100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting van biologie Nectar 5 vwo hoofdstukken 12, 13 en 14, alle paragrafen $10.85   Add to cart

Summary

Samenvatting van biologie Nectar 5 vwo hoofdstukken 12, 13 en 14, alle paragrafen

 5 views  0 purchase
  • Module
  • Level
  • Book

Een samenvatting van het vak biologie, methode Nectar voor 5 vwo. Het behandeld de hoofdstukken 12, 13 en 14, over hormonen, het zenuwstelsel en waarnemen.

Preview 2 out of 8  pages

  • No
  • Hoofdstuk 12, 13, 14
  • June 17, 2024
  • 8
  • 2023/2024
  • Summary
  • Secondary school
  • 5
avatar-seller
12.1: De aanmaak van hormonen:
Hormonen zijn betrokken bij bv groei en ontwikkeling, het zijn signaalstoffen die via het bloed naar
de cellen vervoerd worden. Hormoonklieren zijn endocriene klieren; ze geven producten af aan het
inwendige milieu. Bij exocriene klieren komen de producten in het uitwendige milieu terecht, bv
huid of darmen. Alleen doelwitcellen in doelwitorganen, met passende receptoren voor het
hormoon, reageren. Ze zorgen ervoor dat lichaamsprocessen veranderen.
De coördinatie gebeurt vooral via de hypofyse, net onder de hersenen. Vanuit de hypothalamus, deel
vd hersenen boven de hypofyse, ontvangt de hypofyse informatie, en zet hij hormoonklieren aan tot
actie. Het orgaan is de verbinding tussen hersenen en hormoonstelsel. De neurohypofyse
(achterkwab) bevat zenuwweefsel met uitlopers van neuronen uit de hypothalamus, en de
adenohypofyse (voorkwab) bestaat uit klierweefsel.
Hormonen helpen ook bij het reguleren van homeostase. Als de bloeddruk daalt, maken neuronen in
de hypothalamus neurohormoon ADH, waarna uitlopers in de neurohypofyse het afgeven aan het
bloed. Oxytocine, babyhormoon, komt ook via de neurohypofyse in het bloed. Synapsen in de
hypothalamus geven releasing-hormonen af aan het bloed, die in de adenohypofyse komen.
Inhibiting-hormonen uit de hypothalamus remmen processen af.
FSH stimuleert groei en ontwikkeling vd follikels, die oestradiol maken, wat afgifte van LH stimuleert.
Hormonenconcentraties worden dus nauwkeurig op elkaar afgestemd. Het gele lichaam maakt ook
progesteron. Veel hormoonconcentraties zijn via een negatieve terugkoppeling geregeld, zodat de
concentratie rond de norm blijft. Bij positieve terugkoppeling stijgt de concentratie, oxytocine.
Sommige stoffen uit eten binden aan membraanreceptoren, waardoor ze je lichaam beïnvloeden.
12.2: Reacties op hormonen:
Vb 1: Afgifte van GHRH door de hypothalamus leidt in de hypofyse tot afgifte van groeihormoon (GH).
GH werkt via de lever, en zorgt dat IGF vrijkomt, wat de deling van kraakbeencellen stimuleert. Na de
puberteit stopt dit, maar GH blijft bv ook vetcellen aanzetten tot de afbraak van vetten.
Vb 2: Door stress komt uit de hypothalamus CRH vrij, dat de hypofyse aanzet tot adrenocorticotroop
hormoon (ACTH). ACTH stimuleert cellen vd bijnierschors tot afgifte van bv cortisol, wat bij stress de
hartslag en glucosespiegel verhoogt. Herkenning met receptor:
 Steroïdhormonen, van cholesterol, gaan eerst door het celmembraan, en hechten aan receptoren
in het grondplasma. Daar vormt het een hormoon-receptor-complex, wat het DNA activeert.
 Tyrosinehormonen zijn ook hydrofoob, ze kunnen binden aan receptoren in het grondplasma én
in het celmembraan. Vb is adrenaline.
 Peptidehormonen binden aan specifieke receptoren in het celmembraan.
Wanneer hormonen aan receptoren koppelen in het celmembraan, koppelt in de cel een G-eiwit GTP
aan de receptor. Dan volgt een cascade, waarbij een secundaire boodschapper ontstaat, die een
verbinding vormt met het molecuul dat de actie gaat uitvoeren en de boodschap dus heeft
overgenomen. Ze kunnen meerdere doelwitcellen hebben in een cel, enzym of DNA.
Het groeihormoon stimuleert dieper gelegen cellen vd huid tot deling. Uit oppervlakkige beschadigde
cellen komen stoffen die hun buurtcellen stimuleren tot deling. Deze groeifactoren hechten aan
receptoren van buurtcellen, wat zorgt dat de huid herstelt.
12.3: Hormonen recyclen botten:
Ca2+ is een secundaire boodschapper, speelt een rol bij samentrekking van spieren en overdracht
impulsen. Bij een te laag Ca2+-gehalte onttrekt het lichaam Ca2+ aan de botten, waardoor botten
verzwakken. Een te hoog Ca2+-gehalte kan maag- en darmklachten veroorzaken. Receptoren in de
schildklier reageren op de Ca2+-concentratie in het bloed. Als die te hoog is geven schildkliercellen
calcitonine af, wat botcellen stimuleert Ca2+ op te nemen. Als die te laag is reageren de 4 kleine
bijschildklieren, door het parathormoon (PTH) af te scheiden. Zo komt Ca2+ vrij uit de botten, en
wordt er meer opgenomen uit de voorurine. PTH stimuleert cellen vd nefronen tot de vorming van
actief vitamine D, waardoor extra Ca2+ wordt opgenomen uit voedsel. In de Ca 2+-regelkring vindt
negatieve terugkoppeling plaats. Calcitonine en PTH zijn antagonisten, met tegengestelde werking.
Om een bot groter of dikker te maken, gaan osteoclasten eerst een deel van het bestaande bot
afbreken, door zuren af te scheiden. Hierbij komt Ca 2+ vrij. Daarna vormen osteoblasten nieuw

