Introductie in de Klinische Neuropsychologie (PSBA224)
Summary
Samenvatting Introductie in de klinische neuropsychologie RUG
42 views 1 purchase
Course
Introductie in de Klinische Neuropsychologie (PSBA224)
Institution
Rijksuniversiteit Groningen (RuG)
Book
Klinische neuropsychologie
Een uitgebreide samenvatting van alle key terms en hun beschrijving/uitleg van hoofdstukken 1,2,3,4,5,6,7,8,9,10,11,12,14,15,17,18,19,20,21,22,23 van het boek Klinische neuropsychologie. Geschreven voor het vak Introductie in de klinische neuropsychologie van de RUG.
Introductie in de Klinische Neuropsychologie (PSBA224)
All documents for this subject (10)
Seller
Follow
deleergierigepsycho
Reviews received
Content preview
Introductie in de klinische neuropsychologie
DEEL 1: Inleiding in de neuropsychologie
1 Klinische neuropsychologie: een historische schets
1.1 Inleiding
In de geneeskunde van de Grieken en Romeinen zag men het lichaam als een samenstel
van de elementen water, vuur, bloed en slijm. Deze moesten in goede balans zijn, anders
was er sprake van ziekte.
1.2 De celtheorie
De Grieken kenden 3 zielen:
1) voor het overleven (via voedselopname (plant));
2) voor activiteiten van een organisme in relatie tot de omgeving (dier);
3) een hogere-ordeziel, die een onderscheid kon maken tussen wat goed en fout was om te
doen (bezit een geest (mens)).
celtheorie over de geest: filosofen in de oudheid merkten op dat er holtes (in deze tijd
‘cellen’ genoemd) in de hersenen waren (hersenventrikels) -> werden gezien als de plaats
van de geest -> in de eerste cel (sensus communis): informatie komt binnen uit de
verschillende zintuigen -> in de tweede cel: het beeld/’imago’ (=psychologische
representatie) wordt geïnterpreteerd -> in de derde cel (memoria): het beeld werd
opgeslagen.
Tot op de dag van vandaag is deze celtheorie de basis van de ideeën over de cognitieve
psychologie. Kenmerken: het gaat om een algemeen systeem van informatieverwerking (de
geest kan allerlei vormen van informatie, afkomstig uit verschillende zintuigen verwerken);
het is een algemene opvatting over de geest van iedereen.
1.3 Descartes: een ongedeelde geest
Descartes wilde afzien van alle wijsheid uit de oudheid (karakteristiek voor de
renaissancetijd), begon alles in twijfel te trekken en besloot alleen te bouwen op inzichten
die in zijn ogen onomstotelijk waren. Zijn uitgangspunt was dat de mens kan worden
opgedeeld in twee substanties, het lichaam (res extensa; materieel) en de geest (res
cogitans; niet materieel). Volgens Descartes was de geest de bestuurder die op een
speciale plaats zat: de pijnappelklier.
1.4 Gall en het lokalisatie vraagstuk
Franz Joseph Gall was een Duitse arts die wist dat gedrag een gevolg was van de werking
van de hersenen. Het idee van Lavater, dat gedrag af te lezen zou zijn uit de gelaatstrekken
(=fysiognomie), vond hij niet logisch. Daarom wilde hij een nieuwe psychologie ontwikkelen
op basis van zijn inzichten over bouw en functie van de hersenen.
Ondanks dat er veel ophef kwam over deze lokalisatie-ideëen, moest men na een tijd
erkennen dat enkele principes wel correct waren (als dat de cortex cruciaal was; dat
bepaalde functies wel degelijk een strikte lokalisatie kennen). Deze ideeën vormen de basis
van de hedendaagse cognitieve neurowetenschappen.
,-> In Gall’s tijd was zijn stelling over onafhankelijke functies in de hersenen in strijd met het
oude idee van een ziel en een ongedeelde geest.
1.5 De clinicoanatomische methode
clinicoanatomische methode: de werkwijze om de lokalisatie-ideeën te toetsen door bij
patiënten met een focaal hersenletsel de specifieke uitvalsverschijnselen in kaart te
brengen.
Jean Martin Charcot was een Franse neuroloog die de clinicoanatomische methode sterk
propageerde en die ook geloofde in het lokaliseren van specifieke centra in de hersenen. Hij
heeft met zijn leerlingen diverse nieuwe ziektebeelden beschreven.
