1.2 Wat is psychologie
1.2.1 Onenigheid over de definitie.
Mens- of sociale wetenschappen: wetenschappen die ‘de mens’ bestuderen
vb. psychologie, psychiatrie, sociologie, culturele antropologie …
Psychologie: intern en extern geen eenduidigheid over het object (studie-onderwerp van een
wetenschap)
Intern: verschillende theoretische stromingen
Verschillende keuze van object vb. ene stroming kiest voor het onbewuste, andere
stroming kiest voor gedrag of cognities.
Verschillende methode waarmee kennis wordt verworven.
Veel meningsverschillen tussen psychologen naargelang hun kader
Extern: psychologie niet goed afgebakend van andere (mens)wetenschappen
Bijna alle psychologische onderwerpen worden ook in andere wetenschappen
bestudeerd.
Gevolg: zowel binnen psychologie als tussen psychologie en andere wetenschappen zijn er
rivaliserende beschrijvingen en verklaringen over hetzelfde onderwerp
1.2.2 Poging tot definiëring psychologie:
Psychologie: wetenschap waarbij zowel het gedrag van mensen wordt bestudeerd als de
gevoelens en gedachten die mensen hebben bij het ervaren van hun gedrag en de
omstandigheden waarin dat plaatsvindt
Verschil met andere wetenschappen:
Psychologische theorieën: beschrijving en verklaring van het object vooral op individueel
niveau + kijken naar de beleving en waardering van gedrag (zowel persoon zelf als zijn
directe omgeving)
Sociologische theorieën: kijken meer naar maatschappelijke of groepsverbanden
Biologische of medische wetenschappen: kijken naar biologische bepaaldheid van gedrag
Een wetenschap wordt getypeerd door:
Object: soorten vragen en problemen
Methoden en theorieën.
Dynamisch spel tussen object en methoden en theorieën met als gevolg dat de grenzen
tussen wetenschappen niet vastliggen.
Maatschappelijk draagvlak:
Weerklank in de maatschappij: hoe sterk worden persoonlijke theorieën gekleurd door
wetenschappelijke kennis
Psychologie = sterke weerklank in Westerse maatschappij
Gepsychologiseerde wereld (ibidem): manier waarop de doorsneeburger
maatschappelijke verschijnselen ervaart wordt mede bepaald door
psychologische theorieën
Ligt niet vast: veranderd doorheen de tijd
1.3 Theorieën
Theorieën: referentiekaders van waaruit psychologen te werk gaan, interpretaties waarmee
verschijnselen bekeken en verhelderd worden
Grote verscheidenheid, geen theoretische overeenstemming:
1
, Gevolg: eenzelfde verschijnsel wordt vanuit meerdere theorieën verschillend
beschreven en verklaard
Theorieën kunnen komen en gaan.
1.3.1 Functies van theorieën
3 functies:
1. Systematiseren of ordenen
2. Verklaren en voorspellen
3. Heuristisch
*Voorbeelden die gebruikt worden: gehoorzaamheidexperiment
Systematiserende of ordenende functie:
Systematische weergave van wat wordt waargenomen.
Wetenschappelijke kennisverwerving verloopt via expliciete regels.
- Procedures van verwerving moeten duidelijk en controleerbaar zijn.
- Bevindingen worden gerapporteerd in de vorm van helder geformuleerde verbanden of
wetten die herhaalbaar (repliceerbaar) zijn.
Wat in het ene onderzoek wordt aangetroffen, moet in een ander onderzoek
opnieuw aangetroffen worden.
vb. Psycholoog toont aan dat in een specifieke situatie mannen extreem
gehoorzaam kunnen zijn dan wordt een dergelijk verband pas als geldig gezien
als het ook in andere experimenten wordt aangetoond.
