streJe kent de definitie, deelaspecten en toepasbaarheid van de verschillende determinanten van het
MCTF
Determinant Individual perspective:
Individual perspective Functional capacity Doelen / verwachtingen
= wat is de grootste zorgen van Hoe beïnvloed de klacht je Wat word er verwacht van deze
de patiënt dagelijks leven en je kwaliteit van sessie? Wat is het doel dat de
denk hierbij aan pijn, functie leven? patiënt wil bereiken?
en kwaliteit van leven
doen = erkennen en aanpakken
van het probleem van de individu
Determinant diagnosis:
Specific diagnosis Non specific diagnosis Red flags
= verwijst naar een Zodra de persoon is gescreend = verwijzen naar klinische
aandoening waarbij pijn op rode vlaggen kenmerken
en symptomen direct en de HCP heeft vastgesteld dat (tekenen of symptomen )
kunnen worden er een van beide is; mogelijk
toegeschreven aan een • geen onderliggende pathologie geassocieerd met een ernstige
pathologie die word (casestudy 1), of aandoening en die dringende
geassocieerd met het • (indien pathologie aanwezig is), medische
bewegingsapparaat. is er geen robuust evaluatie vereisen.
Bv: reumatoïde artritis correlatie tussen de klinische
presentatie en Bv: algehele maligniteit,
onderliggende pathologie inflammatoire
(casestudy 3), aandoeningen, fracturen, infectie
Dan wordt een diagnostisch label en cauda
van 'niet specifieke MPD' het equina syndroom, leeftijd,
meest zinvol onverklaarbaar
gewicht verlies, nachtelijke pijn,
pijn in de
benen en het niet verbeteren
met bedrust of
na een maand zijn minder
voorspellend
Determinant stage of disorder:
Acute pijn Subacute pijn Recidiverende pijn Chronische pijn
Na trauma Duur: 1 a 2 maanden Nieuwe pijn episode of Na 3 a 6 maanden
Afgelopen 24 uur na trauma of langer symptomen na een pijn klachten
Of Bij afwezigheid van periode van pijnvrij zijn
Management: trauma herhaald de Management:
-pijn control klacht zich Management: -benadruk dat er
-preventie weefsel -acute symptomen geen ernstige
-Actief management Management: dempen pathologie is
advies herstellen functionele -onderzoek factoren die - onderzoek de
capaciteit meespelen voor de risicofactoren van
pijn controle klacht op lange termijn lange termijn.
-actief management
Determinant pain features:
Pijn = is een verontrustende ervaring die gepaard gaat met feitelijke of potentiële
weefselbeschadiging met zintuiglijke, emotionele, cognitieve en sociale componenten
Verschillende elementen van pijn:
,1. Type
= onderliggende nociceptieve processen
= nociceptive, neuropathisch , noroplastisch of mixed
2. Eigenschappen
= mechanisch / niet-mechanisch gedrag van symptomen)
3. Sensibilisatie
= mate van reactievermogen / efficiëntie van het zenuwstelsel / immuunsysteem)
acute pijn: er is weefselbeschadiging of overbelasting , deze veroorzaakt pijn
weefsels herstellen, de pijn zakt weg
Bij aanhoudende pijntoestanden kan het zenuwstelsel (inclusief de hersenen), evenals andere
systemen zoals het immuunsysteem en endocriene systemen, veranderingen in functie vertonen,
structuur en chemie die kunnen helpen om iets te begrijpen waarom pijn kan aanhouden: deze
onderling afhankelijke systemen worden efficiënter (maar niet nuttiger) in het ervaren van pijn
Type pijn:
1. Nociceptieve pijn
= pijn die voortkomt uit werkelijke' of dreigende schade aan niet-neuraal weefsel en is te
wijten tot de activering van nociceptoren'. Dit omvat pijn geassocieerd met acute werkelijke
weefselbeschadiging en ontstekingsaandoeningen zoals reumatoïde artritis.
*Opmerking: deze term is bedoeld om te contrasteren met:
neuropatische pijn. De term wordt gebruikt om pijn te beschrijven die optreedt bij een normaal
functionerend somatosensorisch zenuwstelsel om te contrasteren met de abnormale functie gezien bij
neuropathische pijn.
2. Neuropatische pijn
= als 'pijn veroorzaakt door een laesie of' ziekte van het somatosensorische zenuwstelsel'.
Opmerking:
neuropathische pijn is een klinische beschrijving (en niet een diagnose) waarvoor een
aantoonbare laesie of een ziekte die voldoet aan gevestigde neurologische diagnostische criteria
3. Nociplastische pijn
= 'pijn die voortkomt uit' veranderde nociceptie ondanks dat er geen duidelijk bewijs van
werkelijke of dreigende weefselbeschadiging is die zorgt voor de activering van perifere
nociceptoren of bewijs voor ziekte of beschadiging van het somatosensorische systeem.