Carl Wernicke was een Duitse neuroloog die een model met centra voor de onderscheiden
deelfuncties van taal opstelde. Hij beweerde dat er een apart centrum voor het herkennen
van gesproken woordbeelden was, gelokaliseerd in de temporaalkwab. Tussen het
woordbegripscentrum en het woordproductiecentrum van Broca zou ook nog een
vezelbaan/verbindingsbaan lopen. Volgens deze benadering kon er dan een stoornis
ontstaan door een laesie in een centrum of door een laesie van een verbindingsbaan
(=disconnectie). Wernicke beschouwde de hersenen als een instrument waarin sensorische
prikkels werden gekoppeld aan motorische reacties.
John Hughlings-Jackson was een Engelse neuroloog die in tegenstelling tot het continent
vanuit het empirisme van Locke redeneerde (geen aangeboren maar aangeleerde
eigenschappen en kennis). Hij stelde wijs dat Broca de plaats van een laesie die leidt tot een
specifieke uitval, niet moest verwarren met de plaats van een functie.
1.6 Holisme
Kurt Goldstein was een leerling van Wernicke die betoogde dat een goed functioneren van
de hersenen vooral van belang was om te kunnen reflecteren op binnenkomende stimuli,
i.p.v. direct daarop te reageren. Hij sprak dan over de abstracte attitude. Na een
hersenlaesie is een persoon meer geneigd om direct te reageren op bepaalde opvallende
kenmerken.
1.7 Luria: een globaal model
Aleksandr Luria was een Russische neuroloog die een synthese probeerde te maken van de
op dat moment bestaande neuro(psycho)logische feiten en theorieën, waarbij hij zijn talloze
eigen klinische waarnemingen van WOII soldaten met hersenverwondingen integreerde. Hij
zocht een evenwicht tussen holistische en lokalisationistische opvattingen. Hij vatte de
hersenen-als-geheel op als één complex functioneel systeem, waarbinnen diverse
subsystemen een eigen bijdrage aan de gezamenlijke activiteit leveren. Dit functioneel
systeem is buitengewoon flexibel en adaptief: wanneer een specifiek gedragsdoel door
omstandigheden of door stoornissen niet op een bepaalde manier bereikt kan worden dan
worden andere strategieën gevolgd zodat met inzet van geheel andere subsystemen toch
hetzelfde einddoel gerealiseerd kan worden. Kortom: er is sprake van enige lokalisatie, maar
tegelijkertijd is er ook sprake van grote flexibiliteit in de wijze waarop hersenen een bepaalde
taak kunnen uitvoeren en zich kunnen aanpassen.
1.8 Een eerste aanzet: de testbatterij
,testbatterij:
Testinstrument dat allerlei verschillende aspecten van cognitief functioneren onderzoekt en
deze verschillende psychologische functies in kaart probeert te brengen.
1.9 De neuropsychologie als zelfstandige discipline
Rond 1960 zijn er twee belangrijke ontwikkelingen in Amerika die leidden tot het ontstaan
van de neuropsychologie als een apart wetenschapsgebied:
->Norman Geschwind was tijdens zijn opleiding tot neuroloog enthousiast geworden van het
werk van Wernicke en stimuleerde velen vanuit het kader van Wernicke te werken: om naar
specifieke centra en verbindingen op zoek te gaan om zo het functioneren van de hersenen
beter in beeld te brengen. Geschwind schreef een groot artikel hierover en richtte een aparte
kliniek op voor afasieonderzoek. Dit stimuleerde het onderzoek naar taalstoornissen.
->Roger Sperry kreeg een onderzoekslaboratorium om de effecten van de split-brain-
operatie van epilepsiepatiënten nauwkeuriger te onderzoeken. Duidelijk werd dat de
rechterhersenhelft in bepaalde functies beter was dan de linker: i.p.v. een dominante
linkerhemisfeer ging men spreken over hemisfeerspecialisatie. Dit stimuleerde een
geweldige stroom onderzoek naar waarin nu elk van beide hemisferen gespecialiseerd was.
Ook kwamen allerlei onderzoeksmethoden beschikbaar waarmee onderzoek naar lokalisatie
van functie uitgevoerd kon worden bij mensen die geen hersenletsel hadden.
