Test Bank For Biological Psychology, 13th Edition, James W. Kalat Complete Guide A+
Test Bank For Biological Psychology, 13th Edition, James W. Kalat || Complete Guide A+||Latest Update 2024
TEST BANK FOR BIOLOGICAL PSYCHOLOGY, 14TH EDITION, JAMES W. KALAT.
All for this textbook (14)
Written for
Rijksuniversiteit Groningen (RuG)
Psychologie
Biopsychologie (PSBA111)
All documents for this subject (29)
Seller
Follow
maudnoordhuis
Content preview
Samenvatting Biopsychologie 13e druk
Introduction
Biopsychologie
Definitie: De wetenschappelijke studie van het geestelijk functioneren, fysiologie, evolutie en gedrag m.b.t.
andere biologische processen
Bij Biopsychologie draait het om genen, evolutie, hormonen, fysiologie en hersenstructuren. In het bijzonder:
- De relatie tussen mind en hersenen (mind-brain of mind-body)
- De rol van nature en nurture
- De ethiek van onderzoek
Het universum heeft zichzelf waarschijnlijk gecreëerd en is toevallig precies de juiste omgeving voor ons om te
leven. Door zwaartekracht, een elektromagnetisch veld, hydrogenen, nucleaire krachten, water etc.
Waarom bestaan het universum en bewustzijn?
Tot op de dag van vandaag is hier geen duidelijk antwoord op
-Is het een fundamenteel gegeven?
-Of is het veel ingewikkelder?
Wat onderzoekt Biopsychologie?
Neurowetenschap is een groot onderdeel.
Perspectief van biopsychologie: we denken en gedragen ons op een bepaalde manier vanwege ons brein die is
ontstaan vanuit een bepaalde evolutie.
Hersenactiviteit wordt veel onderzocht
~Neuronen
~Gliacellen
Drie belangrijke gegevens uit dit boek
1. Perceptie komt voor in ons brein. Je voelt sensatie in je brein, niet in je huid (bijvoorbeeld fantoompijn)
Ook licht en donker wordt pas in het brein waargenomen.
2. Mentale activiteit en hersenactiviteit interacteren (monisme). Dualisme is het tegenovergestelde, mind
en matter acteren apart van elkaar. Neurowetenschappers gaan uit van monisme. Monisme heeft alles
te maken met bewustzijn
3. Niet zomaar alles is een verklaring -> Oorzaak-gevolg is erg lastig aan te tonen in biopsychologisch
onderzoek en mag dus niet zomaar worden geconcludeerd.
Biologische verklaringen van gedrag
1. Fysiologische verklaring: gedrag afhankelijk van hersenactiviteit of andere organen. Bijvoorbeeld de
chemische reactie waardoor hormonen ontstaan die weer het brein beïnvloeden
2. Ontogenetische verklaring: gedrag beïnvloed door genen, voeding, ervaringen en interacties. Zoals het
verschil in gedrag tussen mannen en vrouwen.
3. Evolutionaire verklaring: kenmerken van gedrag die terug te leiden zijn naar de vroege voorouders zoals
het fight or flight principe of het tend-and-befriend principe
4. Functionele verklaring: beschrijft waarom gedrag is zoals het is. Bijvoorbeeld camouflage-gedrag van
sommige diersoorten of een genetic drift waardoor 1 man ineens heel erg veel genen verspreid en een
grote populatie erft bepaalde eigenschappen van hem
Ethiek in onderzoek bij dieren
Er zijn vier redenen waarom dieren vaak worden gebruikt om het menselijk brein te onderzoeken
1. De onderliggende mechanismen van gedrag komen overeen bij verschillende diersoorten en zijn
gemakkelijker te bestuderen bij dieren
2. We zijn geïnteresseerd in dieren om meer over hun soort te weten te komen
3. Wat we leren over dieren geeft ons informatie over de menselijke evolutie
4. Legale en ethische restricties zorgen ervoor dat gelijksoortig onderzoek niet mogelijk is bij mensen
,Ethische standaard voor dieronderzoek: de three R’s reduction of numbers, replacement for the animals and
refinement to cause less pain.
Abolitionisten: elke soort van dieren doodmaken is moord, zowel voor voedsel, vacht of wetenschappelijke
kennis. Huisdieren zijn slavernij.
