Week 1:
De bronnen, uitgangspunten, doelen en beginselen van het strafprocesrecht toelichten;
Bronnen: Wetboek van Strafvordering + bijzondere wetten (Opiumwet, WVW, WWEM, AWOHB)
Uitgangspunten:
Onschuldig tot het tegendeel bewezen is = onschuldpresumptie.
Geen straf zonder schuld.
Beginselen van behoorlijk procesrecht: Ne bis in idem (art. 68 Sr), legaliteitsbeginsel (art. 1 Sv),
détournement de pouvoir, juiste middel (subsidiair), juiste wijze (proportioneel) inzetten,
gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel.
Doel: begrenzen v.d. overheidsmacht + recht op een eerlijk proces.
Overheidshandelen moet berusten op een wettelijke grondslag = formeel legaliteitsbeginsel.
De betekenis van het strafvorderlijk legaliteitsbeginsel en de wijze waarop dit beginsel zijn
neerslag vindt in de wet toelichten;
Formeel legaliteitsbeginsel: overheidshandelen moet berusten op een wettelijke grondslag (art.
1 Sv.
Uitleggen waarom het strafprocesrecht enerzijds een instrumenteel karakter heeft en anderzijds
een element van rechtsbescherming in zich draagt;
Twee functies:
1) Instrumentele functie (belang gemeenschap): handhaving van het materiële strafrecht
mogelijk maken, door instrumenten en bevoegdheden aan politie en jusitie te geven.
2) Element van rechtsbescherming (belang verdachte): bevoegdheden en opsporing normeren,
hierdoor wordt de verdachte beschermd
= Eerlijk proces (doel).
Het belang van artikel 3 Politiewet/ art. 141, 142 Sv voor de opsporing toelichten en een verband
leggen met artikel 1 Wetboek van Strafvordering.
In het wetboek van strafvordering staan opsporingsbevoegdheden, op grond van art. 1 Sv dient
al het overheidshandelen te berusten op een
wettelijke grondslag.
De Hoge Raad heeft besloten dat voor bepaalde specifieke bevoegdheden de grondslag ergens
anders gevonden kan worden. De grondslag kan liggen in art. 3 politiewet of art. 141 en 142 Sv.
De Hoge Raad zegt dit zolang je geen of slechts beperkte inbreuk maakt op de grondrechten, dit
mag. Wel altijd een uitgebreide motivering in het proces-verbaal.
1
,Leerdoelen formeel strafrecht
Week 2:
De verschillende fasen in het strafproces en de betekenis van het vooronderzoek – het
opsporingsonderzoek en het onderzoek door de rechter-commissaris – voor het strafproces als
geheel toelichten;
Voorbereidend onderzoek (art. 132 Sv)
- Opsporingsonderzoek (art. 132a Sv)
- Beslissing tot vervolging (art. 9 Sv): vervolgen of niet (art. 167 Sv)?
Seponeren (geen vervolging)
Transactie (geen vervolging)
Strafbeschikking (wel een vorm van vervolgen)
Dagvaarden (wel vervolging)
*Je kunt spreken van vervolging als een rechter bij de zaak wordt betrokken.
Berechten: onderzoek ter terechtzitting.
Beraadslaging en uitspraak: tenuitvoerlegging (art. 553 Sv)
- Over de grondslag v.d. tenlastelegging (wijziging mogelijk o.g.v. art. 313 Sv, mits
zelfde feit als bedoeld in art. 68 Sr)
- Aard juridische feiten (het te beschermen rechtsbelang, strafmaxima en gedraging
verdachte)
- Onmiddellijkheidsbeginsel: naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting
mag alleen recht spreken over wat allemaal bij het onderzoek ter terechtzitting
voorbij gekomen is.
