In dit document heb ik alle punten uitgewerkt die je moet leren om het individuele accreditatie leefstijlcoach te behalen. in het service document staan de punten aangegeven en in deze samenvatting zijn de punten weer terug te zien en uitgewerkt. Heel veel succes met leren!
1.1 Kent relevante lichaamswaarden
Leerdoel: Kent de normwaarden voor BMI, vetpercentage, middelomtrek en bloeddruk.
BMI
Body-mass index is een index die de verhouding tussen lengte en gewicht bij een persoon weergeeft.
De BMI wordt veel gebruikt om een indicatie te krijgen of er sprake is van overgewicht of
ondergewicht. BMI heeft een goede correlatie met de hoeveelheid lichaamsvet.
<18,5 Ondergewicht
Tussen 18,5 en 25 Normaal gewicht
Tussen 25 en 30 Overgewicht
Tussen 30 en 39,9 Obesitas (orderbegeleiding afvallen)
Meer dan 40 Morbide obesitas
Vetpercentage
Het vetpercentage staat voor de verhouding van de hoeveelheid vet op het lichaamsgewicht. De
hoeveelheid vet in je lichaam bestaat uit twee delen zoals essentieel vet, wat je lichaam nodig heeft
om te functioneren en niet-essentieel vet, wat opgeslagen wordt. Een te hoog vetpercentage zorgt
voor een verhoogde kans op hart- en vaatziekten en diabetes. Dit komt voornamelijk voor bij de
mensen met een BMI hoger dan 25. Een te laag vetpercentage kan lijden tot slechtere sportprestaties.
Vrouwen Afgeraden Laag Midden Gezonde
bovengrens
34 jaar of < 16 16-23 23-28 28-32
jonger
34+ <20 20-27 27-30 30-35
Middelomtrek
Naast het gewicht is het voor je gezondheid belangrijk waar het lichaamsvet zit. Vet in en rond de buik
is nadelig voor je gezondheid.
1. Meet de middelomtrek tussen de onderkant van de onderste rib en de bovenkant van het
bekken.
2. Adem uit en lees jouw middelomtrek af.
Meestal geven de BMI en de middelomtrek beide aan dat er sprake is van overgewicht, ondergewicht
of een gezond gewicht. Als dat niet zo is, houd dan het resultaat van de middelomtrek aan. Hier wordt
namelijk rekening gehouden met het extra gezondheidsrisico van veel buikvet. Vet rond je buik is
nadeliger voor je gezondheid dan vet op je heupen en billen.
Oordeel Mannen Vrouwen
Ondergewicht <79 cm <68 cm
Gezond gewicht Tussen 79 en 94 cm Tussen 68 en 80 cm
Overgewicht Tussen 94 en 102 cm Tussen 80 cm en 88 cm
Obesitas Groter dan 102 cm Groter dan 88 cm
,Bloeddruk
De bloeddruk is de kracht waarmee het bloed tegen de wanden van de bloedvaten drukt. Wanneer
het hart samentrekt, wordt de druk op de vaatwanden hoger, dit is de systolische bloeddruk. Tussen
twee slagen ontspant de hartspier en neemt de druk weer af, dit is de diastolische bloeddruk. De
bloeddruk schommelt bij gezonde mensen in de loop van de dag. In de ochtend en ’s avonds is de
druk vaak lager dan ’s middags. Door beweging en emoties kan de bloeddruk tijdelijk stijgen. Wanneer
het bloed te hard tegen de wanden van de bloedvaten drukt, is er sprake van een te hoge bloeddruk.
De diagnose hypertensie wordt echter pas gesteld op het moment dat iemand bij 3 tot 5 metingen in
een periode van enkele weken tot zes maanden een te hoge bloeddruk heeft. Als richtlijn voor een
hoge bloeddruk wordt genomen;
- Mensen van 18 tot 60 jaar: diastolisch ≥ 90 mmHg en/of systolisch ≥ 140 mmHg
- Mensen ouder dan 60 jaar: diastolisch ≥ 90 mmHg en/of systolisch ≥ 160 mmHg
- Mensen van het negroïde ras: diastolisch ≥ 80 mmHg en/of systolisch≥ 130 mmHg
Leerdoel: Kan gemeten waarden voor bloedcholesterol (incl, HDL en LDL), bloedglucose en
HbA1c interpreteren.