Wetenschappelijke waarnemingen zijn theoriegeladen: referentiekader van
wetenschappers bepaalt wat ze zien, waar ze de nadruk op leggen en wat ze verwaarlozen
Verklarende en voorspellende functie:
Resultaten verklaren: aangeven dat ze in specifieke omstandigheden bereikt worden vb.
gehoorzame persoon moet extreem afhankelijk zijn van de opdrachtgever
Op grond daarvan kan men voorspellen. vb. in een experiment waarin de proefpersonen
minder afhankelijk zijn, zullen zij minder gehoorzaam zijn
Heuristische functie:
Op grond van het inzicht dat de theorie heeft opgeleverd kunnen nieuwe voorspellingen
gedaan worden.
Nieuw = daar had ik nog niet aan gedacht vb. gehoorzaamheidsexperiment kan een
wetenschapper op het idee brengen dat dit iets verklaart van gehoorzaamheid en
wreedheid van oorlogsmisdadigers
Een theorie is nooit af en levert weer nieuwe ideeën op.
Kader p.25-27 lezen
1.4 Kenmerken van psychologische stromingen
*Stroming heeft een geschiedenis.
*Stroming heeft een mensbeeld.
1.4.1 Geschiedenis van theoretische stromingen
*Historische ontwikkeling
Theoretische stromingen in de psychologie kennen vaak een lange geschiedenis.
Wortels in oude filosofische tradities en nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen.
Start wetenschappelijke psychologie: 130 jaar geleden
1889, Parijs: Eerste Internationale Congres voor de Psychologie
Positieve tijdsgeest: geloof in grote wetenschappelijke vooruitgang; toekomstige
psychologie zou de mens helpen bij het vinden van zijn bestemming (verschillende
opvattingen:)
2
, Psychologie moest beschikken over een alomvattende theorie van het psychisch
functioneren voordat er begonnen kon worden aan de praktische toepassing.
(Europa)
Kennis moest dienstbaar zijn aan concrete maatschappelijke doelstellingen:
maatschappelijke problemen moesten theorievorming bepalen (Amerika)
Er ontstonden meerdere stromingen: groepen wetenschappers met eigen, specifieke
vraagstellingen en onderzoeksmethoden
Schoolvorming in de psychologie:
Begin: scholen bestreden elkaar, vonden andere bevindingen irrelevant of gevaarlijk en
sloten zich af door eigen taalgebruik; elke school ontwikkelde specifieke begrippen en
richtte eigen verenigingen op
Laatste jaren: grotere vrijheid binnen scholen en toenemende samenwerking tussen
verschillende scholen
*Cultuurhistorische bepaaldheid: invloed van cultuur en tijdstip van ontstaan
Ontstaan stroming: stroming voorzag in de behoefte van die periode en vertegenwoordigde
de waarden en normen die op dat moment van maatschappelijk belang waren
*Stromingen reageerden op elkaar: dingen behouden en/of andere dingen introduceren
*Slingerbeweging: wisselende modes
vb. Rogers kwam in de jaren 50 van de vorige eeuw met een non-directieve vorm van
hulpverlening als reactie op de toen geldende autoritaire vormen van hulpverlening. In de
jaren 80-90 was de slinger weer op de ‘terugweg’: directieve hulpverleningstechnieken
kenden een snelle opkomst.
vb. Psychoanalyse lang niet meer zo dominant als 60 jaar geleden, maar voor onderwerpen
die verwant zijn aan de psychoanalyse bestaat een hernieuwde belangstelling vanuit andere
invalshoeken.
*Stromingen maken gebruik van elkaars inzichten: niet iedere keer van nul beginnen
vb. Begrip ‘onbewuste’ hoort traditioneel thuis in de psychoanalyse, maar wordt tegenwoordig
vanuit het referentiekader van de cognitieve psychologie bestudeerd.
Fusies in de psychologie:
Hedendaagse gedragstherapie: behavioristische en cognitieve opvattingen gaan samen
Directieve therapie: kruisbestuiving tussen gedragstherapie en systeemtheorie
Samenwerkingen in psychologie: historisch en cultureel bepaald
Toenemende behoefte aan flexibele en pragmatische opvattingen.