Minimalisten: tolereren bepaalde soorten van dieronderzoek maar willen het zo min mogelijk en alleen bij
bepaalde diersoorten.
H1 - Nerve Cells and Nerve Impulses
De cellen van het zenuwstelsel
Neuronen en glia
Neuronen: ontvangen en sturen informatie door naar andere cellen
Glia: verschillende functies zoals versnellen van impulsen en beschermen van axonen
Een mens heeft ongeveer 86 miljard neuronen
Tot 1900 wist men niet zeker of de cellen echt losse gescheiden cellen waren of dat ze in elkaar overgingen, nu
weten we dat alle cellen in het lichaam los van elkaar staan en met elkaar interactieren
Pioniers van neurowetenschap: Charles Sherrington en Santiago Ramon y Cajal
Cajal combineerde creativiteit met geneeskunde en maakte gedetailleerde tekeningen van het zenuwstelsel.
Door het onderzoek van Camillo Golgi konden cellen worden aangetoond met zilveren zouten waardoor Cajal en
Golgi ontdekten dat cellen apart zijn en niet in elkaar overgaan.
Celstructuur:
Er zijn twee verschillende soorten neuronen:
Motorneuron: soma in de ruggengraat, wordt geactiveerd door de dendrieten en brengt impulsen via de axon
naar de spieren (ventraal, efferent)
Sensorisch neuron: hoog sensitief voor een bepaalde stimulatie zoals licht, geluid of aanraking, bijvoorbeeld van
de huid naar de ruggengraat die weer naar het brein gaat (dorsaal, afferent)
Een neuron bestaat uit:
1. Celmembraan: onderscheidt de binnenkant van de cel van de buitenkant, ze kunnen stoffen als water,
zuurstof, sodium, potassium, calcium, chloride etc doorlaten
2. Nucleus: bevat de chromosomen (mammalian rode bloedcellen hebben dit niet)
3. Mitochondria: zorgt voor energie, heeft aparte genen. Overactive mitochondria kan leiden tot snelle
energieverbranding en oververhitting, minder actieve mitochondria kan leiden tot pijn/depressie.
Gemuteerde mitochondria is mogelijk oorzaak autisme
4. Ribosomen: verantwoordelijk voor nieuwe proteïne moleculen, voor chemische reacties.
5. Endoplasmatisch reticulum: netwerk van buisjes dat nieuwe proteïne transporteert
6. Dendrieten: ontvangen informatie van andere neuronen via de synaptische receptoren
7. Dendriet takken: kleine uitgroeiingen voor opvangen van meer informatie
8. Cellichaam/Soma: bevat de nucleus, ribosomen en mitochondria.
9. Axon: dunne draad die een impuls naar of van andere neuronen vervoerd. Kunnen meer dan een meter
lang zijn
10. Myelineschede: isolerend materiaal rondom de axonen
11. Knopen van Ranvier: onderbrekingen van de myelineschede
12. Presynaptische receptor: einde van de axon waarna de informatie aan de volgende neuron wordt
doorgegeven
Andere belangrijke verschillen tussen neuronen:
Afferente axonen: informatie van een andere cel ontvangen (sensorische neuronen)
Efferente axonen: informatie naar een andere cel toebrengen (motorneuronen) -> ezelsbrug: Efferent = Exit info
Interneuronen/ Intrinsieke neuronen: dendrieten en axonen binnen een en dezelfde structuur zoals de thalamus
of het cerebellum
Glia
De ’glue’ die de neuronen bij elkaar houdt, aantal gliacellen verschilt per locatie
Er zijn verschillende soorten gliacellen:
,Astrocyten: wikkelen zichzelf rondom de synapsen van axonen om het te beschermen van de chemicaliën in de
omgeving en door het opnemen en loslaten van de ionen en de transmitters van de axonen. Ook belangrijk voor
ritmes zoals hartslag en ademhaling
Microglia: onderdeel van het immuunsysteem, verwijderen of inactief maken van virussen en schimmel.
Verwijderen beschadigde of doden neuronen en de zwakste synapsen
Oligodendrocyten: in de hersenen en de ruggengraat en Schwann cellen in de rest van het lichaam.