1.10 Cognitieve neuropsychologie
1.10.1 Modules
Een module kan men vergelijken met een subroutine van een computerprogramma, die snel
en efficiënt bepaalde informatie op kan nemen, verwerken, en het resultaat teruggeven
(=informatieverwerkingsproces). Volgens Fodor zijn voorwaarden van een module: domain
specific; innateness; encapsulated; fixed neural architecture.
1,10.2 Neurale netwerken
Met neurale netwerken worden in dit geval niet echte neuronen, maar computersimulaties
bedoeld: een computerprogramma dat een bepaalde cognitieve functie nabootst.
1,10.3 Neurobeeldvorming
1.11 Neuropsychologie in Nederland
1.12 Tot besluit
2 De neuropsychologische praktijk
2.1 Inleiding
Het klinische werkveld van de neuropsychologie is relatief jong: het is gestart in de VS aan
het begin van de 20ste eeuw; in Nederland bestaat het vanaf de jaren 60 van de vorige
eeuw.
De Amerikaan Shepherd Ivory Franz was een van de eerste psychologen die systematisch
bezig is geweest met hersenletsel patiënten. Franz gebruikte (in tegenstelling tot
voorgangers Wernicke en Charcot die zich meer op observaties baseerden) experimenteel
psychologische onderzoeksmethoden bij patiënten met hersenaandoeningen (en dieren) om
meer te weten te komen over de relatie tussen hersenen en gedrag. Franz had grote
, belangstelling voor plasticiteit en was daardoor grote tegenstander van ideëen over
lokalisatie van functie.
2.2 Het neuropsychologisch onderzoek
2.2.1 Diagnostische cyclus
De neuropsycholoog doorloopt een diagnostische cyclus bij het verrichten van
neuropsychologisch onderzoek die uit 4 stappen bestaat (waarbij hij bij elke stap een
hypothese formuleert en deze toetst): klachtenanalyse, probleemanalyse, diagnosestelling
en indicatiestelling.
2.2.2 Verwijzing en vraagstelling
2.2.3 Anamnese
Een anamnese is een intakegesprek waarin informatie wordt verzameld over aanwezige
klachten en symptomen bij de patiënt en het beloop/de geschiedenis hiervan. Daarnaast
worden persoonsgegevens verkregen als werk, medicatiegebruik of geschiedenis, etc. Met
een anamnese wordt tevens een belangrijke eerste indruk verkregen van de cognitieve
vermogens en het gedrag van de patiënt. Ook is het een middel om een werkrelatie op te
bouwen met de patiënt.
2.2.4 Heteroanamnese
Bij een heteroanamnese wordt een informant (kan een partner, kind, ouder, buur, etc. zijn)
gevraagd om informatie te delen over de patiënt. Dit kan worden gebruikt als de patiënt zelf
onvoldoende in staat is om zelf betrouwbare informatie te geven over zijn klachten of
alledaagse functioneren. Maar ook heteroanamnese is subjectief en hoeft niet een juiste
weergave te zijn.
2.2.5 Observatie
2.2.6 Tests en vragenlijsten
sensitiviteit: de kans dat iemand met een stoornis ook als ‘gestoord’ uit een test of
vragenlijst komt die specifiek voor het opsporen van deze stoornis is ontworpen.
specificiteit: de kans dat iemand zonder stoornis ook als ‘niet gestoord’ ofwel normaal uit
de test komt.
prevalentie: het aantal gevallen van een bepaalde ziekte of stoornis per bepaald aantal
mensen (vaak 1000).
-> Voor de keuze van een test is het belangrijk te controleren of cijfers over sensitiviteit en
specificiteit zijn onderzocht in een populatie patiënten die lijkt op de patiënten die worden
gezien in de eigen klinische praktijk.
2.2.7 Interpretatie
2.2.8 Rapportage
Berichtgeving over de bevindingen van neuropsychologisch onderzoek kan zowel mondeling
als schriftelijk gebeuren. Inhoud en lengte verschilt afhankelijk van persoonlijke stijl en het
doel/publiek van het rapport.
2.3 Betrouwbaarheid en validiteit
2.3.1 Betrouwbaarheid
De betrouwbaarheid van een test is de nauwkeurigheid van een instrument (komt het tot
dezelfde resultaten als hij op verschillende momenten bij eenzelfde patiënt wordt
afgenomen? En ook onder dezelfde omstandigheden bij verschillende onderzoekers?).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller deleergierigepsycho. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.57. You're not tied to anything after your purchase.