Uitgebreide samenvatting van de kennisclips en het boek 'Voor de verandering' (en één hoofdstuk uit een ander boek: 'Methodisch en professioneel werken deel 1'). Samenvatting bevat begrippenlijsten, definities van begrippen, uitleg en voorbeelden.
Lesweek 1: H1 verandering en agogie
Leeruitkomst H1:
De student kan benoemen wat een psychosociale verandering is en wanneer sprake is van agogie.
De student kan uitleggen wat wordt verstaan onder niveaus van psychosociaal functioneren.
De student kan het begrip verandering beschrijven en uitleggen.
Je spreekt van agogie, als:
Het gaat om psychosociale verandering
Het door de cliënt zelf gewenst is
De beïnvloeder beroepsmatig, doelgericht en systematisch te werk gaat
De cliënt (jong)volwassen is
De cliënt zich bewust van de beïnvloeding is en vrijwillig meedoet
De beïnvloeding niet wederzijds is
Agogiek is de leer of kunde van zulke beïnvloeding.
Verandering:
vervanging door iets anders of toevoegen van iets nieuws
Probleem: negatieve uitganssituaties voor verandering
Niet veranderen kan ook veranderen zijn
Verandering op verschillende dieptes in de psyche: dieper veranderen is moeilijker
Incidentele verandering = eenmalig
Structurele verandering = blijvende verandering, doorgaans effectiever
Veranderbaarheid:
Vrijheid van cliënt
Eerder growth mindset dan fixed mindset
Besef eigen verantwoordelijkheid
Agoog werkt eerder proces- en cliëntgericht dan productgericht.
Handelende wezens: willen, overwegen en kiezen i.p.v. moeten, mogen en (niet) kunnen.
Kernbegrippen H1:
Agogie Verzamelnaam alle professionele beïnvloeding
van mensen met bedoeling dat deze mensen
het beter krijgen.
Agogiek Leer/theorie van agogie
Psychosociaal functioneren Niveaus van psychosociaal functioneren:
1. Individuele groepen (micro)
2. Groepen (micro)
3. Organisaties (meso)
4. Grote(re) samenlevingsverbanden
(macro)
Cliënt(systeem) De beïnvloede, degene die verandert. Cliënt,
voornamelijk gebruikt wanneer deze bestaat uit
meer dan 1 persoon
Microniveau Niveau van psychosociaal functioneren van
, individuele personen/groepen
Mesoniveau Niveau psychosociaal functioneren van
organisaties/kleine samenlevingsverbanden
Macroniveau Niveau psychosociaal functioneren van grote
samenlevingsverbanden/gehele maatschappij
Negatieve uitgangssituatie Problematische (uitgangs)situatie, behoefte aan
verandering
Veranderingsdiepte Mate waarin het deel/delen van de psyche
waarop een verandering betrekking heeft bij de
kern van een persoon en de identiteit ligt/liggen
Incidentele verandering Eenmalige verandering. Niet gericht op
vermogen van cliënt om blijvend te veranderen.
Structurele verandering Blijvende verandering. Gericht op vermogen van
cliënt om opnieuw te veranderen/aan te passen
bij soortgelijke situaties
Fixed mindset Overtuiging dat men zelf/de mens niet/moeilijk
kan veranderen
Growth mindset Overtuiging dat men zelf/de mens kan
veranderen
procesgericht Houding agoog. Richt zich vooral op acceptatie
van verandering. Let meer op manier waarop
verandering tot stand komt i.p.v. inhoud van
verandering
Lesweek 2: H2 wat verandering stimuleert
Leeruitkomst H2:
De student kan de bronnen van verandering toepassen.
De student kan uitleggen hoe feedback en motivatie gedrag stuurt en verandering kan bevorderen.
De student kan reproduceren en toepassen wat verandering stimuleert.