Verantwoordelijk voor de myelineschedes en de voeding van axonen
Radiale glia: helpen neuronen, axonen en dendrieten migreren tijdens dat je een embryo bent. Hierna
veranderen ze in neuronen, astrocysten of oligodendrocyten
De bloed-hersen barrière
Zorgt dat vele stoffen niet vanuit het bloed naar de hersenen kunnen. Dit om virussen tegen te gaan omdat het
brein geïnfecteerde, kapotte neuronen niet vervangt in tegenstelling tot de andere cellen in het lichaam.
Als een virus toch door de barrière heen komt dan worden de hersenen geïnfecteerd en ga je dood.
Microgliacellen kunnen virussen wel inactief maken maar niet elimineren, daardoor kunnen waterpokken later in
het leven nog optreden als bijvoorbeeld gordelroos of het virus voor herpes dat zomaar ineens weer op kan
treden
Hoe werkt de bloed-hersenbarriere?
Endotheelcellen: vormen de barrière, buiten de hersenen zitten hier kleine gaatjes in om stoffen door te laten
maar in de hersenen zitten er geen gaatjes in zodat ze geen virussen, bacteriën en andere stoffen doorlaten.
Essentieel voor welzijn, bij bijvoorbeeld Alzheimers krimpen de endotheelcellen waardoor schadelijke stoffen het
brein bereiken.
Helaas is de barrière zo goed dat het ook bruikbare stoffen buitensluit.
Passief transport: Alleen bepaalde stoffen kunnen wel door de barrière heen: kleine moleculen die zich oplossen
in de vetten van een membraan zoals Zuurstof, Koolstof, Water, vitamine A&D, drugs zoals antidepressiva of juist
heroïne.
Actief transport: Glucose wordt getransporteerd door speciale proteïne kanalen in de endotheelcellen. Net zoals
amino acids, purine, choline, vitamine en ijzer.
Insuline en andere hormonen komen ook door de barrière heen maar we weten nog niet hoe.
Voeding van neuronen
Bijna volledig afhankelijk van glucose, omdat het metabolieten hiervan zuurstof vereist heeft een neuron dit ook
nog. Het brein verbruikt ongeveer een kwart van het zuurstof en de glucose. Ook is glucose de enige
voedingsstof die makkelijk in grote betalen de barrière kan doorbreken.
Om glucose te kunnen gebruike heeft het lichaam vitamine B(thiamine) nodig, een tekort hieraan kan leiden tot
de dood van veel neuronen of tot Korsakoff’s syndroom, vaak is een tekort aan vitamine B een gevolg van
chronisch alcoholisme
Zenuwimpulsen
Snelheid van een impuls
Hoe kan het at een impuls van helemaal onderin je lichaam je brein bereikt en dezelfde snelheid behoudt? ->
Omdat elk axon de snelheid opnieuw genereert
In de meeste lichaamsdelen maakt het niet uit als bepaalde informatie de hersenen iets eerder bereikt maar in
het geval van visie is dit wel belangrijk
Daarom maakt het visuele systeem gebruik van het feit dat sommige delen van de retina net iets dichterbij de
hersenen liggen, om de richting van een beweging te bepalen.
Rustpotentiaal van een neuron
Het celmembraan van een neuron bestaat uit twee lagen fosfolipide moleculen. Tussen deze fosfolipide
moleculen zitten cilindrische proteïne moleculen waar chemicaliën doorheen kunnen.
Elektrische gradient: In rust heeft het membraan een bepaalde elektrische gradient, bekend als polarisatie, een
verschil tussen de elektrische lading binnen en buiten de cel
In rust is de binnenkant iets negatiever geladen dan de buitenkant van de cel: -70 mV
Rustpotentiaal bereid het neuron voor op de volgende activiatie
Natrium (Sodium) en Kalium (Potassium) ionen
Selectieve permeabiliteit: sommige chemicaliën mogen gemakkelijker door het membraan heen dan anderen.
Zuurstof, CO2 en Water mogen vrij reizen door het membraan.
, Tijdens het rustpotentiaal zijn de kanalen die Natrium, Kalium, Calcium en Chloride doorlaten gesloten
Natrium-Kaliumpomp: Veel meer positief geladen Kalium in de cel en positief geladen Natrium buiten de cel
hierdoor na een actiepotentiaal om het rustpotentiaal te bewaren.
