100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting - Strafprocesrecht: Dwangmiddelen (RGMSR00706) $5.38   Add to cart

Summary

Samenvatting - Strafprocesrecht: Dwangmiddelen (RGMSR00706)

 11 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting van alle tentamenstof voor het vak Strafprocesrecht: Dwangmiddelen (RGMSR00706). Ook is de eerste kans incl. antwoorden van het jaar opgenomen. Aan de hand van deze samenvatting heb ik het vak gehaald met een 8.

Preview 4 out of 52  pages

  • June 20, 2024
  • 52
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
Week 1A - Inleiding: Opsporingsonderzoek algemeen

Inleiding
Dwangmiddelen: (Klassieke) opsporingsbevoegdheden die inbreuk maken op grondrechten.

Opsporingsonderzoek algemeen
Startpunt: artikel 1 Sv
‘Strafvordering heeft alleen plaats op de wijze bij de wet voorzien.’
De gehele procedure in strafzaken, bestaande uit zowel de opsporing als de vervolging tot en met de
tenuitvoerlegging (= strafvordering), dat wordt geregeld door een wet in formele zin (= bij wet).

Dit formele legaliteitsbeginsel heeft twee kerndoelen:
1. Uniformering van de strafvordering (dezelfde dwangmiddelen in Groningen als in Friesland);
2. Rechtszekerheid (overheid mag slechts in gebondenheid haar macht uitoefenen.

Maar is het een harde regel? Nee, lijkt er niet op. Op sommige punten vindt namelijk delegatie plaats
(zie bijv. art. 61a lid 3 Sv of art. 51b lid 5 Sv). Daarnaast is het geldende strafprocesrecht in hoge mate
jurisprudentierecht (Tallon-criterium, voeging ad-informandum, binding OM aan abbb’s etc.). Al is dit
niet een heel groot probleem. Verdachten gaan er immers niet per sé op achteruit.

NB: Delegatie wordt in het nieuwe wetboek erkend. Als uitgangspunt wordt gehanteerd dat de
duurzame strafvorderlijke normering plaatsvindt in het Wetboek, daarbuiten is de AMvB inzetbaar.

Opsporingsautoriteiten
Opsporing is het startpunt van de strafvordering en geregeld in art. 140 e.v. Sv. Wie is ermee belast?
Ingevolge art. 141 Sv in ieder geval de volgende opsporingsambtenaren (vgl. art. 127 Sv):
1. Officier van justitie;
2. Politieambtenaren a.b.i. art. 2 Politiewet;
3. Militairen van de Koninklijke marechaussee;
4. Ambtenaren van bijzondere opsporingsdiensten a.b.i. art. 2 Wet BOD.

De gewone opsporingsambtenaren (art. 141 sub a-c Sv) zijn bevoegd tot opsporing van alle strafbare
feiten (art. 3 Politiewet). De bijzondere opsporingsambtenaren (art. 141 sub d Sv: FIOD, NVWA, ILT
en Inspectie SZW) hebben een beperkte(re) taak en opereren op een beperkt(er) terrein. Dit is het
beleidsterrein waar zij werkzaam zijn.

Let op! Ondanks dat de bijzondere opsporingsambtenaren een eigen beleidsterrein hebben, hebben ze
op grond van art. 141 Sv wel bepaalde algemene opsporingsbevoegdheden.

Tot slot zijn er nog buitengewone opsporingsambtenaren. Zij zijn niet met de politietaak belast (art. 3
Politiewet) en zijn evenmin in dienst van één van de vier bijzondere opsporingsdiensten. Toch nemen
zij delen van de opsporing voor hun rekening op grond van art. 142 Sv. Denk bijv. aan de conducteur,
de BOA of de boswachter.

Deze buitengewone opsporingsambtenaren hebben een beperkte opsporingsbevoegdheid, maar bij
wet kan een uitbreiding worden gerealiseerd (art. 142 lid 2 Sv). Soms heeft een deel specifieke
bevoegdheden, zoals geweldsbevoegdheden of het dragen van geweldsmiddelen.