- Overeenkomstig beslismodel (art. 348 jo. art. 352 Sv)
Uitleggen hoe een opsporingsonderzoek kan starten, daarbinnen verschillende
opsporingsmethoden herkennen en deze toetsen aan artikel 1 Wetboek van Strafvordering;
Een opsporingsonderzoek kan pas starten, indien de opsporingsambtenaren op de hoogte zijn van
bepaalde verdachte feiten of omstandigheden. Dit kan door:
Klachtdelict (art. 164 Sv), dat wil zeggen dat voor sommige delicten slechts mag worden
vervolgd wanneer het slachtoffer een verzoek tot vervolging doet bij de aangifte. Er wordt
dan ook wel van een klacht gesproken. Een voorbeeld: belediging (art. 269 Sr).
Niet alleen slachtoffers kunnen aangifte doen, maar ook andere kunnen aangifte doen waanneer
zij kennis hebben van strafbare feiten.
Aangifte (art. 161 Sv)
In sommige gevallen is dit zelfs verplicht:
Verplichting tot aangifte (art. 160 Sv)
2
, Leerdoelen formeel strafrecht
Verder zijn er ook andere mogelijke startpunten voor een opsporingsonderzoek dan aangifte en
een klacht. Zo kan een melding of tip binnenkomen bij de politie, dan kunnen zij de bevoegdheid
uit art. 3 politiewet etc. halen om het opsporingsonderzoek te mogen opstarten.
Voorbereidend onderzoek:
I. Verkennend onderzoek: dit onderzoek is bedoeld om een beeld te krijgen van een
bepaalde sector, waarvan vermoed wordt dat er een georganiseerde criminaliteit
plaatsvindt.
II. Opsporingsonderzoek: “onder opsporing wordt verstaan het onderzoek in verband met
strafbare feiten onder gezag van de officier van justitie met als doel het nemen van
strafvorderlijke beslissingen (art. 132a Sv)”. Waarom van belang of er sprake is van
opsporing, want dan gelden de regels die met opsporing gepaard gaan.
Opsporingsbevoegdheden die verder gaan dan art. 3 politiewet en art. 141 en 142 Sv
behoeve een specifieke wettelijke grondslag.
1. Traditionele dwangmiddelen: mogen worden ingezet bij een verdenking t.a.v. de
verdachte (art. 27 Sv). Wanneer een verdachte?
- Een persoon
- t.a.v. de feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld
- aan enig strafbaar feit voortvloeit.
HR Hollende kleurling: twee politiemannen zagen een donkere man uit een café
dat bekend staat om de handel in verdovende middelen lopen. Deze man houdt
zijn hand stevig in zijn jaszak. De man wordt doorzocht, en blijkt een wikkel
heroïne bij zich te hebben. Er was op dit moment geen redelijk vermoeden van
schuld, dus onrechtmatig verkregen bewijs.
HR Stormsteeg: man loopt op een plek die bekend staat om het handelen in
verdovende middelen. Er lopen ook twee politiemannen, zodra deze man de
politiemannen ziet kijkt hij nog een keer om en rent weg. Er was op dit moment
sprake van een redelijk vermoeden van schuld, dus rechtmatig verkregen bewijs.
Aanhouding op heterdaad (art. 53 Sv)
- Door wie? Iedereen.
- Tegen wie? Verdachte.
- Voor welke feiten? Alle feiten.
- Met welk doel? Overdragen aan de politie.
Aanhouding buiten heterdaad (art. 54 Sv)
- Door wie? Opsporingsambtenaar (politie).
- Tegen wie? Verdachte.
- Voor welke feiten? Alle feiten.
- Met welk doel? Voor te geleiden aan de hulp OvJ of OvJ.
Lichamelijke integriteit (art. 56 Sv)
- Door wie?
o Aan kleding: opsporingsambtenaar (lid 4).
o Aan lichaam: (hulp) OvJ (lid 1)
o In lichaam: door een arts, op vordering van de OvJ (lid 2).
- Tegen wie? Verdachte.
- Welke feiten? Alle feiten + ernstige bezwaren.
- Doel? In het belang van het onderzoek.
*DNA-onderzoek: art. 151a e.v.
Ophouden voor onderzoek (art. 56a Sv)
- Door wie? Hulp OvJ of OvJ.
- Tegen wie? Verdachte.
- Voor welke feiten? Alle feiten.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller shanthi. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.28. You're not tied to anything after your purchase.