4. Mixed
Mensen kunnen ook een mix ervaren van de bovenstaande pijn types.
Sensitisatie:
nociceptieve veranderingen in het zenuwstelsel:
allodynie = pijnlijke reactie op een normaal niet-pijnlijke stimulus
hyperalgesie = verhoogde reactie op een mechanische of thermische schadelijke prikkel
Dit zijn manifestaties die een verhoogde weefselgevoeligheid aantonen Dit kan in de kliniek worden
beoordeeld aan de hand van pijndescriptoren en pijngedrag en de interpretatie van somatosensorische
testen. Dit boek: kiest voor de term sensibilitsatie
1. Centrale sensibilisatie en 2. perifere sensibilisatie zijn:
specifieke neurofysiologische processen die ook een plaats onder het bredere begrip
,gevoeligheid. Identificatie van personen met verhoogde gevoeligheid en overweging of deze sensibilisatie is
nuttig of niet en de redenen over deze sensibilisering zijn van belang, aangezien het zou moeten helpen om
te informeren
Determinant functional behaviours:
Impairment of Impairment of Pain behaviours De- conditionering
movement control
beperkte actieve en Er is GEEN beperkte Het pijngedrag, Afnamen van
passieve beweging in de actieve en passieve Dus hoe mensen spierkracht en of
richting van de pijn beweging in de omgaan met hun pijn fysieke capaciteit
richting van de pijn + hoe ze ernaar gaan
MAAR wanneer de bewegen
pijn samen hangt met
abberant movement
control
Onderdeel 2 Je beschrijft de wijze waarop fysiotherapeuten methodisch handelen en past dit toen in de
anamnese en onderzoek bij mensen met een gezondheidsprobleem als gevolg van een spier, traumatisch
knieletsel en/of knie artrose.
Je beschrijft hoe je dossiervoering kan gebruiken ter ondersteuning van het fysiotherapeutisch handelen
Dossiervoering ondersteunt het proces van klinisch redeneren en biedt de fysiotherapeut de mogelijkheid
het eigen handelen te bewaken, te sturen en te evalueren. Dossiervoering onderbouwt daarmee het eigen
handelen. Dossiervoering heeft ook tot doel de continuïteit van zorg te borgen en is van groot belang bij de
overdracht van gegevens ten behoeve van de samenwerking met andere zorgverleners en de patiënt.
De hoofdoelen voor fysiotherapeutische dossiervoering zijn:
• het ondersteunen van het handelen van de fysiotherapeut door dit vast te leggen in overleg en in
samenspraak met de patiënt, gebaseerd op wettelijke kaders en relevantie met betrekking tot het
fysiotherapeutisch klinisch redeneren;
• het borgen van de continuïteit van de behandeling;
• het borgen van gegevensoverdracht naar de patiënt en andere zorgprofessionals.
Op grond van deze hoofddoelen van dossiervoering en op grond van de geldende kwaliteitseisen voor
het fysiotherapeutisch handelen, waarvan dossiervoering integraal deel uitmaakt, dient het dossier,
waar mogelijk, de navolgende gegevens te bevatten:
• gegevens die essentieel zijn in het kader van beslismomenten die voortvloeien uit het fysiotherapeutisch
klinisch redeneren;
• gegevens in het kader van samenwerking en overdracht met patiënten, collega’s (continuïteit van zorg),
verwijzers, zoals de huisarts en andere zorgverleners. Voor een optimale zorgverlening en
gegevensoverdracht is het van belang dat deze gegevens systematisch worden vastgelegd.
Verantwoordelijkheid fysiotherapeutische dossiervoering De fysiotherapeut is te allen tijde verantwoordelijk
voor de inhoud van het dossier en het vermelden van gegevens in het dossier. Op welke manier en waar de
fysiotherapeut dossier voert, bepaalt de fysiotherapeut (of praktijk) zelf (bijvoorbeeld de vorm van het
dossier, waar de gegevens in het dossier genoteerd worden, etc.). Gegevens kunnen ook worden toegevoegd
vanuit een andere bron, zoals administratieve gegevens.
De fysiotherapeut kan echter geen verantwoording nemen voor gegevens die afkomstig zijn uit een
andere bron.
o Als je het dossier van de klant netjes bijhoudt kan je tijdens het handelen tijdens de aantal zittingen netjes
zien wat je hebt gedaan en wat daar de uitkomstmaten van zijn. Zodat je aan de hand van de getallen en wat
je hebt geschreven de voorgang zien en bepalen van het gezondheidsprobleem.
o De dossiervoering verloopt in verschillende fases
, Fase 1 Aanmelding en intake: Bij aanmelding van een patiënt en intake door de fysiotherapeut worden de
volgende algemene gegevens genoteerd. Dit zijn echter niet alle gegevens. Welke gegevens ook nog moeten
worden genoteerd, hangt af van de wijze van aanmelding: via DTF of verwijzing. Extra bij aanmelding en
intake via DTF Behalve de reeds genoteerde gegevens, dient bij aanmelding en intake via DTF een aantal
extra gegevens genoteerd te worden.