Cholesterol is een vetachtige stof die in ons lichaam voorkomt in kleine bolletjes. Het lichaam
gebruikt cholesterol als bouwstof voor lichaamscellen en hormonen. Het lichaam heeft dus cholesterol
nodig om goed te kunnen functioneren. Om op de juiste plekken te komen, wordt het cholesterol
vervoerd door het bloed. Om de kleine bolletjes cholesterol zit een laagje eiwit dat ervoor zorgt dat het
cholesterol door het bloed vervoerd kan worden. De twee belangrijkste eiwitdeeltjes zijn;
- Very-low-density-lipoproteïne (VLDL) :Vrije vetzuren die niet door de weefsels vanuit het
bloed worden opgenomen, worden in de lever opgenomen. De lever kan uit vrije vetzuren
en glycerol, triglyceriden maken. Deze wordt door de lever verpakt met fosfolipiden en een
eiwit. Dit heeft VLDL. Het VLDL wordt door de lever afgegeven aan het bloed. Weefsels
kunnen de vetten uit het VLDL opnemen en gebruiken voor de verbranding.
Weefselgebonden lipase splitst de vetten uit het VLDL in glycerol en vetzuren, die
vervolgens door de weefsels opgenomen kunnen worden.
- Low Density Lipoproteïne (LDL): LDL vervoert cholesterol van de lever naar de rest van
het lichaam. LDL-verbindingen kunnen zich vastzetten in de binnenwand van de bloedvaten.
Ze blijven plakken aan beschadigingen van de vaatwanden, waardoor de bloedvaten
langzaam dichtslibben. Het bloed kan er steeds moeilijker doorheen, er ontstaat
slagaderverkalking. LDL wordt dus het slechte cholesterol genoemd.
- High Density Lipoproteïne (HDL): HDL zorgt voor transport van cholesterol vanuit de
vaatwand naar de lever. De lever zorgt er vervolgens voor dat het cholesterol het lichaam
verlaat via de ontlasting. Hoe hoger het HDL-gehalte, hoe beter de afvoer van overtollig
cholesterol naar de leveren. HDL wordt dus het goede cholesterol genoemd.
- Optimaliseren van de glucoseregulatie (HbA1c < 53 mmol/mol).
Een te hoog cholesterolgehalte kan schadelijk zijn. De diagnose hypercholesterolemie wordt gesteld
na 2 nuchtere metingen met een score hoger dan 8 mmol/l, hierbij worden medicijnen en een
interventie ingezet. Bij een score hoger dan 5 mmol/l wordt een dieet gestart. Soms wordt ook
gekeken naar de verhouding tussen het totaal cholesterol en het HDL-cholesterol, de
cholesterolratio. Dit getal is een betere voorspeller voor het risico op hart- en vaatziekten dan de
totale cholesterolwaarde. Als de cholesterolratio hoger is dan 5 is er sprake van hypercholesterolemie.
,Leerdoel: Kan een gemeten VO2 max interpreteren.
De VO2max is de maximale
zuurstofopname tijdens inspanning en
wordt bepaald door het
hartminuutvolume en het vermogen
van de spieren om zuurstof uit het
bloed te halen. De VO2max wordt
gemeten tijdens een maximale aerobe
inspanningstest (maxtest). Bij een
maxtest wordt de inspanning steeds
zwaarder gemaakt, totdat de sporter
niet meer kan. Tijdens een maxtest
worden zuurstofopname, koolstofdioxideproductie, bloedlactaat en hartslag gemeten. De VO2max
wordt uitgedrukt in zuurstofopname per kilogram lichaamsgewicht per minuut.
1.2 Heeft basiskennis over de stofwisseling.
Leerdoel: Kan in hooflijnen beschrijven hoe de voedselverwerking verloopt in het lichaam.
Vanaf de mond tot de anus is voeding 24 tot 28 uur onderweg. Het voedsel wordt klein gemalen,
vermengd en voortgestuwd om zo de voedingsstoffen op te nemen in het bloed. Hieronder staat per
onderdeel kort weergegeven hoe dat proces werkt.
Mond Tanden, kiezen en tong malen het eten fijn. Doordat het vermengt raakt met
speeksel is het gemakkelijk om het voedsel door te slikken. In speeksel zit
het enzym (amylase) dat vast kan gaan inwerken op het zetmeel.