Oefening I
Mag een boswachter die BOA is in de zin van art. 142 Sv een verdachte staande houden? Ja! Iedere
opsporingsambtenaar mag een verdachte staande houden, dus een boswachter ook (art. 52 Sv).
NB: Wel geldt voor de buitengewone opsporingsambtenaar dat zij slechts binnen hun speciale
opsporingsbevoegdheid mogen aanhouden. Een boswachter mag dus niet iemand aanhouden, omdat
hij/zij zonder rijbewijs in een auto door de stad rijdt.(CHECKEN)

,Oefening II
Mag een BOA op bevel van de OVJ vertrouwelijke communicatie opnemen met een technisch
hulpmiddel? Nee! Zie art. 126l lid 1 Sv. Het bevel van de OvJ mag alleen worden gegeven aan een
ambtenaar als bedoeld in art. 141 Sv.

Opsporingsbegrip
Vroeger startte de opsporing zodra het vermoeden was gerezen dat een strafbaar feit was begaan,
bijvoorbeeld na een aangifte of na een ontdekking op heterdaad. Daarmee was het onderzoek reactief
en gericht op opheldering.

Daarna werd het opsporingsbegrip uitgebreid. Sinds die uitbreiding begon de opsporing zodra een
redelijk vermoeden was gerezen dat in georganiseerd verband misdrijven ex art. 67 lid 1 Sv werden
beraamd of gepleegd en die gezien hun aard of samenhang met andere misdrijven een ernstige inbreuk
op de rechtsorde opleverden. Dit was een meer proactieve insteek en meer gericht op toekomstige,
nog te plegen strafbare feiten.

Het huidige opsporingsbegrip is opgenomen in art. 132a Sv. Onder opsporing wordt nu verstaan het
onderzoek in verband met strafbare feiten, onder het gezag van de OvJ met als doel het nemen van
strafvorderlijke beslissingen.

Let op! Begin van de opsporing is belangrijk! Als sprake is van opsporing, dan moet in dat kader van
iedere handeling verslag worden gelegd (art. 152 lid 1 Sv).

Casus ‘Verschoven Vaatwasser’
Feiten: In een verborgen ruimte van de keuken wordt, na het betreden van de woning, een
hennepkwekerij aangetroffen. Daarnaast blijkt te zijn geknoeid met de elektriciteitsmeter. De
verdenking was gebaseerd op een anonieme tip via Meld Misdaad Anoniem. Leverde dit voldoende
verdenkingen op voor de bevoegdheid van art. 96 Sv?

Antwoord: Het betreft hier geen heterdaad. Daarom is betreding vna het huis alleen mogelijk in geval
van verdenking van een misdrijf als omschreven in art. 67 lid 1 Sv (jo art. 11 lid 2 Opiumwet). Een
melding via Misdaad Anoniem kan onder omstandigheden dan voldoende grond bieden, maar de
overige omstandigheden van het geval zijn ook van belang. Is de tip bijvoorbeeld voldoende concreet?
Is de juistheid/betrouwbaarheid beoordeeld? Is er spoed bij?

Jurisprudentie
Hof ‘s-Hertogenbosch 23 december 2011 (Zwart zakje)
Casus: X werd verdacht van het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne. Volgens de verdediging
diende het OM n-o te worden verklaard, o.a. omdat verdachte is gevraagd om toestemming om in zijn
auto te kijken zonder dat er aanleiding was om te veronderstellen dat er een strafbaar feit was
gepleegd.
Hof: De stelling dat het ontbreken van een redelijk vermoeden van schuld met zich brengt dat de
verbalisanten de verdachte niet om toestemming hadden mogen vragen, vindt geen steun in het recht.
Nadat de verdachte had ingestemd met de doorzoeking, vervielen de wettelijke vereisten en waren de
verbalisanten gerechtigd om in de auto te kijken.

