste van de (oneven) aantal waarden in de
rangschikking naar grootte  in frequentietabel: (n+1)/2

De kwantielen/kwartielen = mediaan is een speciaal geval van de maten die we kwantielen noemen  drie gelijke
groepen indelen  Q1 = 25%, Q2 = 50% (mediaan) en Q3 = 75% (Q0 = minimum en Q4 = maximum)

Het rekenkundig gemiddelde = een centrummaat dat gebruikt wordt bij variabelen gemeten op het metrische
X 1+ X 2+…+ Xn
niveau, dus bij interval en ratio-variabelen  x=
n
 kenmerken: enkel voor metrische variabelen + is het evenwichtspunt van de verdeling + gevoelig voor uitschieters
+ de som van alle afwijkingen tov het gemiddelde is nul = deviatiescores (X- X ¿

, Parameters van spreiding

De variatieratio (VR) = de proportie waarnemingen die niet tot de modale categorie behoren  in percentage of in
proportie uitgedrukt

De index van diversiteit (ID) = gebaseerd op de relatieve frequenties van de categorieën, maar het enige verschil is
nu dat rekening wordt gehouden met de proportie van waarnemingen binnen iedere categorie of equivalentieklasse
 ID = 1 – de som van de gekwadrateerde proporties in elke categorie
 ID = de kans dat twee willekeurig gekozen eenheden van de steekproef van een verschillende categorie zijn 
nominaal meetniveau

De variatiebreedte = het verschil tussen de grootste en kleinste waargenomen waarde  ordinaal meetniveau

De interkwartiel-afstand = het verschil tussen het derde en eerste kwartiel  ordinaal meetniveau

De gemiddelde absolute afwijking = de som van de absolute waarden van de afwijkingen van elke waarde ten
aanzien van het rekenkundig gemiddelde, gedeeld door het aantal waarneming

De variatie / Sum of Squares = de som van de gekwadrateerde afwijking van elke waarde t.o.v. het gemiddelde 
∑ (X −X )²  metrisch meetniveau
De (steekproef)variantie = de variatie gedeeld door het aantal steekproefeenheden – 1 
∑ ( X−X )²  metrisch
n−1
meetniveau

De (steekproef)standaardafwijking = de vierkantswortel van de variantie
√ ∑ ( X −X )²  metrisch niveau
n−1
De variatiecoëfficiënt = standaardafwijking / gemiddelde  metrisch niveau

Nominaal Ordinaal Metrisch
Maten van Modus Modus Modus
centraliteit Mediaan Mediaan
Kwartielen Kwartielen
Rekenkundig gemiddeld
Maten van Variatieratio Variatiebreedte Gemiddelde absolute afwijking
spreiding Index van diversiteit Interkwartielafstand Variatie
Variantie
Standaardafwijking
Variatiecoëfficiënt


Parameters van vorm

Symmetrisch = het rekenkundig gemiddeld en de mediaan zijn aan elkaar gelijk

Positief asymmetrisch = de verdeling heeft een langere staart rechts  gemiddelde groter dan mediaan

Negatief asymmetrisch = de verdeling heeft een langere staart links  gemiddelde kleiner dan mediaan

De empirische coëfficiënt van Pearson = bereken het verschil tussen het gemiddelde en de mediaan en deel deze
waarde door de standaardafwijking  een verdeling is positief asymmetrisch als de coëfficiënt een positieve waarde
heeft en negatief asymmetrisch als de coëfficiënt een negatieve waarde heeft

Afplatting / kurtosis = de mate van afplatting van de gegevens rondom het rekenkundig gemiddelde

Mesokurtische verdelingen = gemiddelde afplatting

Leptokurtische verdelingen = scherper

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ilonamasselis. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.83. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

51662 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling
$5.83
  • (0)
Add to cart
Added