Slokdarm Het eten wordt doorgeslikt en komt in de slokdarm op weg naar de maag.
Doordat er spieren om de slokdarm heen zitten die kunnen kneden wordt het
eten geleidelijk naar de maag geleid. De slokdarmsfincter zorgt dat het eten
niet meer uit de maag komt.
Maag In het maag komt het eten samen met het maagsap. Dit is heel zuur en bevat
onder andere spijsverteringsenzymen waar vertering van het voedsel verder
gaat. De zoutzuur in het maagsap dood de bacteriën.
Dunne darm Het eten komt na de maag via een sluitspier uit in de twaalfvingerige darm
(duodenum). In dit deel komen er verteringssappen uit de alvleesklier en
galblaas bij. Daarna gaat het voedsel via de nuchtere darm (jejunum) en de
kronkeldarm (ileum) als waterdunne vloeistof door naar de dikke darm.
Alvleesklier In de alvleesklier wordt alvleeskliersap gemaakt dat aan het begin van de
dunne darm wordt toegevoegd aan de voedselbrij. Hierin zitten verschillende
soorten spijsverteringsenzymen, bijvoorbeeld lipase voor de vertering van
vetten. In de alvleesklier wordt ook insuline gemaakt dat de
suikerstofwisseling regelt.
Galblaas Op hetzelfde punt in de dunne darm komt galvloeistof bij de voedselbrij uit de
galblaas. Gal wordt gemaakt door de lever. Deze vloeistof is vooral nodig om
vetten te verteren.
Lever Dit orgaan maakt dus galvloeistof, maar staat via de poortader ook vrij direct
in contact met de darmen. Alle stoffen, die net zijn opgenomen in het bloed,
komen zo eerst langs de lever. De lever kan deze stoffen dan verder
behandelen of het lichaam in sturen.
Dikke darm, Het waterige mengsel met onverteerbare voedselresten komt in de dikke
endeldarm en anus darm een mix van darmbacteriën tegen. De bacteriën zorgen ervoor dat de
laatste voedingsstoffen worden opgenomen.
, Leerdoel: Is op de hoogte van de globale werking van de vetverbranding, de eiwitverbranding
en de glucosestofwisseling.
De vetverbranding is een ingewikkeld proces waarbij er vetzuren vrijgemaakt worden en deze door de
bloedbanen vervoert worden naar de verschillende weefsels in het lichaam. De zuurstof uit het
lichaam zet dan de vetzuren om in energie. Deze energie wordt ook wel 'adenosine trifosfaat (ATP)'
genoemd. Vervolgens wordt deze energie gebruikt om spieren in beweging te laten komen. Ons
lichaam verbruikt eerst de energiebron waar we het meest van hebben, vet. Wanneer we bewegen zal
het wel even duren voordat de vetverbranding op gang komt. Dit gebeurt na ca. 2 a 3 minuten.
Eiwitverbranding: Valt men stevig af, heeft men onvoldoende vetten in het lichaam, dan kan het
voorkomen dat eiwitten voor de energiehuishouding worden gebruikt. Bij die verbranding wordt
ammoniak aangemaakt en dat wordt vervolgens door de lever in ureum omgezet. Het wordt
vervolgens met de plas afgevoerd. Het geeft de urine een typische ammoniakgeur. Het komt
veelvuldig bij mensen die veel vlees in het dieet hebben, maar ook bij intensieve sporters.
Bij een langzame spijsvertering vallen mensen af, omdat voedingstoffen minder goed worden
opgenomen in het lichaam. Deze voedingstoffen leveren namelijk ook energie. De verteerde
voedingsstoffen worden opgenomen in het bloed. De bloedvaten fungeren als transportstelsel om de
voedingstoffen naar de juiste cellen te brengen. De cellen zetten de voedingsstoffen om naar ATP om
energie te leveren. Als een cel de voedingsstoffen even niet nodig heeft om energie te leveren,
worden de voedingsstoffen even in de cel geparkeerd. Deze spijsverteringsprocessen verlopen via
een aantal metabole paden.
Glucose is voor de hersenen erg belangrijk. Onder normale omstandigheden draaien de hersenen
namelijk alleen op glucose. Het lichaam heeft een aantal alternatieve routes om bij een tekort aan
koolhydraten aan glucose te komen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Noa2018. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.43. You're not tied to anything after your purchase.