100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Fiscaal pensioenrecht VU: Samenvatting $7.83   Add to cart

Summary

Fiscaal pensioenrecht VU: Samenvatting

 25 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Alle belangrijke stof voor het vak Fiscaal Pensioenrecht! Alle weken zijn behandeld, met belangrijke jurisprudentie en gebruik gemaakt van color-coding. Alle drie pijlers worden behandeld, met de omkeerregel en internationaal pensioenrecht. De Wet toekomst pensioenen komt er ook uitgebreid in voor....

[Show more]

Preview 6 out of 73  pages

  • June 19, 2024
  • 73
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
Fiscaal Pensioenrecht


HC 1: INLEIDING EN DEFINITIES
- aanspraken en pensioenaanspraken;
- drie pijler systematiek;
- omkeerregel;
- definitie pensioen
Twee systemen naast elkaar bestuderen: oude regeling en nieuwe regeling.

DRIE PIJLER SYSTEEM




1. 1e pijler (AOW):
- Iedereen krijgt het
- Door overheid geregeld en door SVB uitgevoerd
- Geen sprake van kapitaaldekking
2. 2e pijler (Aanvullende pensioenregelingen (aanvullend op de AOW)):
- Regelingen die door werkgever aan werknemer zijn toegezegd  er moet dus een
werkgever-werknemer relatie zijn (dienstverband)
- Sprake van kapitaaldekking
3. 3e pijler (Lijfrenten):
- Als je in de 1e en 2e pijler onvoldoende pensioen hebt opgebouwd (als je dus niet 40 jaar
pensioen hebt opgebouwd van ongeveer 75% van het gemiddelde inkomen haalt), dan mag
je in de 3e pijler als particulier lijfrenten kopen en aftrekken
- Door verzekeraars, banken en beleggingsinstellingen uitgevoerd
- Sprake van kapitaaldekking
1 E PIJLER: AOW
• Verplichte volksverzekering, elke ingezetene is verzekerd
• AOW opbouw in 50 jaar, terugtellen vanaf AOW-ingangsdatum (nu dus vanaf 67 jaar): je bouwt
in beginsel 50 jaar op basis van 2% per jaar (je moet optellen vanaf AOW-leeftijd en dan terug,
dus nu 27-67).
• Uitkering gekoppeld aan netto minimum loon en afhankelijk van de burgerlijke staat (gehuwd of
ongehuwd)
• Gehuwde/samenwonende: 50% netto minimum loon
• Alleenstaande: 70% netto minimum loon
• Vorig jaar speelde dit in de politiek: het nettoloon ging met 10% omhoog, de AOW daarna ook.

• Opbouw onafhankelijk van feit of iemand inkomen heeft en zo ja, de hoogte daarvan: je hoeft
geen ene cent te hebben verdiend. Je bouwt gewoon AOW op:
• Per jaar ingezetene tussen opbouwingangsdatum en pensioeningangsdatum 2% opbouw
• Per jaar niet-ingezetene: 2% korting op uitkering (als je even geen ingezetene bent, dan
wordt 2% gekort)
• Vrijwillige voortzetting mogelijk
• Premie die je betaalt, is een percentage van jouw inkomen (17,9% 2024 over maximaal €
38.098, max. SV-dagloon): de premie die je betaalt is afhankelijk van jouw inkomen, maar de
uitkering is voor iedereen hetzelfde. Dus eigenlijk betalen mensen met een hoog inkomen een
hoge premie maar krijgen zij precies hetzelfde als de
mensen die een lage premie betalen.
• Opbouw en uitkering op basis omslagstelsel:



1

,Fiscaal Pensioenrecht

• Omslagstelsel = de actieven financieren de uitkeringen voor de niet-actieven; geen fonds
of kapitaalvorming  de actieven betalen voor de niet-actieven. Dus de mensen die nu
nog geen uitkering hebben, betalen voor de mensen die het wel krijgen. Probleem is de
vergrijzing: er zijn steeds meer mensen die een uitkering krijgen. Daarom hebben ze de
AOW-leeftijd opgeschoven.
o De AOW-leeftijd is nu 67 jaar. Ze kijken op basis van de levensverwachting of die AOW-leeftijd
verder omhoog moet. 


