Communicatiewetenschap
Inhoud
Inleiding..................................................................................................................................................3
Basisconcepten en modellen..................................................................................................................3
Verbale communicatie..........................................................................................................................12
Non-verbale communicatie..................................................................................................................15
Interpersoonlijke en groepscommunicatie...........................................................................................18
Interpersoonlijke communicatie.......................................................................................................18
Groepscommunicatie.......................................................................................................................21
Organisatiecommunicatie: gastcollege, dit kunnen toepassen op Telenet..........................................25
Interne communicatie......................................................................................................................25
Corporatieve communicatie.............................................................................................................29
Marketingcommunicatie..................................................................................................................31
Massacommunicatie: de mediaorganisatie..........................................................................................34
Organisationele benadering van de nieuwsproductie......................................................................34
Organisatie-interne en -externe factoren die de nieuwsinhoud beïnvloeden..............................34
Een organisationele benadering van fictieproductie (soapproductie)..............................................39
Organisatie-interne en -externe drukkingen die de inhoud van soaps beïnvloeden....................39
Massacommunicatie: de inhoud...........................................................................................................42
De mediatekst..................................................................................................................................42
Mediagenres.....................................................................................................................................43
Reality-TV.....................................................................................................................................44
Nieuwssatire.................................................................................................................................44
Massacommunicatie: het publiek.........................................................................................................46
Publieksonderzoek...........................................................................................................................46
Totstandkoming van een TV-publiek................................................................................................47
Structurele verklaringen voor TV-kijken.......................................................................................47
Uses and gratifications: mediagebruik als doelbewuste behoeftebevrediging.............................49
Integratie van beide perspectieven?............................................................................................50
Televisie 2.0......................................................................................................................................50
Massacommunicatie: effecten.............................................................................................................51
“Almacht van de media” paradigma.................................................................................................51
Beperkte effecten-paradigma...........................................................................................................52
Het actieve publiek: Uses and Gratifications....................................................................................54
, Lange-termijn-effecten.....................................................................................................................54
Nieuwe media......................................................................................................................................57
Kenmerken van nieuwe media.........................................................................................................57
Geschiedenis van het internet..........................................................................................................58
ARPANET.......................................................................................................................................58
Naar een globaal netwerk.............................................................................................................58
Het WWW.....................................................................................................................................59
Dotcom bubble en millenium bug................................................................................................59
Naar web 2.0................................................................................................................................59
Web 3.0........................................................................................................................................60
Interactie tussen technologische kenmerken en gebruikers............................................................60
Computer mediated communication en sociale relaties..................................................................60
Zijn er online communities?.........................................................................................................61
Mass-self communication.................................................................................................................61
Pro- of anti-sociale media?...........................................................................................................62
,Inleiding
Communicatiewetenschap is een jonge wetenschappelijke discipline. Het is officieel ontstaan in de
jaren ’50 van de 20e eeuw. Werkelijk is de interesse niet nieuw. Er zijn 4 invalshoeken die een
belangrijke basis vormen:
1. Retoriek: Aristoteles: publiek overtuigen aan de hand van ethos, pathos en logos
2. Propaganda en media-effecten: WOI & WOII
3. Informatietheorie: hoe informatie elektronisch verstuurd kan worden
4. Groepsdynamica: leiderschap onderzoeken
Basisconcepten en modellen
Communicatie =
1. Overdacht of uitwisseling van informatie
2. Verbinding of verkeer: communicatie als transport
Overdracht van informatie: klemtoon op de zender.
Uitwisseling van informatie: klemtoon op het gemeenschappelijk maken van ideeën. Beide partners
zijn gelijkwaardig.
