In het evaluatieonderzoek van de pilot met de Spreekuurrechter dat in opdracht van de Raad voor de
rechtspraak in 2018 is uitgevoerd, is gebruik gemaakt van de volgende empirischjuridische
onderzoeksmethoden: literatuurstudie, interviews, observaties van zittingen en digitale enquêtes.
a. Leg aan de hand van de gebruikte methoden uit welke twee vormen van empirisch onderzoek hier
gemengd worden en wat de kenmerken zijn van die twee vormen. (4 punten)
Kwantitatieve onderzoeksmethoden en Kwantitatieve onderzoeksmethoden.
Kwantitatief: grootschalig, bedoeld voor statistische analyse, voorbeelden: vragenlijsten/enquêtes.
Kwalitatief: doorgaans kleinschaliger, niet cijfermatig van aard, gericht op ervaringen van mensen,
leveren ‘rijkere’ beschrijvingen op.
Het rapport Rechtspraak die ertoe doet uit 2016 is veelvuldig in de laatste drie colleges ter sprake
gekomen. In het voorwoord noemt Frits Bakker, destijds voorzitter van de Raad voor rechtspraak, het
een ‘…journalistiek onderzoek’ (p. 4).
b. Leg uit waarin een wetenschappelijk onderzoek verschilt van een journalistiek onderzoek.
Illustreer je antwoord aan de hand van het rapport Rechtspraak die ertoe doet. (4 punten)
Bij wetenschappelijk onderzoek: systematisch en gestructureerd, op basis van een vooraf
geformuleerde onderzoeksvraag, niet 1 enkele waarneming, maar een reeks, schriftelijk vastgelegd
en geanalyseerd op basis van die eerdere onderzoeksvraag (vaak onderbouwd vanuit de theorie).
Journalistiek kent deze gestructureerde aanpak en analyse van data niet. Journalisten gaan veelal in
korte(re) tijd op zoek naar iets interessant of een bepaalde quote. Nieuwswaarde is vaak leidend.
Aan het rapport Rechtspraak die ertoe doet ontbreekt een onderzoeksvraag. Ook blijkt nergens van
een systematiek. De keuze van respondenten is niet verantwoord. Het resultaat is een verzameling
quotes, waarbij een analyse op basis van die eerdere onderzoeksvraag ontbreekt. Huidige stand van
zaken vanuit ‘de literatuur’ ontbreekt.
In het hoorcollege is uitgelegd dat empirische vragen niet alleen door onderzoekers worden gesteld,
maar dat het stellen van empirische vragen door de rechter ook van groot belang is in zijn
taakuitoefening. In een kritische column over de rechter als ‘probleemoplosser’ in Ars Aequi van
2020, ‘De zin en onzin van maatschappelijk effectieve rechtspraak’, schrijft Ruth de Bock hierover het
volgende:
Natuurlijk, als de rechter op de zitting merkt dat zij problemen uit de wereld kan helpen, zal
zij dat niet nalaten. Maar uiteindelijk gaat het bij de rechter om geschilbeslechting. De
rechterlijke bemoeienis met een geschil is in tijd en omvang zeer beperkt. De rechter krijgt
één momentopname gepresenteerd, van één enkele gebeurtenis tussen een beperkt aantal
personen, geperst in een juridisch kader. In een tijdspanne van hooguit enkele uren moet de
rechter hierover een beslissing nemen; daarna verdwijnen partijen weer uit het zicht. Over de
voorgeschiedenis is de rechter beperkt geïnformeerd; aan nazorg doet de rechter niet. Dat de
rechter met die ene beslissing de achterliggende problemen van een of zelfs beide partijen én
, maatschappelijke problemen kan oplossen, is dan ook een irreële gedachte. Een gedachte die
alleen maar tot teleurstellingen kan leiden.
c. Leg uit, op basis van wat er in het college is behandeld, waarom het voor rechters lastig is juridisch
relevante feiten vast te stellen. Illustreer je antwoord aan de hand van de bovenstaande passage. (4
punten)
In het hoorcollege zijn behandeld: (a) het toernooimodel, (b) complexiteit van ‘de waarheid’ en (c)
banaliteit van rechterswerk. Alle drie zijn te herkennen, maar (b) en (c) springen er het duidelijkst uit.
Toernooimodel uitleggen: feitenonderzoek vindt plaats in een contradictoire context, waardoor
tegenstrijdigheden voorkomen. Partijen hebben belang bij een voor hen positieve uitkomst, dus
zullen strategisch handelen. Rechter moet uiteindelijk zo formuleren dat partijen zich er ook in
herkennen. – is te herkennen in “geperst in een juridisch kader”
Complexiteit van de waarheid. Een en ander speelt zich in het verleden af, rechter heeft slechts
‘indirecte’ toegang tot wat er gebeurd is. Context ontbreekt vaak.
Banaliteit van het rechterswerk: tijd en omvang is beperkt “In een tijdspanne van hooguit enkele
uren moet de rechter hierover een beslissing nemen“.
In ieder geval: éen of meerdere van deze drie elementen ook toepassen op het citaat van De Bock.
Sinds 2016 zet de Rechtspraak in op ‘maatschappelijk effectieve rechtspraak’ (afgekort als; MER). In
het Jaarplan 2021 van de Raad voor de rechtspraak is dit nogmaals bevestigd. Onder de vlag van MER
zijn verschillende pilots en experimenten gestart. Deze zijn inmiddels te scharen onder vier
belangrijke thema’s die aangeven wat de Rechtspraak wil bereiken met MER.
a. Wat zijn deze vier thema’s? Illustreer elk thema aan de hand van een voorbeeld. (4 punten)
Toegang tot de rechter – bv. experimenten met ‘buurtrechters’
Rechtspraak en maatschappelijke problematiek – multiproblematiek
Rechtspraak en achterliggende conflicten en belangen – complexe echtscheidingen /
‘vechtscheidingen’
Rechtspraak en verwachting – toezicht in bewindzaken
In het door jullie gelezen artikel in Ars Aequi van 2017, ‘De Spreekuurrechter: een nuttige innovatie?’
bevraagt Elaine Mak de plaats in het ‘rechterlijk domein’ van de Spreekuurrechter. De pilot met de
Spreekuurrechter was toen nog maar net gestart, dus Mak kon zich niet baseren op gerapporteerde
uitkomsten van die pilot. Ze waarschuwt echter op voorhand wel voor een (te) grote instroom van
zaken die eigenlijk niet bij de (kanton)rechter thuishoren. En dat dit onwenselijk is in het kader van
de afbakening van het ‘rechterlijk domein’.
b. Leg uit wat de waarschuwing van Mak betreffende het ‘rechterlijk domein’ in relatie tot de
Spreekuurrechter inhoudt. Ga in je antwoord in op de twee paradigma’s van hedendaagse
rechtspraak zoals die door Marc Loth in zijn artikel ‘De Rechtspraak op zoek naar verbinding’ uit 2018
worden onderscheiden. (4 punten)
Benoemen: de twee paradigma’s in de hedendaagse rechtspraak die door Loth worden
onderscheiden zijn: problem solving concepting en public life conception van rechtspraak.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller UUrechtenstudent. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.68. You're not tied to anything after your purchase.