CRVB 2 SEPTEMBER 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2244
• X geboren in 1953, emigreert in 2002
• In 2020 bereikt AOW-leeftijd (66 jaar + vier maanden)
• 1968-2002 = 34 jaar verzekerd
• 2002-2020 = 17 jaar niet verzekerd
• Uitkering 68% (34 x 2%), of 66% (100% -[17 x 2%])?
• Artikel 13, lid 1 AOW, volledige opbouw in 50 jaar; voor elke jaar dat iemand ná het bereiken van de
aanvangsleeftijd, maar vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd niet verzekerd is
geweest, korting van 2%.
• Verzekerd tot aan pensioengerechtigde leeftijd en ingezetene;  korting van 34% (dus uitkering van
66% (100% -[17 x 2%]))
2 E PIJLER: AANVULLEND PENSIOEN
• De basis is pensioentoezegging van de werkgever (er moet een werkgever-werknemer zijn)
• Alleen bij dienstverband; tenzij verplicht gesteld beroepspensioenfonds
• Bijv. Fysiotherapeuten, huisartsen, medisch specialisten, tandartsen, notarissen,
advocaten.
• Pensioenwet
• In principe geen pensioenplicht, maar als je pensioen toezegt, moet je wel ervoor zorgen dat het
pensioen is zeker gesteld; wel hebben we de Wet verplichte deelneming in een
bedrijfstakpensioenfonds
• Interessante zaken lopend: onder welke pensioenfonds val ik? Pannenkoekbedrijf onder
koek? Belangrijk want als je onder fonds valt met veel deelnemers, dan is je premie heel
hoog.
• Je spaart voor je eigen pensioen  Kapitaaldekkingsstelsel: de werknemer betaalt voor zijn
eigen pensioen, wel fonds- of kapitaalvorming. De premies die jij nu betaalt, wordt voor jou
vastgehouden en is jouw pensioen. Je betaalt voor je eigen pensioen en er wordt dus pensioen
met waarde voor jou gevormd.


WET TOEKOMST PENSIOENEN (WTP)
• Van kracht vanaf 1 juli 2023
• Overgangsrecht voor bestaande regelingen (week 2): Oude wetgeving blijft van kracht tot nieuwe
regeling wordt ingevoerd, uiterlijk tot 1-1-2028
• Twee systemen (zowel fiscaal als civiel) die naast elkaar lopen.


OVERGANGSRECHT WET TOEKOMST PENSIOENEN
• Artikel 220i Pensioenwet.
• “De Pensioenwet, zoals die luidde op de dag voor het tijdstip van
inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen, blijft van toepassing tot het
tijdstip dat de pensioenuitvoerder overgaat op uitvoering van een gewijzigde
pensioenovereenkomst, maar uiterlijk tot 1 januari 2027 (2028)”.
• M.u.v. informatieverplichting, keuzebegeleiding en toetredingsleeftijd.
• Oud regime blijft van toepassing “tot het tijdstip dat de pensioenuitvoerder overgaat op
uitvoering van een gewijzigde pensioenovereenkomst, maar uiterlijk tot 1 januari 2027”.
• Hoe zit dit bij rechtstreeks verzekerde regelingen? Moet je het zien…:
• Op niveau uitvoerder?
Op niveau werkgever?
Op niveau regeling?  Ja.



2

,Fiscaal Pensioenrecht

• SZW Werkenaanonspensioen.nl maart 2024:
“Het transitiemoment wordt in de Pensioenwet bepaald op het niveau van de
pensioenregeling. Als de pensioenovereenkomst overgaat naar het nieuwe stelsel, geldt het
overgangsrecht ook niet meer voor die overeenkomst”.
• Artikel 38q Wet LB 1964
• “Voor een pensioenregeling als bedoeld in artikel 18 zoals dat luidde op de dag
voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet toekomst
pensioenen die na de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van
de Wet toekomst pensioenen niet voldoet aan hoofdstuk IIB, blijven de artikelen
18 tot en met 18ga en 19f alsmede de daarop gebaseerde bepalingen, zoals die
luidden op de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet
toekomst pensioenen, van toepassing”.  dus als je pensioenregeling had die fiscaal
voldeed aan bepaling van hoofdstuk IIB, dan blijven die fiscale bepalingen van toepassing,
zolang de regeling voldoet aan eisen die daaraan werden gesteld voor 1 juli 2023 (week 2)
3 E PIJLER: LIJFRENTEN
• In privé sfeer; geen dienstverband noodzakelijk
• Ter compensatie van pensioentekort: dus als je niet aan de 75% van jouw gemiddelde inkomen
in 40 jaar komt
• Of er sprake is van een pensioentekort is bepalend wat het inkomen is en wat jij hebt
opgebouwd in de 1e en 2e pijler. (Variabelen: inkomen en voorzieningen in 1e en 2e pijler)

