1.Wat zijn cellen?
Cellen kunnen worden beschouwd als de bouwstenen van levende organismen. Het zijn de kleinste
eenheden van leven die min of meer zelfstandig kunnen functioneren en het zijn de bouwstenen
waaruit de weefsels en organen zijn opgebouwd.
2.Wat is het belangrijkste kenmerk van een cel?
Het belangrijkste kenmerk van een cel is dat deze zich kan delen. Binnen elke cel spelen zich
processen af: aanmaak van bepaalde stoffen (eiwitten en koolhydraten) en afbraak en verbranding
van stoffen (zoals vetten), onder meer voor de energieproductie.
3.Wat betekent cytologie?
De cytologie of celleer is de wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen van de cellen.
4.Waaruit bestaat het cytoplasma?
Het cytoplasma (de celvloeistof) bestaat uit stoffen als water, koolhydraten, eiwitten en zouten. In
het cytoplasma bevinden zich diverse insluitsels, die celorganellen worden genoemd.
5.Wat zijn celorganellen?
De organellen zijn de orgaantjes van de cel; zij hebben elk hun eigen functie. Bijvoorbeeld
energieproductie, aanmaak eiwitten.
6.Wat zijn de chromosomen?
De nucleus (celkern) bevat chromosomen en is omgeven door het kernmembraan. De chromosomen
zijn de dragers van alle erfelijke eigenschappen. De mens heeft in totaal 46 chromosomen, waarvan
er 23 afkomstig zijn van de moeder en 23 afkomstig van de vader. Waarvan één paar
geslachtschromosomen en 22 paar autosomen (= lichaamschromosomen).
Bij de vrouw: XX
Bij de man: XY
Het Y chromosoom is veel korter en bevat praktisch geen genen.
7.Hoe heet de scheikundige verbinding in de chromosomen die de genetische informatie bevat?
De chromosomen (en dus ook de genen) zijn opgebouwd uit de scheikundige verbinding DNA. DNA
is de afkorting van desoxyribonucleïnezuur.
8.Wat gebeurt er bij de mitose?
De “gewone’’ celdeling van de lichaamscellen wordt mitose genoemd. De celdeling is een uniek
proces waarbij één cel zich door middel van een kerndeling deelt in twee genetisch identieke delen,
die elk weer uitgroeien tot twee volwaardige cellen. Deze cellen kunnen zich vervolgens ook weer
delen, zodat uit één cel twee cellen ontstaan, uit twee cellen vier cellen etc.
9.Wat gebeurt er bij de meiose?
Meiose of reductiedeling is een bijzondere vorm van celdeling. Deze celdeling vindt plaats bij de
vorming van geslachtscellen in de geslachtsorganen. De geslachtscellen die bij meiose ontstaan
bevatten slechts 23 chromosomen ( = haploïde toestand) i.p.v. de 46 chromosomen in de gewone
lichaamscellen (= diploïde toestand). Eicel en zaadcel versmelten bij bevruchting, dus dan weer 46
chromosomen.
,10.Wat betekent de term ‘’homozygoot’’?
Als een mens van een bepaalde erfelijke eigenschap (bijvoorbeeld blond haar) twee dezelfde genen
heeft, spreekt men van een homozygoot voor die bepaalde eigenschap.
Twee verschillende genen = heterozygoot
11.Wat verstaat men onder een dominante gen?
Of een gen tot uiting komt, is afhankelijk van de sterkte van het gen. Een gen voor zwart haar
bijvoorbeeld is sterker dan een gen voor blond haar. Het gen voor zwart haar is dan dominant en het
gen voor blond haar is recessief.
12.Geef een voorbeeld van een chromosomale afwijking.
Syndroom van Down (autosomale afwijking) = chromosoomnummer 21 komt in drievoud voor: in
totaal 47 chromosomen per cel.
Syndroom van Turner (geslachtschromosomale afwijking) = de vrouw bezit maar één X- chromosoom
(XO). Er zijn dus maar 45 chromosomen per cel. Dit syndroom wordt gekenmerkt door een klein
gestalte, geen spontane pubertijd, vruchtbaarheidsstoornissen en zwakbegaafdheid.
Syndroom van Klinefelter (geslachtschromosomale afwijking) = de man heeft een X- chromosoom te
veel (XXY). Deze mannen hebben bijvoorbeeld zwakbegaafdheid, een kleine penis en obesitas.
13.Geef een omschrijving van het begrip metabolisme.
De uitwisseling van stoffen tussen een levend organisme en zijn omgeving wordt metabolisme of
stofwisseling genoemd.
Celmaterialen hebben een beperkte levensduur. Dit betekent dat er tijdens ons leven steeds
processen plaatsvinden waarbij ‘’versleten’’ materiaal wordt afgebroken en wordt vervangen door
nieuw materiaal. Om deze processen goed te laten verlopen moeten er voedingsstoffen worden
aangevoerd en afvalstoffen worden uitgescheiden (= metabolisme).
