In deze samenvatting zijn de leervragen voor de toets van module 3 uitgewerkt. Het zijn delen van de genoemde hoofdlijnen.
De antwoorden komen zoveel mogelijk uit het boek.
,Hoofdstuk 1.1.
Je moet de definitie van positieve gezondheid weten (niet letterlijk uitleggen).
Gezondheid is het vermogen zich aan te passen en eigen regie te voeren, in het licht van sociale, fysieke en
emotionele uitdagingen van het leven.
De zes dimensies van positieve gezondheid:
1. Lichaamsfuncties;
2. Mentaal welbevinden;
3. Zingeving;
4. Kwaliteit van leven;
5. Meedoen;
6. Dagelijks functioneren.
De drie componenten van gezondheid:
1. Objectieve kant van gezondheid; gaat over de aanwijsbare aan- of afwezigheid van een ziekteproces in
een lichaam.
2. Subjectieve kant van gezondheid; gaat over de beleving van de persoon van zijn ziekte.
3. Gedragsmatige kant van gezondheid. gaat over de manier waarop iemand met zijn klachten omgaat.
Hoofdstuk 1.4.
Je moet uitleggen wat het biopsychosociale model inhoudt.
Volgens het biopsychosociale model moeten gezondheidsproblemen worden benaderd vanuit drie invalshoeken:
biologische, psychische en sociale invalshoek.
Je moet kunnen uitleggen hoe je het biopsychosociale model kan toepassen om het ontstaan van
klachten/gezondheidsproblemen te verklaren.
Vanuit de biologische factoren kan het gaan om erfelijke factoren, bijvoorbeeld de rol van stress hormonen.
Vanuit de psychologische factoren wordt er gekeken naar persoonlijkheidskenmerken van een persoon en vanuit
de sociale factoren zijn het vooral de levensomstandigheden en ingrijpende gebeurtenissen. Al deze factoren
kunnen in combinatie met elkaar de oorzaak zijn voor een psychische aandoening.
Je moet kunnen uitleggen hoe je het biopsychosociale model kan toepassen om aanknopingspunten voor een
behandeling kan vinden.
Vanuit de biologische invalshoek is behandeling met psychofarmaca soms aangewezen.
Vanuit de psychologische invalshoek kunnen verschillende vormen van psychotherapie en traumaverwerking
worden aangeboden.
Vanuit de sociale factoren kan het zicht bieden op verschillende vormen van gewenste of noodzakelijke
ondersteuning.
Hoofdstuk 3.1.
(Doorlezen, blz. 61)
Hoofdstuk 3.1.1.
- Erklären: gaat over het (natuur)wetenschappelijk verklaren van fenomenen.
- Verstehen: gaat om het interpreterend en invoelend begrijpen.
Hoofdstuk 3.1.2.
Je moet het kwetsbaarheid-stressmodel uit kunnen leggen.
Dit model zegt dat een psychische aandoening of psychische ontregeling ontstaat door een combinatie van
enerzijds de kwetsbaarheid van het individu en anderzijds allerlei vormen van stress die hij in zijn leefomgeving
ervaart. Kwetsbaarheid is het resultaat van nature (aanleg) en nurture (omgevingsfactoren).
, Hoofdstuk 3.2.1.
Je moet de begrippen chromosoom, DNA, gen, genotype en fenotype kennen:
Chromosoom: Delen van de celkern die bestaan uit DNA (desoxyribonucleïnezuur), een wonderbaarlijk ingenieus
en complex molecuul.
DNA: of te wel genen
Genen: Bevatten informatie voor de vorming van talloze eiwitten.
Genotype: wat in de aanleg in een individu aanwezig is.
Fenotype: wat daarvan werkelijk tot uiting komt in het leven van dat individu.
Kader 3.1:
Je moet weten wanneer genen ‘aan’ en ‘uit’ gezet kunnen worden.
Genen worden ‘aan’ gezet als er veel ongunstige omstandigheden zijn die zorgen voor een verhoogde
kwetsbaarheid. Als de ongunstige omstandigheden weer gunstig worden dan worden deze genen weer ‘uit’ gezet
en zal de kwetsbaarheid weer afnemen.
Hoofdstuk 3.2.2.
Je moet kunnen uitleggen hoe een neuron (zenuwcel) is opgebouwd.
Een zenuwcel bestaat uit een cellichaam met een heleboel draadachtige uitlopers of zenuwvezels.
Je moet de begrippen neuron, dendriet, axon, synaps, receptor en neurotransmitter kennen:
Neuron: zenuwcel;
Dendriet: draadachtige uitlopers, zenuwvezels;
Axon: één lange zenuwvezel;
Synaps: de contactplaats van het axonuiteinde met de dendriet;
Receptor: kleine structuurtjes op een zenuwcel;
Neurotransmitter: chemische stofjes. Deze neurotransmitters kunnen zich binden op een eigen receptor.
Je moet de drie ‘etages’ van het brein kunnen benoemen en welke functies daarin geregeld worden.
Drie etages:
1. De hersenstam: vanuit dit deel van het brein worden alle belangrijke functies van het organisme aan- en
bijgestuurd die essentieel zijn om in leven te blijven, deze regulering van deze vitale functies verloopt
onbewust en we kunnen er bewust nauwelijks of geen invloed op uitoefenen.
2. Het limbisch systeem: ook wel het ‘emotionele brein’ genoemd. Dit systeem doet meer dan
gewaarworden van emoties. Signaleert gevaar en zet reacties daarop in gang. Ook speelt het een rol bij
het leren, ervaren van genot en motivatie van gedrag.
3. De prefrontale cortex: met dit deel van onze hersenen denken we na, plannen en monitoren we ons
gedrag, maken we sociale en ethische afwegingen en beheersen we onze impulsen en emoties.
Je moet de cursieve woorden op pagina 72 tot en met 76 kunnen uitleggen:
De kleine hersenen: Deze liggen aan de achterzijde van de hersenstam en onder de grote hersenen. Ze bevatten
10% van het totale hersenvolume. Maar toch 75% van het totale aantal neuronen wat in ons brein zit. Dit betekent
dat de kleine hersenen belangrijke functies hebben. De kleine hersenen zijn betrokken bij coördinatie van de
motoriek en het evenwicht. Ook zijn de kleine hersenen op een belangrijke manier betrokken bij cognitieve en
emotionele functies van het brein.
Autonome zenuwstelsel: hier wordt de ‘interne huishouding’ geregeld van het lichaam. De kernen liggen in de
hersenstam en deels in het limbisch systeem. Het autonome zenuwstelsel bestaat uit twee stelsels:
parasympatische en sympathische zenuwstelsel. Het parasympatische zenuwstelsel domineert in rust. Het
sympathische zenuwstelsel domineert in toestanden van fysieke inspanning.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller gavdpligt. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $13.67. You're not tied to anything after your purchase.