KERN VAN HET VERHAAL: 2 E PIJLER; ALGEMEEN
• Pensioen is een arbeidsvoorwaarde (er moet sprake zijn van werkgever-werknemer relatie)
• In beginsel is dit dus het terrein van de sociale partners: zij bepalen zelf wat de inhoud van de
pensioenregeling is
• Fiscale behandeling hiervan staat in de Wet op de loonbelasting
• Definitie werknemer voor Wet LB 1964 (artikel 2 Wet LB 1964) =
de natuurlijke persoon die tot een inhoudingsplichtige in privaatrechtelijke of
publiekrechtelijke dienstbetrekking staat of van een inhoudingsplichtige loon geniet uit
een vroegere privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking van hemzelf of van
een ander, dan wel uit een bestaande privaatrechtelijke of publiekrechtelijke
dienstbetrekking van een ander
• Pensioengerechtigde is voor de Wet LB 1964 dus werknemer
• De inhoud bepalen de sociale partners dus, maar de fiscale kaders worden gesteld in de LB. Als
je je daaraan houdt, dan krijg je fiscale faciliteiten voor het pensioen, anders niet. Iedereen kiest
er dus voor om wel aan de fiscale bepalingen te houden.
• Dus heel krachtig sturingsmechanisme voor de overheid: alle inhoudelijke wijzigingen in de
pensioenregelingen zijn via de fiscaliteit afgedwongen)




WET OP DE LOONBELASTING 1964
• Loon voor de Wet op de LB = Al hetgeen wordt genoten uit een dienstbetrekking of vroegere
dienstbetrekking is loon (artikel 10, lid 1, Wet Lb 1964)
• En tot het loon behoren aanspraken om na verloop van tijd of onder een voorwaarde een of
meer uitkeringen of verstrekkingen te ontvangen (artikel 10, lid 2, Wet Lb 1964)  aanspraken
behoren tot het loon op het moment dat je die aanspraak krijgt.



3

,Fiscaal Pensioenrecht

GENIETINGSMOMENT: WANNEER GENIET JE LOON?
• Artikel 13a, lid 1 Wet LB 1964: loon is genoten zodra het betaald of verrekend wordt, ter
beschikking van de werknemer wordt gesteld of rentedragend wordt, dan wel vorderbaar en
inbaar wordt.
• Dit geldt ook voor loon uit vroegere dienstbetrekking zoals pensioen.
• Artikel 13a, lid 2 Wet LB 1964: indien is overeengekomen dat het loon geheel of gedeeltelijk op
een ongebruikelijk tijdstip zal worden genoten, wordt daarmee voor de toepassing van het
eerste lid geen rekening gehouden. Het wordt dan belast als een gebruikelijke tijdstip.


VOORBEELD: HOF AMSTERDAM 7 MEI 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1205
• X had een rekening-courantschuld aan A B.V.
• Laat deel van loon en pensioen niet uitbetalen.
• Is dat in die jaren genoten?
• Hof Amsterdam: Loon is inbaar in het geval dat, als de schuldenaar zulks zal verzoeken, zonder
verder verwijl betaling door de schuldenaar zal plaatsvinden.
• Daarmee is gelijk te stellen de situatie dat de werknemer voldoening kan bewerkstelligen door zijn
loonvordering te verrekenen met schuld die hij aan de werkgever heeft.
• Dat betekent dat het niet uitbetaalde gedeelte van het loon, en eventueel ook van het pensioen,
voor zover dit niet is uitbetaald, met deze schuld kon worden verrekend.
• Daarmee is ook aan de voorwaarde van inbaarheid voldaan.