14.Wat verstaat men onder celademhaling?
Iedere cel kan ook zelf ademhalen. Dit is het proces waarmee de cel in staat is zuurstof uit het bloed
op te nemen; dit wordt vervolgens gebruikt voor de verbranding (=afbraak) van voedingsstoffen.
Hierbij komt energie vrij en deze energie kan de cel gebruiken in de processen waarbij nieuwe
stoffen worden aangemaakt. Er komen ook afvalstoffen vrij, o.a. kooldioxide. Deze afvalstoffen
worden aan het bloed afgegeven en weggevoerd. De energieproductie vindt plaats in de speciale
celorganellen.
15.Geef de definitie van basaal metabolisme.
Minimale stofwisseling (tijdens slapen, in rust) noemen we de ruststofwisseling of basaal
metabolisme. De stofwisseling gaat langzaam.
16.Wat verstaat men onder anabolisme?
De processen waarbij nieuw celmateriaal wordt aangemaakt, vragen energie. Deze processen
behoren tot de opbouwstofwisseling of het anabolisme.
,Bij de stofwisseling zijn drie stelsels betrokken:
- Het hart- en vaatstelsel
- Ademhalingsstelsel
- Het uitscheidingsstelsel
Longen: kooldioxide
Nieren: urine
Huid: zweetafgifte (water en zouten)
17.Welke voedingsstoffen worden voornamelijk als brandstof gebruikt en welke voor de opbouw van
nieuw celmateriaal?
Brandstof: de vetten en koolhydraten die we met ons voedsel naar binnen krijgen.
Opbouw nieuw celmateriaal: de eiwitten uit ons voedsel, en dan met name de bouwstenen waaruit
eiwitten zijn opgebouwd (=aminozuren).
18.Hoe wordt de intensiteit van de stofwisseling gereguleerd?
De intensiteit van onze stofwisseling wordt gereguleerd door middel van het schildklierhormoon
thyroxine. Schildklierafwijkingen gaan dan ook gepaard met stofwisselingsstoornissen.
19.Wat verstaat men onder het begrip histologie?
Histologie is weefselleer. Een groep gelijksoortige cellen bij elkaar, verbonden door een door de
cellen geproduceerde tussenstof, noemt men een weefsel. Elk soort weefsel vormt een specifieke
tussenstof en heeft een eigen functie.
20.Welke soorten weefsels zijn er?
- Oppervlakteweefsel
- Bind- en steunweefsel; hiertoe behoort ook het vetweefsel
- Spierweefsel
- Zenuwweefsel
- Bloed
21.Welke soorten bindweefsels kan men onderscheiden?
- Collageen bindweefsel: dit is het dikste en stevigste bindweefsel. Het is sterk maar weinig
rekbaar en het bevindt zich onder meer in de pezen en gewrichtskapsels.
- Elastisch bindweefsel: elastische tussenstof. Het weefsel is vervormbaar, maar keert weer in
zijn oorspronkelijke staat terug. Het bevindt zich bijvoorbeeld in de wanden van bloedvaten.
- Reticulair bindweefsel: dit is opgebouwd uit heel fijn vertakte vezels die een netwerk
vormen. Dit weefsel treft men vooral aan in de organen zoals de milt en lymfeklieren en in
het beenmerg.
Er zijn verschillende soorten steunweefsels, zoals het bot- of beenweefsel, kraakbeenweefsel en het
weefsel waaruit de tanden en kiezen (dentine, tandbeen) zijn opgebouwd.
22.Hoe worden de botafbrekende cellen genoemd?
Botafbraak vindt plaats door botafbrekende cellen, de osteoclasten. De aanmaak wordt verzorgd
door botvormende cellen, de osteoblasten.
, 23.Noem enkele verschillen tussen kraakbeenweefsel en botweefsel.
Kraakbeenweefsel: doorzichtig weefsel, geen bloedvaten en vrijwel geen stofwisseling.
Kraakbeenweefsel reageert zowel bij druk als bij buigen elastisch. Het komt voor in de organen die
stevig moeten zijn en bestand moeten zijn tegen veranderingen in vorm of tegen druk, zoals de
gewrichten en de oorschelp.
Botweefsel: het heeft een intensieve stofwisseling en een uitgebreid bloedvatennet met talrijke
dunnen bloedvaatjes.
Het zenuwweefsel geleidt informatie vanuit het lichaam naar de hersenen en omgekeerd.
26.Waaruit is bloed opgebouwd?
Bloed bestaat uit bloedcellen en bloedvloeistof. De bloedvloeistof wordt bloedplasma genoemd.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rhona3112. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.06. You're not tied to anything after your purchase.