Er is geen één definitie van wat communicatie is. Een definitie is goed wanneer zij:
Bruikbaar/operationeel is
Logisch en coherent is
Niet tegengesproken wordt door de waarneembare werkelijkheid
Toelaat het gedefinieerde nauwkeurig te onderscheiden van andere maatschappelijke
verschijnselen
Er zijn twee visies, oftewel twee scholen:
1. Processchool: ziet communicatie als transmissie van boodschappen, hoe zenders en
ontvangers encoderen en decoderen. Communicatie wordt gezien als een proces waarbij de
ene persoon het gedrag of de gedachten van de andere beïnvloed. Ook proberen
communicatiefouten (fout = verschil output en input) te verklaren. Acts of communication.
LINEAIR/ENKELRICHTING PROCES
2. Betekeniscreatie-school: communicatie als productie en uitwisseling van betekenissen, hoe
boodschappen/teksten interageren met mensen om betekenissen te creëren. Centrale
methode is de semiotiek. Afwijkingen tussen zender en ontvanger niet noodzakelijk als
“fout” beschouwd, maar bv. als culturele verschillen tussen partijen. Works of
communication.
TWEERICHTINGSVERKEER/CIRCULAIR PROCES.
Breekpunten:
3
, Intentionaliteit: teleologische opvatting (=doelopvatting): pas communicatie als de zender
een boodschap wil sturen, en de ontvanger de boodschap wil ontvangen. Niet alle gedrag is
communicatie, maar wel informatief.
McQuail Intentioneel verzonden Niet-intentioneel verzonden
Intentioneel ontvangen Brood bestellen bij de bakker Luisteren naar een gesprek van
andere mensen
Niet-intentioneel ontvangen Passief luistergedrag in de aula Indrukken die we krijgen van
anderen wanneer we over
straat lopen
Ook is er non-verbale communicatie: in deze opvatting is alle gedrag van mensen
communicatief, we kunnen onmogelijk niet communiceren.
Geslaagdheid: GC= E + T + Ox +Ib + Ub?
Geslaagde communicatie = expressie + transmissie + ontvangen door x + interpreteren zoals
bedoeld + bedoelde uitwerking?
Eenrichtings- of tweerichtingsverkeer
Observatieniveau: men beperkt zich meestal tot menselijke communicatie, verschillende
niveaus. Intrapersoonlijke - (met zichzelf), interpersoonlijke - (met een partner), groeps-,
organisatie-, massacommunicatie.
Elementen in het communicatieproces
1. Zender/bron: de persoon die de boodschap verstuurd (of soms een technisch apparaat)
2. Ontvanger/bestemmeling: in het geval van technische modellen een onderscheid: ontvanger
= telefoontoestel, bestemmeling = de persoon. De ontvanger, ontvangt, decodeert en
interpreteert.
3. Boodschap: traditioneel = datgene wat wordt uitgedrukt door de zender en overgedragen
naar de ontvanger.
Maar wat wordt overgedragen? In wetenschappelijke betekenis is er sprake van “meaning”:
een boodschap bevat dus iets wat betekenis kan hebben.
Dat iets zijn tekens. Een teken bestaat uit de signifiant (betekenaar) en de signifié
(betekende). Tekens kunnen ook opgedeeld worden in drie categorieën: symbool, icoon,
index.
Een code is een systeem van betekenissen.
Coderen is het omzetten in een code die de transmissie mogelijk maakt tot tekens, en verder
tot interpreteerbare vorm. Decoderen is het proces in andere richting.
4. Signaal: technisch-natuurkundig concept. Dragers van tekens. Primaire signalen: face-to-face
communicatie, via rechtstreekse zintuigelijke prikkels. Secundaire signalen: indirecte
communicatie, signalen geproduceerd op mechanische/elektrische wijze.
5. Kanaal: het bindmiddel dat de ruimtelijke scheiding tussen zender en ontvanger overbrugt.
Dragers van signalen.
6. Medium: object dat de boodschap draagt of een technisch middel dat het tot uiting brengen
en waarnemen van de boodschap via zintuigen mogelijk maakt.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller bogaertsfamke. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.51. You're not tied to anything after your purchase.