RECHTBANK DEN HAAG, 18 FEBRUARI 2021 ECLI:NL:RBDHA:2021:1996
• Twee broers ieder 50% aandeelhouder van BV die 100% aandeelhouder is van pensioen-BV.
• Pensioen-BV koopt pensioen af, houdt loonheffing in en draagt af aan de Belastingdienst.
• Toen hadden zij onvoldoende liquide middelen om het netto pensioen aan de broers uit te betalen.
• Rb Den Haag: Volledige aanspraak is genoten op onmiddellijk aan de afkoop voorafgaande moment
(19b, eerste lid Wet LB 1964). Daarover heb je dus ook heffing.
• Geen aftrek in Box 1 voor niet uitbetaalde gedeelte.


HOF DEN BOSCH, 6 APRIL 2022; ECLI:N:GHSHE:2022:1116
• Pensioenfonds stelt in 2018 vast dat deelnemer voor periode 2001-2018 recht had op
invaliditeitspensioen. Dat heeft de deelnemer dus nooit gehad. Dus nabetaling van € 76.367 in
2018.
• Hof: vaststaat dat het pensioen is ontvangen in 2018.
• Daarmee is loon belastbaar in 2018, tenzij belanghebbende aannemelijk maakt dat in een eerder
jaar een genietingsmoment voordoet (dat belanghebbende zegt dat hij het eerder heeft genoten)
• Pensioenfonds erkende het recht op pensioen pas in 2018.
• Hof: Dat bevestigt dat het pensioen vóór 2018 niet inbaar was. Zij wisten immers niet dat hij er
überhaupt recht op had.
• De belanghebbende zei dat het in 2001-2018 belastbaar was, omdat het volgens hem was
overeengekomen met het pensioenfonds dat het in pensioen dat hij tussen 2001-2018 zou krijgen,
in 2018 zou krijgen. Dat is dus een ongebruikelijke tijdstip. Dus eigenlijk kijken naar de hoofdregel.
• Hof: Belanghebbende had geen zeggenschap over genietingsmoment, je kon dat niet
overeenkomen met het pensioenfonds omdat je niet wist dat je erop recht had. Dus geen
overeengekomen ongebruikelijk tijdstip.
• Conclusie: Volledig belast in 2018. Dit is het genietingsmoment.


AANSPRAKEN
• Geen wettelijke definitie
• Handboek loonheffing Belastingdienst definitie ‘aanspraak’ = “een recht om na verloop van tijd
of onder voorwaarden één of meer uitkeringen of verstrekkingen te krijgen”.
• HR BNB 1991/267, BNB 1997/139 en BNB 2001/83
- aanspraken zijn rechten om; (dus je moet het kunnen afdwingen)
- naast de gewone beloning; (dus aanspraken zijn rechten naast een reguliere beloning)
- al dan niet onder voorwaarden;
- op een toekomstig tijdstip
- meestal einde dienstverband of overlijden
- één of meer uitkeringen of verstrekkingen (verschil uitkering en verstrekking: uitkering is in

4

,Fiscaal Pensioenrecht

geld, verstrekking is in natura)
- daaronder begrepen rechten jegens derden
- werknemer of nabestaanden als rechthebbenden
- gedekt door voorziening of externe storting

• Hoofdregel: aanspraken zijn belast tegen waarde in het economische verkeer (WEV)
• WEV = de bedragen die bij een derde moeten worden gestort – of voor zover geen
stortingen worden verricht, zouden moeten worden gestort – teneinde de aanspraak te
dekken (art. 3.12, eerste lid URLB 2011)
• Dus bijv. man van 66 jaar, die over 3 jaar X euro moet krijgen. Wat moet je hierover
betalen? Dat wordt uitgerekend door deskundigen. Zij weten dan wat het bedrag is wat de
aanspraak waard is, en waarover je nu al belasting moet betalen, terwijl je het nu nog niet
in handen krijgt.
• Belaste aanspraak  uitkering die je uit hoofde van de aanspraak krijgt, is belastingvrij in Box 1
(je hebt namelijk al belasting betaald over de aanspraak)
• Waarde aanspraak behoort wel tot grondslag in Box 3


