Ik heb hier alle aantekeningen van de colleges en de bijbehorende literatuur. Ik heb hier zelf een 9,5 mee gehaald! Hoofdstuk 2 staat er ook bij, maar hoefden wij achteraf niet te weten
1D Vloei
Studietaak hoorcollege 1
Hoofdstuk 1: Wat is stotteren?
Stotteren volgens WHO: een verstoring in het ritme van de spraak waarbij de spreker precies weet wat
hij/zij wil zeggen, maar dat voor dat moment niet kan vanwege onwillekeurige - stille en hoorbare -
herhalingen en verlengingen van spraakklanken.
Kernstotteren is dat de verstoring herhalingen en verlengingen in het spreken geeft. De reacties hierop
van de cliënt, worden secundair stottergedrag genoemd, wat geleidelijk wordt aangeleerd.
1.2 Stotteren: verstoring en stoornis
De definitie van stotteren beschrijft het stotterend spreken (verstoringen), maar niet de psychosociale
gevolgen die leiden tot de stoornis stotteren.
1.3 Stotteren: een geïntegreerde visie
Clinici ontwikkelden vanuit verschillende theorieën, werkmodellen waarin meerdere factoren die een rol
spelen bij stotteren werden opgenomen, bruikbaar voor diagnostiek,
vroegtijdige interventie en behandeling. Voorbeelden:
- Verwachtingen- en mogelijkhedenmodel, het
negencomponentenmodel, het Erasmus-viercomponentenmodel
(4CM) en het Dynamic Multifactorial Model
4CM biedt inzicht in een mogelijke ontwikkeling van een verstoring naar een
stoornis, structuur tijdens de fase van diagnostisch onderzoek en houvast bij
het opstellen en uitvoeren van een behandelplan. 4CM past heel herkenbaar in
het biopsychosociale model van Engel:
Het 4CM
Het 4CM vormt aan de hand van vier componenten een
theoretisch en klinisch raamwerk om de stotterproblematiek te
beschrijven en te verklaren ten behoeve van de diagnostiek en
de behandeling van stotteren.
- Verbale component: stotteren gaat gepaard met
uitwendige en inwendige spraak-, taal- en motorisch
gedrag
- Cognitieve component: invloed op het zelfbeeld
- Emotionele component: emoties als schaamte en
angst en autonome fysiologische reacties als zweten
- Sociale component: verstoorde interacties tussen de
persoon die stottert en de omgeving. (NIET de reacties
op de omgeving door de cliënt
1.4 Vloeiend, normaal niet-vloeiend en stotterend spreken
Vloeiend spreken:
- verloopt zonder onderbrekingen, met een vlotte spreeksnelheid, zonder ritmeverstoringen, is
ontspannen, komt natuurlijk en spraakzaam over en is stabiel.
Niet-vloeiend spreken:
- “Disfluency is essentially a place within an utterance where speech production is disrupted due
to a problem in either speech planning or production. Such disruptions are unintended.”
Normaal niet-vloeiend en niet-normaal niet-vloeiend spreken:
- Normale niet-vloeiendheden zijn niet-vloeiendheden, geproduceerd door sprekers die niet
stotteren. Voor een diagnose is het belangrijk om de normale en de niet-normale
niet-vloeiendheden te kunnen onderscheiden, want de normale kunnen ook secundair
stottergedrag zijn.
- Verschillen
Kernstottergedragingen (type 1) Normale niet-vloeiendheden (type 2)
- Snelle meervoudige herhaling van - Langzame enkelvoudige herhaling
een klank (k-k-k-kat) van een klank (t-treffend)
- Snelle meervoudige herhaling van - Langzame enkelvoudige herhaling
een lettergreep van een lettergreep (po-positie)
(democra-cra-cratisch) - Langzame enkelvoudige herhaling
- Snelle meervoudige herhaling van van een woord
een eenlettergrepig woord (de-de-de) - Zinsdeelherhaling
- Snelle meervoudige klankinterjectie - eh-interjectie
(eh-eh-eh) - Woordinterjectie (ik moet naar….
- Verlening van een klank dinges…… paul toe)
(vvvvv-vreemde) - Pauze zonder hoor- of zichtbare
- Blokkade met hoorbare en zichtbare spanning
spanning (ik b…………ben) - Inclompleet woord of incomplete zin
- Non-verbaal gedrag
Met stotteren geassocieerd Normaal
- Ademhalingsstoringen (spreken op - Wegkijken, oogknipperen, fronsen,
inademing, gespannen uitademen) wenkbrauwen optrekken, aan haar of
- Spraakgebonden faciale storingen gezicht zitten, hand voor mond,
(verhoogde spierspanning, kuchen, slikken, keel schrapen,
abnormale tong- of lippen bevochtigen, lachen
mondbewegingen)
- Bijkomende faciale storingen (ogen
opensperren, verwijden neusvleugels
2
, - Wanneer iemand prosodie gebruikt als reactie op zijn stotteren, valt dit onder secundair
stottergedrag
Prosodische verschijnselen Woordkeuze en zinsconstructie
- Tempoversnellingen- en vertragingen - Gebruik van synoniemen
- Verandering in de intonatie - Gebruik van omschrijvingen voor een
- Verandering in de luidheid woord
- Veranderingen in de - Niet afmaken van zinnen
verstaanbaarheid - Spreken in korte standaardzinnen
- Gemaniëreerd taalgebruik
- Drie types van stotterachtige niet-vloeiendheden:
1. Herhalingen van eenlettergrepige woorden
2. Herhalingen van woorddelen
3. Disritmische fonaties (ook de verlengingen of blokkades in de ademstroom of fonatie)
1.5 Ontwikkelingsstotteren
Ontwikkelingsstotteren ontstaat in de kinderjaren, verworven stotteren ontstaat op latere leeftijd (vaak
als gevolg van een neurologische aandoening of een trauma of door emotionele stress).