Bronnen van verandering:
Eigen ontwikkeling
Idealen
Innerlijke drang
Onvrede met de bestaande situatie
Informatie in strijd met het gedrag
Geheel nieuwe informatie
Verwachtingen van een ander
Belangen
Bedreiging van buitenaf
(plotselinge) wijziging in omstandigheden
Indrukwekkende of confronterende ervaringen
Motivatie Motief
De wil iets te doen of te bereiken. Drijvende reden om iets te doen of verwoording van die
kracht achter verandering. reden.
Intrinsieke motivatie: motivatie van binnenuit.
Iets doen omdat dat doen zelfbevrediging geeft
of omdat je daar plezier aan beleeft.
Extrinsieke motivatie: iets doen om het
(uiteindelijke) effect ervan. Motivatie van
buitenaf
Motivatie is sterker naarmate:
Deze ook intrinsiek is
Men zich minder bedreigd voelt
Er meer wenselijks valt te bereiken
Er meer steun uit de omgeving bestaat
Werken aan motivatie door onder andere kleine
, stappen en het benadrukken van kleine
successen/resultaten.
Verandering:
Kan zich beter richten op het gedrag dan op het persoon.
Veranderingspogingen hebben alleen zin als er haalbare en duidelijke
gedragsalternatieven bestaan.
Is makkelijker bij ruimte en vrijheid dan bij een gevoel van verplichting of drang.
Feedback stuurt gedrag bij en kan daardoor verandering bevorderen. Moet aan bepaalde
regels voldoen.
o Positieve feedback: bekrachtigt gedrag
o Negatieve feedback: laat gedrag ophouden
Bewustwording van eigen doen en laten gaat aan verandering vooraf.
Sociale bewijskracht (‘anderen doen het ook’) draagt bij aan het bevorderen van bepaald
gedrag. Valkuil is daarbij ook voor ongewenst gedrag.
Voor verandering heeft betrokkene voldoende betrouwbare informatie, kennis en
deugdelijke argumenten nodig.
Veranderingseffect is sterker bij meer betrokkenheid, o.a. door iets af te spreken of te doen.
Daartoe kun je cliënt opdrachten geven en deze nabespreken.
Kernbegrippen H2:
Negatieve feedback Feedback die zodanig werkt dat de betreffende
actie wordt vermindert of ophoudt.
Positieve feedback Feedback die zodanig werkt dat de betreffende
actie wordt voortgezet of versterkt.
Feedback Informatie over het effect van een actie die, na
vergelijking met het bedoelde of gewenste effect
van die actie, die actie kan helpen en bijsturen.
Intrinsieke motivatie Motivatie voor bepaald gedrag op basis van de
bevrediging die dat gedrag de betrokkene zelf
geeft.
Extrinsieke motivatie Motivatie voor bepaald gedrag op basis van de
verwachte gunstige gevolgen die dat gedrag in
de ogen van de betrokkene kan hebben
Sociale bewijskracht De werkzaamheid van het besef dat (veel)
anderen bepaald gedrag vertonen, waardoor
gemakkelijker navolging plaatsvindt.
betrokkenheid Daadwerkelijk iets doen wat met nieuw te
aanvaarden gedrag te maken heeft.
Lesweek 3: H3 wat verandering in de weg kan zitten
Leeruitkomst H3:
De student kan afweermechanismen reproduceren en toepassen.
De student kan uitleggen en toepassen wat verandering in de weg kan zitten.
De student kan uitleggen hoe een vicieuze cirkel kan leiden tot een neer- en opgaande spiraal.
Verandering verstoort het evenwicht en is dus vaak ‘bedreigend’ en kan zelfs het gevoel geven dat de
identiteit in het geding is.
Daarom zorgt een agoog vooral voor veiligheid, hij oordeelt niet, zorgt dat de cliënt zelf controle houdt
en hij geeft mee.
Ook al is er genoeg motivatie, toch is men geneigd weerstand te bieden tegen verandering. De kracht
van weerstand verschilt per mens en is afhankelijk van de situatie.
Afweermechanismen:
Rationalisme Afweermechanisme waarmee een situatie of
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller brittw26. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.69. You're not tied to anything after your purchase.