BIJZONDERE AANSPRAKEN: PENSIOENAANSPRAKEN
• Ouderdomspensioen:
recht op periodieke uitkering indien werknemer op pensioendatum nog in leven is
• Nabestaandenpensioen:
recht op periodieke uitkering voor partner en kinderen van overleden werknemer
• Arbeidsongeschiktheidspensioen:
recht op periodieke uitkering voor werknemer die arbeidsongeschikt raakt gedurende zijn
dienstverband en voor zo lang deze arbeidsongeschiktheid voortduurt

• Dit zijn allemaal rechten om op een zeker tijdstip en onder voorwaarden periodieke
uitkeringen te ontvangen
• Voorwaarde van ouderdomspensioen is: in leven zijn
• Tijdstip: op pensioendatum
• Voorwaarde nabestaandenpensioen: overlijden werknemer en in leven zijn
nabestaanden
• Tijdstip: overlijdensdatum werknemer

• Conclusie: aanspraken behoren tot het loon, en pensioen is een aanspraak in de zin van
artikel 10, lid 2, Wet Lb 1964!

OMKEERREGEL – KERN VAN HET VERHAAL
• Omkeerregel: Tot het loon behoren niet aanspraken ingevolge een pensioenregeling, een en
ander volgens de in of krachtens hoofdstuk IIB gestelde normeringen en beperkingen (artikel 11,
lid 1, sub c, Wet Lb 1964)
• Indien en voor zolang er een pensioenaanspraak is gebaseerd op een pensioenregeling als
bedoeld in hoofdstuk IIB (artt. 18 t/m 19f Wet Lb 1964), is niet de aanspraak belast, maar zijn
alle te zijner tijd uit te keren pensioentermijnen integraal belast (de uitkeringen zijn belast)
• Belangrijk is dus dat je aan de voorwaarden van hoofdstuk IIB voldoet  omkeerregel van
toepassing  niet aanspraken belast, maar uitkeringen belast (je wilt onder de omkeerregel
vallen!)
• Waarom is dat belangrijk? Omdat je misschien nooit je pensioen gaat krijgen. Omdat je
dan bijv. al overleden bent.

• Werkgeversbijdrage en bedragen die worden ingehouden als werknemersbijdrage behoren niet
tot het loon: In praktijk betekent het dan dat de premie die de werkgever aan het pensioenfonds
betaalt en de eventuele werkgeversbijdrage, niet tot het loon behoren, en deze kun je uit jouw
bruto-loon afdragen aan de pensioenuitvoerder
• Wat gebeurt er als een werkgever de werknemersbijdrage toch inhoudt op het netto loon? 
RB HAARLEM 2 AUGUSTUS 2006; ECLI:NL:RBHAA:2006:AY5726
• Pensioenregeling met 2/3 premie door werkgever en 1/3 door werknemer.

5

, Fiscaal Pensioenrecht

• Maar..Werkgever houdt werknemersdeel niet in op brutoloon, maar in op netto loon.
• Werknemer trekt in aangifte IB werknemersdeel af als lijfrentepremie, zodat hij dit weer rechttrekt.
Belastingdienst accepteert dit niet, want het is geen lijfrente, maar pensioen.
• Rb Haarlem; “Bedragen die worden ingehouden op het loon als bijdrage ingevolge een
pensioenregeling behoren niet tot het loon. De door de werkgever ingehouden pensioenpremie kan
derhalve niet worden aangemerkt als loon uit dienstbetrekking. Dat de werkgever deze inhouding
niet op de juiste wijze heeft uitgevoerd doet hier niet aan af. Dientengevolge is sprake van negatief
loon dat in mindering kan worden gebracht op eisers inkomen uit werk en woning.”  werknemer
kon het als negatief loon rechttrekken.