1.6 Andere vloeiendheidsstoornissen
Bij iemand die op latere leeftijd begint met stotteren, zal een huisarts snel aan een recidief denken, en
dus een onjuiste diagnose geeft, neemt dit grote risico’s met zich mee voor de behandeling.
Van Borsel (2000) maakte de indeling:
- Farmacogeen stotteren: niet-vloeiend spreken als bijwerking van een geneesmiddel
- Psychogeen stotteren: op latere leeftijd ontstaat het niet-vloeiend spreken in verband met een
psychisch probleem of een emotioneel trauma
- Gestimuleerd stotteren: komt zelden voor, enkel in forensische context
- Neurogeen stotteren: oorsprong in het centraal zenuwstelsel, bijvoorbeeld na een beroerte
Shapiro (1999) breidt de indeling uit met de volgende elementen:
- Broddelen
- Stemstotteren (spasmodic dysphonia)
- Verworven niet-vloeiendheden na laryngectomie
- Niet-vloeiendheden bij het syndroom van Gilles de la Tourette
Bij stotteren wat op latere leeftijd ontstaat is extra alertheid noodzakelijk. Tijdens de anamnese wordt
uitgebreid aandacht besteed aan fysieke en psychische klachten. Vaak wordt er terugverwezen voor
verder neurologisch onderzoek. Niet-vloeiend spreken kan een symptoom zijn van o.a. Parkinson.
1.7 Hoe leg je aan cliënten en hun omgeving uit wat stotteren is?
De buitenkant en de binnenkant:
- De buitenkant wordt gevormd door datgene wat anderen horen en zien
- De binnenkant is datgene wat anderen niet zien of horen (gedachten over het stotteren, angst,
schaamte, etc)
- Sommige uitingen kunnen zowel onder de binnenkant als onder de buitenkant vallen (verhoogde
spierspanning, blozen)
3
, Metafoor van de ijsberg:
- Het stotterend spreken is het topje van de ijsberg (zichtbaar), de gedachten en gevoelens
vormen de onderkant van de ijsberg (onzichtbaar). De omgeving bepaalt hoe snel de ijsberg
eventueel smelt.
Stotteren is datgene wat iemand doet om niet te stotteren:
- Volgens Sheehan (1975) is de stotterproblematiek een gevolg van de problematische omgang
met het stotteren en heeft het karakter van een vicieuze cirkel. Deze uitspraak is alleen niet
volledig.
2.2 Wanneer begint het?
Het meest gebruikte incidentiecijfer is 4,5%, maar die kan niet op elke leeftijd toegepast worden. Het
prevalentiecijfer is 1%. Volgens Ratner komt chronisch stotteren vaker voor bij kinderen die later
beginnen met stotteren (38 mnd) dan bij kinderen die vroeg beginnen (32 mnd). Vehoudingen
jongen-meisje:
- peuters: 2:1
- lagere-school: 5:1
- volwassenen 4:1
2.3 Hoe begint het?
Meestal geleidelijk. De eerste periode heet ook wel “beginnend stotteren”: kan nog alle kanten opgaan.
Bij aanvang vertoont stotteren vaak een wisselend patroon. Ouders hebben het vaak niet door of
kinderen worden als verlegen bestempeld als ze zelf doorhebben dat praten niet makkelijk gaat.
2.3.1 Van normale niet-vloeiendheden naar niet-normale niet-vloeiendheden
Bij versprekingen gaat het mis in de timing, planning en coördinatie en treden bij tongbrekers
verbasteringen op die tot de normale niet-vloeiendheden behoren, maar ook beginnende symptomen
kunnen zijn. Bij kinderen is het coördinatie- en timingvermogen nog zwak, waardoor ze meer
niet-vloeiendheden vertonen.
Gregory’s continuüm (1979): niet-vloeiendheden van ‘heel gewoon’ naar ‘heel ongewoon’
Heel gewoon
- Categorie 1: veel voorkomende verschijnselen in de spraak van jonge kinderen
➔ pauzes → tussenvoegsels → opnieuw formuleren van een (deel van) zin →
herhalingen van eenlettergrepige woorden, min of meer in het spreekritme (3 of minder)
→ herhalen van (delen van) zinnen → herhalingen van lettergrepen min of meer in het
gewone spreekritme (3 of minder) →
- Categorie 2: minder vaak voorkomend in de spraak van kinderen. In een taalsample van 500
woorden geldt dat er reden tot bezorgdheid is indien er twee of meer van deze verschijnselen
per 100 woorden voorkomen
➔ herhalingen van eenlettergrepige woorden min of meer in het gewone spreekritme (4 of
meer) → herhalingen van lettergrepen min of meer in het gewone spreekritme (4 of
meer) → herhalingen van eenlettergrepige woorden, afwijkend ritme, afwijkende
intonatie (2 of meer) → herhalingen van lettergrepen, woorden, afwijkend ritme,
afwijkende intonatie (2 of meer) →
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller imkevandenburg. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.89. You're not tied to anything after your purchase.