Hoge Raad 9 februari 2018 (Ruisstrategie)
Casus: Verdachte was veroordeeld wegens diefstal met geweld in vereniging. In de opsporing was
gebruik gemaakt van de ‘ruisstrategie’: het activeren van een gesprek tussen verschillende mensen, in
de hoop dat iets bruikbaars gezegd gaat worden. Volgens de verdediging is de integriteit en
geloofwaardigheid van de opsporing door die ruisstrategie zodanig in de kern aangetast, dat het OM
n-o verklaard had moeten worden.
Conclusie: Naar vaste rechtspraak mag een niet in de wet geregelde opsporingsmethode worden
gebruikt, mits daarmee slechts een beperkte inbreuk wordt gemaakt op de grondrechten van de
burgers en de methode niet zeer risicovol is voor de integriteit en beheersbaarheid van de opsporing.

,In dit opsporingsonderzoek is een tactisch plan gemaakt, heeft OvJ toestemming gegeven, is telkens
verantwoording afgelegd en heeft RC een machtiging verleend. De PG concludeerde dan ook dat de
inzet van de ruisstrategie niet zeer risicovol was voor de integriteit en beheersbaarheid van de
opsporing.

, Week 1B - Grondrechten en dwangmiddelen

Inleiding/Ontwikkeling
WvSv & Opsporingsmethodes
Veel opsporingsmethodes kennen inmiddels een eigen bepaling in het Sv. Denk aan de stelselmatige
observatie (art. 126g Sv) of bevoegdheden als de pseudokoop (art. 126i Sv) en de infiltratie (artt. 126h
en 126w Sv).

De conclusie dat alle opsporingsmethoden in Sv staan is echter te voorbarig. Enkele
opsporingsmethoden lijken namelijk zonder specifieke grondslag te worden uitgeoefend:
- Getuigenverhoor door politie;
- Inzet speurhonden;
- Vingerafdrukken afnemen op PD;
- Incidenteel observeren;
- Observeren bedrijfspand;
- Inzet warmtebeeldkijker;
- Bodycam;
- Peilbaken;
- Vuilnissnuffel;
- IMSI-catcher etc.

Is dat niet problematisch in het licht van art. 1 Sv? Hoe verhoudt het gebruik van een
opsporingsmethode zonder een strafvorderlijke grondslag zich tot het strafvorderlijk
legaliteitsbeginsel?

Opvatting wetgever in 1926
Uitgangspunt was destijds: ‘De enkele toekenning van een wettelijke opsporingsbevoegdheid aan
opsporingsambtenaren brengt mee dat die ambtenaren gemachtigd zijn tot het verrichten van
activiteiten die in redelijkheid noodzakelijk kunnen worden geacht om het doel (waarheidsvinding) te
bereiken.’

Deze opvatting geldt nu nog steeds en is vorm gegeven in art. 141/142 Sv en art. 3 Politiewet. De
opsporingsambtenaren zijn dus ‘gemachtigd tot het verrichten van activiteiten die in redelijkheid
noodzakelijk kunnen worden geacht om het doel te bereiken’. Daarmee is voldaan aan art. 1 Sv.

Let op! Anderzijds is deze bepaling ontoereikend om een (vergaande) inbreuk te mogen maken op de
grondrechten van de burgers. Daarom kwamen er toch meer specifieke regelingen voor zover de
bevoegdheid inbreuk maakt op de Grondwet. Tevens geeft dit rechtsstatelijke rugdekking, omdat de
overheid kan laten zien dat zij zich aan de wet houdt.

Ontwikkelingen na 1926
Erkenning van een nieuw grondrecht: de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Het recht op
privacy begon men na 1926 toch belangrijk(er) te vinden, mede omdat technologische ontwikkelingen
een verdergaande inbreuk op grondrechten maakten.

In hoeverre bieden art. 141/142 Sv en art. 3 Politiewet een toereikende grondslag voor
opsporingsmethoden die geen specifieke regeling kennen in de wet, maar wel inbreuk (kunnen)
maken op grondrechten? Art. 8 EVRM speelt daarin een belangrijke rol.

Art. 8 EVRM
Algemeen
Lid 1: Iedereen heeft het recht op bescherming van zijn privéleven, zijn familieleven of briefgeheim.
Lid 2: De overheid mag de burger daar niet zomaar in beperken en moet zich inspannen om inbreuken
te voorkomen.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tjadamvan. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.38. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

66579 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.38  1x  sold
  • (0)
  Add to cart