TEST BANK FOR ESSENTIAL CELL BIOLOGY 4TH_ EDITION ALBERTS| Graded A+
TEST BANK FOR ESSENTIAL CELL BIOLOGY, FOURTH EDITION
Test Bank For Essential Cell Biology 4TH Edition Alberts - All Chapters GradedA+
All for this textbook (16)
Written for
Vrije Universiteit Amsterdam (VU)
Medische natuurwetenschappen
Van gen tot geneesmiddel/biochemie (X_401109)
All documents for this subject (13)
Seller
Follow
mpn236
Reviews received
Content preview
Hoofdstuk 7
Het DNA bestaat uit 4 verschillende nucleotide eenheden. Eiwitten zijn de
belangrijkste bouwstelen van cellen en bepalen niet alleen de cel structuur maar ook
de functie. De genetische instructies die in het DNA zitten, zitten in de aminozuur
sequenties van eiwitten. We gaan in dit hoofdstuk zien hoe dat geregeld wordt. Het
DNA is dus de takenverdeler aan de “werknemers”. Wanneer er een eiwit nodig is in
de cel wordt dit eerst gekopieerd van een ander gen. Een gen wordt gebruikt om
RNA te kopiëren en een eiwit te maken.
RNA productie zorgt voor de vorming van cellen en hun expressive. Dit is de eerste
stap in de genexpressie. Een gen kan coderen voor 5 RNA strengen en dus ook 5
eiwitten maar ook voor 1 eiwit. Ook kan 1 RNA coderen voor 5 eiwitten.
In de transcriptie worden de nucleotide gekopieerd, de transcriptie. Het verschil
tussen RNA en DNA is dat RNA ribonucleotides bevat, ze bevatten suiker ribose ipv
desoxyribose. Een ander verschil is dat er uracil voorkomt in RNA ipv thymine uit
DNA. De U kan wel net zo binden als de T. Ook is RNA altijd enkel strengs en DNA
dubbel. RNA kan hierdoor in verschillende vormen klappen, zoals moet bij het eiwit.
Eiwitsynthese begint bij het openen van de DNA-helix en lezen één van de twee
strengen af. De ribonucleotide worden toegevoegd. De sequentie van het RNA wordt
bepaalt door de basen op de template streng. RNA is eigenlijk de coderende streng
maar ipv T een U. Wanneer er een goeie “match” is gemaakt koppelen de
ribonucleoride aan de groeiende RNA keten door RNA polymerase. Het RNA blijft
niet met waterstof gebonden aan de template streng. De RNA streng wordt verplaatst
en de DNA-helix vormt opnieuw. RNA is ook veel korter dan DNA omdat slecht
beperkte regio’s gekopieerd worden.
RNA-polymerase katalyseert de vorming van de fosfaardiester biondingen die de
nucleotiden aan elkaar koppelen, en de suiker-fosfaat ruggengraat die de RNA keten
voren. De RNA polymerase beweegt stapsgewijs langs het DNA, de DNA-helix
beweegt gewoon vooruit om een nieuw gebied van het onderdeel van de sjabloon
voor complemen-mentaire base-koppeling bloot te stellen en tot rust te komen.
Hierdoor is het RNA altijd van de 5’-naar-3’. De binnenkomende ribonucleoside
trifosfaten (ATP, CTP, UTP en GTP) bieden de energie die nodig is om de reactie
naar voren te laten plaatsvinden. RNA laat na se synthese het DNA meteen los zodat
er in korte tijd veel kopieën gemaakt kunnen worden. De volgende synthese wordt al
gestart terwijl de vorige nog bezig is.
RNA & DNA keten begint altijd met trifosfaat;
Er zitten niet conventionele basenparingen tussen G,A,C en U
● Kissing loops. Het RNA kunnen alle base met elkaar gaan ! A kan met U
maar ook met G niet met C
Er zijn belangrijke verschillen tussen de RNA en
DNA polymerase. RNA polymerase gebruikt
ribonucleotides als substaten, het katalyseerd
dus niet deoxyribosenucleotide. RNA kan starten
met de polymerase zonder een primer, hierdoor
is het ook minder nauwkeurig en heeft minder
consequenties.