*Evidence based: nadruk op effectiviteit van een methode/behandeling
Theorie en de daarop gebaseerde behandeling moet bewijzen dat ze een juist inzicht biedt
(werkt).
Wetenschappelijk bewijs dat de methode/behandeling effectief is.
Bewijsmateriaal uit systematisch kwantitatief en kwalitatief onderzoek.
Als effectiviteit niet bewezen kan worden, kan het zijn dat er geen geld beschikbaar
wordt gesteld.
Minder nadruk op theoretische uitgangspunten en meer op praktisch nut.
1.4.2 Mensbeelden bij theoretische stromingen
Mensbeeld: hoe ‘de mens’ opgevat wordt, opvatting over wat typisch menselijk is
Historisch, cultureel en religieus bepaald/beïnvloedt.
Consequenties voor opvattingen over gezondheid en ziekte. vb. Westen: hersenen centraal,
Japan: hart essentie van de mens
3
, 2 aspecten van een mensbeeld:
1. Beschrijving van de kenmerkende eigenschappen/essentiële kenmerken. (Bodem
menselijk bestaan)
vb. verschil tussen mensen en dieren of verschil tussen kinderen en volwassenen
2. Verwijzing naar hoe mensen behoren te zijn/hoe ze zich moeten gedragen = doelbeeld.
Doelbeeld: morele visie; eigen handelen aansturen en gedrag van anderen
beoordelen
1.5 Indelingen van theoretische stromingen
2 indelingen theoretische stromingen:
1. Mensbeelden
2. Biopsychosociaal model (systeemtheorie)
1.5.1 Mensbeelden in de psychologie
Moderne visie: alle 3 de niveaus zijn in menselijk gedrag aanwezig
Mensbeelden in 3 niveaus:
1. Persoonlijk niveau
2. Organistisch niveau toenemende complexiteit: hoe hoger het niveau, hoe
complexer het gedrag
3. Mechanistisch niveau
Het persoonlijk niveau omvat ook het organistische en mechanistische niveau, maar niet
omgekeerd.
Mechanistisch mensbeeld: mens als machine
Mensen zijn als mechanieken/machines die door externe krachten worden voortbewogen.
Mens = ingewikkeld dier – geen onderscheid tussen mensen en dieren.
Iedere mens en ieder menselijk deeltje is afzonderlijk te bestuderen.
Invloed van de omgeving is niet essentieel – weinig belang voor omgevingsfactoren.
Lineair causaal verklaringsmodel – A veroorzaakt B, er wordt een oorzaak voor gedrag
gezocht en het verband tussen oorzaak en gevolg is rechtlijnig.
Het geheel = de som van de delen.
Statisch, zonder dynamiek.
Organistisch mensbeeld: mens als levend organisme
Mensen zijn als organismen: ze groeien en bloeien
Vergelijkingen met dieren kunnen zinvol zijn, maar mensen dieren.
Organisme kun je niet los bestuderen van zijn omgeving – omgeving wordt een belangrijke
factor.
Circulair verklaringsmodel – er wordt niet van uit gegaan dat er eenduidige relaties zijn
tussen oorzaak en gevolg, er is wisselwerking.
Het geheel > de som van de delen.
Dynamisch, in beweging, veranderlijk.
Personalistisch mensbeeld: mens als organiserend en scheppend wezen
Principieel onderscheid tussen mensen en overige organismen: mens = cultuur-wezen,
talig-wezen, spreek-wezen
Menselijk handelen is doelgericht (nuancering: kan doelgericht zijn), mensen geven zin aan
hun leven.
Gedrag heeft een betekenis, die verschuift naargelang de context – context genereert de
betekenis.
Mens = 1 geheel.
Kennis uit dierenexperimenten zegt niets over menselijk gedrag.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller creteurrhune. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.27. You're not tied to anything after your purchase.