-Elektrische gradiënt: positief geladen deeltjes van buiten naar binnen de cel trekken dus positief geladen
natrium en kalium(want positief geladen) in de cel en negatief geladen chloride eruit
-Concentratie gradiënt: tegenpool van de elektrische gradiënt, wil positief geladen kalium eruit (want de
concentratie Kalium is al hoger binnen de cel), negatief geladen chloride in de cel en positief geladen natrium in
de cel
Actiepotentiaal
Rustpotentiaal: bereid de neuronen voor op het actiepotentiaal door de concentratie natrium en kalium gelijk te
houden
Impulsen via de axon zijn de actiepotentialen
Hyperpolarisatie: de negatieve lading binnen het neuron wordt nog negatiever gemaakt Depolarisatie: de
negatieve lading wordt gepolariseerd tot het getal 0 en wordt dus juist minder negatief
Drempelwaarde: als de stimulatie de drempelwaarde passeert door heftige depolarisatie dan openen de
Natriumkanalen en komt natrium in de cel en wordt er een actiepotentiaal gecreëerd. Elk neuron heeft een
andere drempelwaarde.
Alles-of-niets principe: de sterkte van een actiepotentiaal is onafhankelijk van de intensiteit van de stimulus die
het actiepotentiaal heeft geactiveerd, het gaat puur om wel of niet vuren (wc doorspoelen analogie, is ook alles of
niets.)
Een axon kan daarom ook geen grotere of snellere actiepotentialen vuren, het kan puur de timing veranderen,
het ritme waarin het potentiaal wordt doorgegeven en dit maakt het verschil tussen een sterke en zwakke
stimulus
Chemische proces van actiepotentialen
3 simpele principes:
1. Eerst sodium/natrium buiten het neuron en potassium/kalium binnen het neuron
2. Bij depolarisatie van het membraan openen natrium-kalium kanalen in het membraan
3. Bij de piek van het actiepotentiaal sluiten de natrium/sodium kanalen
Cilindrische proteïnes: openen voor een specifiek type ion om het membraan door te gaan. Proteïne voor sodium
= natriumkanaal en die voor potassium = kaliumkanaal
Voltage-kanalen: axonen die kalium en natrium reguleren
Werking van actiepotentialen ->
Rustpotentiaal: natriumkanalen zijn volledig gesloten, kaliumkanalen is bijna gesloten
Natrium kanalen openen: elektrische en concentratie Gradient halen natrium in de neuron
Drempelwaarde bereikt: depolarisatie, natrium kanalen openen en natrium vloeit vrij totdat de elektrische
potentiaal boven 0 komt -> omgekeerde polariteit
In totaal komt maar 1% van de natrium ionen dichtbij de axon in de neuron
Natriumkanalen sluiten: bij de piek van het actiepotentiaal
Kalium kanalen blijven open: binnenkant van de cel heeft kleine positieve lading door alle natrium, ipv de
gebruikelijke negatieve lading. Positief geladen Kalium wordt nu uit de cel gedreven door concentratie en
elektrische gradiënt.
Hyperpolarisatie ontstaat: genoeg kalium uit de cel om dit te bereiken
Membraan weer naar rustpotentiaal: natrium-kaliumpomp herstelt het natrium en kalium gehalte, want er zit nu
teveel natrium en te weinig kalium in de cel
Verdoving werkt via dit systeem -> novacaine en xylocaine hechten aan de natriumkanalen waardoor natrium niet
naar binnen kan en dus geen actiepotentiaal voor pijn kan genereren
Spreiden van het actiepotentiaal
Belangrijk om impulsen te verspreiden zonder verlies van sterkte
Tijdens een actiepotentiaal komen positieve ionen door de axon naar andere neuronen, deze depolariseren de
volgende neuronen waardoor deze ook een actiepotentiaal vuren
Propagation: voortplanting, de geboorte van een nieuw actiepotentiaal
“Back-propagation”: terug in het cellichaam en de dendrieten van de oorspronkelijke neuron, waardoor een
dendriet gevoeliger wordt voor structurele veranderingen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller maudnoordhuis. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.83. You're not tied to anything after your purchase.