, botweefsel, ze worden geactiveerd door GH en groeifactoren. Ze maken eiwitten waaruit het bot
bestaat. Een osteoblast komt in het bot te liggen omringd door zijn eigen gemaakte materiaal, en
heet nu osteocyt.
Alleen osteoblasten hebben in de botten receptoren voor PTH, waardoor zij groeifactoren maken die
ontwikkeling van osteoclasten stimuleren. Daardoor is er na enige tijd botafbraak. Hormonen als
oestrogenen en testosteron remmen botafbraak door osteoclasten.
 Indirect: oestrogenen remmen productie groeifactoren door osteoblasten.
 Direct: Oestrogenen remmen activiteit osteoclasten en kunnen ze aanzetten tot apoptose.
Bij weinig oestrogenen, na de overgang, treedt osteoporose op. Testosteron heeft vergelijkbare
werking, maar de hoeveelheid neemt niet zo sterk af als bij vrouwen, dus minder osteoporose.
12.4: Regeling glucoseconcentratie:
De lever en spieren slaan glucose op als glycogeen, een polysacharide. Totaal kan dit zo’n halve kilo
zijn. De alvleesklier speelt een centrale rol bij de glucosehuishouding. De alvleesklier maakt naast
verteringsenzymen ook hormonen, in de eilandjes van Langerhans. De ß-cellen daarvan produceren
het hormoon insuline, wat opname van glucose bevordert, nadat insulinemoleculen binden aan
receptoren in het celmembraan. Een cascade volgt, waarna blaasjes met glucosepoortjes versmelten
met het celmembraan, zodat glucosemoleculen de cel instromen. Insuline heeft een halfwaardetijd
van 5 minuten, waarna de helft is afgebroken. Hersencellen hebben insuline niet nodig, maar lever-
en spiercellen wel. De α-cellen maken glucagon (glycogeen-glucose). Bij hoge concentraties vetzuren
geven de ß-cellen veel insuline af, wat zorgt voor vorming van vetten. Glucagon is de antagonist.
Bij diabetes maken de eilandjes van Langerhans weinig/geen insuline, of werken de receptoren niet
goed. Het bloed bevat veel glucose, waarvan veel via de nieren verloren wordt. Symptomen zijn
vermoeidheid, veel drinken en plassen en slecht genezende wonden. Bij diabetes type 1 zijn de ß-
cellen zo beschadigd dat ze geen insuline kunnen maken, dan moeten patiënten dagelijks insuline
toedienen. Diabetes type 2 ontwikkelt tijdens het leven, door langzaam falende receptoren.
Aanpassingen aan het dieet kunnen vaak helpen, maar anders krijgen ze ook insuline voorgeschreven.

Door spanning komt adrenaline vrij, een tyrosinehormoon, gaat de glucosespiegel snel omhoog.
Glycogeen wordt hierdoor omgezet in glucose, de kringspiertjes naar skeletspieren verslappen, en
naar de darmen trekken ze samen. Er gaat meer zuurstofrijk bloed naar de spieren, waardoor je snel
kunt reageren op gevaar.
12.5: Reageren met behulp van hormonen:
De hypothalamus ontvangt info over de lichaamstemperatuur, glucosegehalte, bloeddruk enz. Als je
het koud hebt, geven zenuwcellen TRH af, een peptidehormoon. Het stimuleert de adenohypofyse
tot afgifte van TSH, wat de schildklier aanzet tot afgifte van veel T4 en minder T3. De getallen staan
voor jodiumatomen. T3 is werkzaam, T4/thyroxine ie een voorloper hormoon die in de lever wordt
omgezet. T3-moleculen passeren het celmembraan, koppelen aan een receptoreiwit in het
grondplasma, en activeren het DNA. Er ontstaan eiwitten die verbranding stimuleren, waardoor je
warmer wordt. Dit is een voorbeeld van negatieve terugkoppeling, bij meer T3 komt minder TRH. Bij
verhoging van T3 stijgt de stofwisselingssnelheid, waardoor je kerntemperatuur ook stijgt.
Een watertekort zorgt voor hogere osmotische waarde van het bloed, wat osmoreceptoren in de
hypothalamus registreren. Zenuwcellen in de hypothalamus geven via de neurohypofyse ADH af,
waardoor verzamelbuisjes in de nieren meer water terughalen. Bij hoge concentraties ADH stijgt de
bloeddruk. Bij lage bloeddruk, weinig Na + of veel K+ maken de nieren renine, wat angiotensinogeen
uit de lever omzet in angiotensine I, wat de longen omvormen tot angiotensine II (85D). Dit
stimuleert de afgifte van ADH, en zet de bijnierschors aan tot afgifte van aldosteron, waardoor
reabsorptie van Na+. Renine stimuleert kamersystole en laat bloedvaten samentrekken, wat de
bloeddruk verhoogt.
Bij veel NPY uit de hypothalamus krijg je honger. Verteringshormonen spelen ook een rol, cellen vd
maagwand en alvleesklier maken voor de maaltijd ghreline, wat afgifte van GH en het eetcentrum
stimuleert. Leptine wordt gemaakt door cellen van het vetweefsel en remt NPY, waardoor de eetlust
afneemt. Insuline heeft een remmende werking op het eetcentrum.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ElisadeWit. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $10.85. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

77254 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy revision notes and other study material for 14 years now

Start selling

Recently viewed by you


$10.85
  • (0)
  Add to cart