• Wat gebeurt er als de werkgever verkeerd inhoudt, anders dan de in het pensioenreglement
afgesproken verdeling tussen werkgever en werknemer, maar in totaliteit wel de juiste
verschuldigde premie afdraagt aan de pensioenuitvoerder?
HOF DEN BOSCH 23 AUGUSTUS 2013: ECLI:NL:GHSHE:2013:3857
• Op grond van pensioenreglement premieverdeling 2/3 werkgever en 1/3 werknemer.
• Werkgever houdt 2/3 in op loon werknemer en betaalt volledige premie aan pensioenfonds.
• Inspecteur heft loonbelasting na over ten onrechte ingehouden pensioenpremie omdat voor dit
gedeelte geen sprake is van een bijdrage als bedoeld in art. 11.
• Hof: “Werkgever verkeerde ten tijde van de verkeerde inhouding in de veronderstelling aldus een
door de werknemers verschuldigde bijdrage te voldoen aan het pensioenfonds, ook ten aanzien
van de te veel ingehouden bijdrage. Ook de werknemers waren zich er niet van bewust dat zij dit
eenderde deel van de bijdrage niet verschuldigd waren. Niet in geschil is dat het totaal aan
ingehouden premies daadwerkelijk als pensioenpremie werd betaald aan het pensioenfonds. Het te
veel ingehouden en aan het pensioenfonds betaalde bedrag is dan ook aan te merken als een
bijdrage bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel j.”  het gaat over de totale premie, en als dat
voldoet aan hoofdstuk IIB, dan behoort dat niet tot het loon. Als je dat verkeerd inhoudt, maakt dit
niet anders. Het is dus onbelast.

OMKEERREGEL, UITZONDERING
• Achtergrond: Belaste aanspraak ten onrechte niet belast. Uitkeringen in (verre) toekomst;
navorderings- en naheffingstermijn veelal al verstreken. Dan dus geen feitelijke heffing, noch
over aanspraak, noch over uitkeringen.
• Gerepareerd via art. 10, lid 4 Wet LB 1964.
•  Heffing alsof er sprake is geweest van een vrijgestelde aanspraak  Als je belaste
aanspraak hebt die ten onrechte is behandeld alsof die vrijgesteld was, dan gaan wij
over de uitkering heffen alsof het een vrijgestelde aanspraak was. Dus alle
uitkeringen zijn belast.

• Maar, wat gebeurt er als er geen sprake is van periodieke uitkeringen, maar van een fictieve
uitkering als bedoeld in artikel 19b, eerste lid Wet LB 1964?
HOF DEN BOSCH, 20 DECEMBER 2022: ECLI:NL:GSHE:2022:4692
• “Uit de tekst van artikel 10, lid 4 van de Wet noch uit de totstandkomingsgeschiedenis van die
bepaling volgt dat een aanspraak ten aanzien waarvan in een eerder jaar een gebeurtenis als
bedoeld in artikel 19b, lid 1 van de Wet heeft voorgedaan, maar die toen ten onrechte niet in de
belastingheffing is betrokken, in een later jaar kan worden belast.”
• “Als het de bedoeling zou zijn dat de aanspraak in zo’n geval in dat latere jaar alsnog in de
belastingheffing kan worden betrokken, had de wetgever dat nadrukkelijk in de wet of
totstandkomingsgeschiedenis tot uitdrukking moeten brengen, omdat die bedoeling tot een
verstrekkende heffingsmogelijkheid leidt.”
• “Uit artikel 10, lid 4 van de Wet en de totstandkomingsgeschiedenis daarvan volgt slechts dat de
uitkeringen en verstrekkingen uit een zodanige (ten ontechte) onbelast gebleven aanspraak alsnog
in de belastingheffing kunnen worden betrokken”.
• “Het op grond van artikel 19b, lid 1 van de Wet aanmerken van de aanspraak als loon, kan niet als
een uitkering of verstrekking als bedoeld in artikel 10,lid 4 van de Wet worden gekwalificeerd”.
• “Met de bepaling wordt, zoals blijkt uit de wetsgeschiedenis, zeker gesteld dat óf de aanspraken óf
de uitkeringen worden belast. Een pensioenregeling die onzuiver is geworden, blijft onzuiver, wat
inhoudt dat de omkeerregel vanaf het moment van onzuiver worden niet meer van toepassing is”.
• In soortgelijke zin: Hof Arnhem-Leeuwarden, 22 november 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:10085 en 17
januari 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:352
• Docent vindt het een enge uitleg. Hij vindt dat er dan nog een gat bestaat.


6

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller notarieelrechtvu. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.83. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

82191 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.83  1x  sold
  • (0)
  Add to cart