, Wanneer genen gecodeerd hebben en RNA hebben gevormt, wordt het mRNA
genoemd. In eukaryoten wordt elk mRNA vaak gevormd uit 1 gen, die codeert voor
een eiwit. In bacterien, zorgen een paar genen voor 1 mRNA, die codeert voor
meerdere eiwitten. De nonmessenger RNAs hebben diverse rollen zoals vertalen van
genetische info naar eiwit, (rRNAs) vormen de kern van de structuur en de
kanalisatie van ribosomen. MRNA vertaalt dit dan weer in eiwitten. Ze brengen ze
over naar tRNAs die de specifieke aminozuren selecteert en ze vasthoud op een
ribosoom voor de opneming in een eiwit. MicroRNAs dienen als belangrijke
regelgevers van de genexpressie in eukaryoten.
Promotor: plek waar RNA polymerase begint, teminator plek waar RNA stopt.
In bacterien bevat RNA polymerase een sigma factor, een eiwit die zorgt dat RNA
polymerase de promotor kan vinden en dus begint met de transcriptie. De sigma
factor is een initiatiefactor, want het zorgt voor de initiatie (start) van de transcriptie.
Hij herkent de promotor wanneer de dubbele helix nog verbonden is, doordat de
promotor zijn unieke functie aan de buitenkant van de helix laat zien. Het is ook een
van de 5 subunits van RNA polymerase. De RNA polymerase herkent aan de
structuur van de promotor op
welke streng hij moet beginnen.
De promotor bepaalt dus de welke
kant de transcriptie opgaat.
Wanneer de transcriptie eenmaal
is gestart, gaat de dubbele helix
open voor de promotor en laat de
sigma factor los van de RNA
polymerase. Maar waarom is dat
zo? Dit is zo, omdat er minder
sigma factoren zijn de RNA
polymerases. Als er meer sigma
factoren zouden zijn, zou elke gen
kunnen worden getranscribeerd en dat is niet de bedoeling. Nu er minder sigma
factoren zijn kan de transcriptie in de cel worden gereguleerd, het ene gen wordt wel
getranscribeerd, de ander niet. Dus de sigma factor laat los, zodat hij een ander RNA
polymerase kan helpen. De transcriptie gaat door totdat RNA
polymerase stuit op een terminator. Daar laat de RNA polymerase
los van het DNA, maar ook de gevormde RNA streng. Vervolgens
bindt RNA polymerase met een andere vrije sigma factor en gaan
ze op zoek naar een andere promotor.
De transcriptie van eukaryoten verschilt op verschillenden
manieren van de - bacteriële.
Bacteriën hebben 1 vorm van RNA polymerase terwijl eukaryoten
er 3 hebben. RNA polymerase 1 en 3 transcriberen verschillende
RNAs die een structurele en katalyserende rol in de cel spelen.
RNA polymerase 2 transcribeert de meerderheid van de
eucaryotische genen.
In bacteriën kan de RNA polymerase uit zichzelf starten terwijl
eukaryoten hulp nodig hebben van eiwitten. Het begint meestal
als TFIID bind aan het TATA-box. De DNA helix vervormd. Pas wanneer 2
fosfaatgroepen zich hebben gebonden op de TFIID staart van de polymerisatie
beginnen. De eiwitgroepen die gebonden zijn aan de TFIID laten los wanneer de
polymerisatie begint om zo ergens anders ook een polymerisatie te beginnen.
Genen liggen in bacterien veel dichter op elkaar in het DNA. Hierdoor is de
transcriptie van eukaryoten veel complexer dan van bacteriën.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mpn236. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.33. You're not tied to anything after your purchase.