Fase 2 Fysiotherapeutisch onderzoek en fysiotherapeutische diagnose: De tweede fase van het klinisch
redeneren betreft het uitvoeren van fysiotherapeutisch onderzoek en het formuleren van een
fysiotherapeutische diagnose. · Tijdens het fysiotherapeutisch onderzoek objectiveert de fysiotherapeut de
aard en de ernst van de functioneringsproblemen van de patiënt. Tijdens het fysiotherapeutisch onderzoek
verricht de fysiotherapeut diagnostische verrichtingen.
Fase 3 Behandelplan: De derde fase van het klinisch redeneren betreft de formulering van het behandelplan.
In samenspraak met de patiënt wordt een behandelplan opgesteld. De behandeling wordt in het
behandelplan omschreven, als geheugensteun en ten behoeve van de overdracht van gegevens aan derden.
Tijdens de behandeling verricht de fysiotherapeut fysiotherapeutische verrichtingen.
Fase 4 Behandeling: Tijdens de vierde fase van het klinisch redeneren gaat het om het behandelen zelf. Van
elk fysiotherapeut-patiëntcontact noteert de fysiotherapeut de relevante behandelgegevens als
behandeljournaal of verwijst naar de geplande fysiotherapeutische verrichtingen in het behandelplan. Deze
gegevens worden vastgelegd in journaalregels volgens de SOAP (subjectief, objectief, analyse en plan)
systematiek.
Fase 5 Eindevaluatie (indien patiënt aanwezig): Tijdens de vijfde fase van het klinisch redeneren gaat het om
de evaluatie van de fysiotherapeutische behandeling als geheel. Met andere woorden, de evaluatie bij de
beëindiging van de behandelepisode. Bij de evaluatie gaat het om de beoordeling van zowel het
behandelresultaat als het behandelproces, volgens de patiënt en volgens de fysiotherapeut. Omdat de
evaluatie van het behandelresultaat in de praktijk niet altijd in samenspraak met de patiënt plaatsvindt.
Kunnen de dossiergegevens uit deze fase alleen genoteerd worden als de patiënt niet aanwezig is. Is de
patiënt echter aanwezig, dan is de evaluatie met de patiënt verplicht
Je beschrijft de functie van de anamnese, het onderzoek, fysiotherapeutische diagnose en het
therapieplan binnen het fysiotherapeutisch handelen
Anamnese: door een vraaggesprek ook wel de anamnese, vormt de fysiotherapeut hypothesen over het
probleem in het functioneren van de patiënt en zijn belevingen hiervan. De fysiotherapeut vormt de
hypotheses dus over de beperkingen en participatieproblemen van de patiënt, over mogelijke externe
factoren en persoonlijke factoren die belemmerend kunnen zijn voor het herstel en over stoornissen die een
rol spelen in het probleem waarmee de patiënt naar de fysio komt. Op basis van de verkregen gegevens uit
de anamnese kan de fysiotherapeut zijn vroege hypothese bijstellen en samen met de nieuw geformuleerde
hypothesen tijdens het vervolg van de onderzoek toetsen.
Onderzoek: tijdens het onderzoek toets je de hypothesen over beperkingen in het bewegend functioneren,
en je toetst de hypothesen over functies. Via cyclische processen ontwikkeld er uiteindelijk een definitief
idee over de diagnose van het gezondheidsprobleem van de patiënt. De fysiotherapeut opzoek naar
waarschijnlijke relaties tussen de verschijnselen en eventueel achterliggende pathofysiologie, tussen
gevonden verschijnselen onderling en tussen de ernst van het probleem van de patiënt en de bevindingen
uit het onderzoek
Diagnose: in de diagnose legt een fysiotherapeut een beroep specifiek oordeel vast. Hij definieert wat zijn
analyse is van het gezondheidsprobleem, gezondheidstoestand en de mogelijke beïnvloedbaarheid. Dit
brengt die in relatie met de vastgelegde hulpvraag. de fysiotherapeut houdt tijdens dit proces ook rekening
met mogelijke medische of klinische diagnoses. Bij de indicatiestelling voor wel of geen fysiotherapie bepaalt
hij op basis van de diagnose en in samen spraak met de patiënt.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jaelschouwe1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.81. You're not tied to anything after your purchase.