100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Supersamenvatting psychologie $7.09   Add to cart

Summary

Supersamenvatting psychologie

 11 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvattingen onderwijsgroepen, colleges, aantekeningen en extra toevoegingen waar nodig

Preview 4 out of 68  pages

  • June 22, 2024
  • 68
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Supersamenvatting psychologie

Probleem 1
Belang van biopsychologie: laat zien dat biologische processen samen hangen met gedragingen
Neuropsychologie:
- Executieve functies (cognitieve vaardigheden)
- Hersenen en emoties, gedrag, cognitie, antisociaal gedrag (tekort in executieve functies)
- Sociale cognitie: reageren op gedrag
o Minder sociale cognitie = meer antisociaal gedrag

1. Wat zijn neuronen en neurotransmitters en wat is de relatie tussen neuropsychologie, neurotransmitters
en antisociaal gedrag?

Neuron/zenuwcel: bouwsteen van het zenuwstelsel
- Cel gespecialiseerd in informatie ontvangen, verwerken en doorgeven
- Bundeling van neuronen = zenuw
- Allemaal dezelfde structuur en geleiden signalen ook hetzelfde
- Plasticiteit: neuronen, zenuwstelsel en hersenen hebben de capaciteit om te veranderen of te modificeren
obv ervaringen

3 groepen
- Sensorische neuronen:
o Geleiden alleen signalen vanuit zintuigen naar hersenen
o Sensaties van zicht, gehoor, aanraking, pijn, geur en evenwicht
- Motorische neuronen:
o Geleiden alleen signalen vanuit hersenen en ruggenmerg naar spieren, organen en klieren
o Instructies voor alle handelingen
- Schakelcellen (interneutronen):
o Voor reflexen worden schakelcellen gebruikt als tussenstap bij communicatie van sensorische en
motorische neuronen
o Kan dus signalen overbrengen van sensorische naar schakelcellen naar motorische neuronen
o Hersenen zijn eigenlijk voornamelijk schakelcellen

Onderdelen van neuronen




- Dendrieten: ontvangers, meeste signalen komen hier binnen
- Cellichaam/ soma: krijgt de signalen van de dendrieten
o Bevat chromosomen van de cel
o Bundelt impulsen van verschillende neuronen (vaak tegelijk)
 Exciteren van impulsen: aanzetten via signalen
 Inhiberen van impulsen: afremmen van signalen
 Uitkomst hiervan werkt als som: uitkomst is totale stimulatieniveau
- Myeline
o Witte, vetachtige stof die zich rondom zenuwcellen bevindt
o Bedekt uitlopers van zenuwcellen (axonen)
o Helpt bij snel en soepel vervoeren van boodschappen via zenuwbanen en beschermt deze
- Als excitatie wint-> signaal wordt verzonden via axon

, o Axon= verzendende vezel
- Axon/verzendende vezel: de lange uitloper van een zenuwcel die de informatie vanuit het cellichaam naar
de eindknopjes vervoert. De informatie verplaatst zich in de vorm van een elektrische lading.
- Synaps: microscopisch kleine spleet waardoor de communicatie tussen neuronen plaatsvindt. Synapsen
komen ook voor tussen neuronen en de spieren of klieren die ze van berichten voorzien.
- Synaptische transmissie: een microscopische opening tussen de zenuwcellen, werkt als elektrische isolator.
Deze synaptische spleet verhindert dat de lading direct van het axon naar de volgende cel springt. Om een
signaal over de synaptische spleet te geleiden moet het neuron eerst de eindkop stimuleren, deze bevindt
zich aan het uiteinde van het axon.
- Eindknop: kleine verdikking aan het uiteinde van het axon. Bevat neurotransmitters, die de boodschap van
het neuron bij stimulatie vrijlaten naar de synaps

- Actiepotentiaal: zenuwimpuls die wordt veroorzaakt door een verandering in de elektrische lading op de
celmembraan van het axon. Als het neuron ‘vuurt’, plant deze lading zich voort over het axon en zet de
eindknopjes aan tot het uitscheiden van neurotransmitters




o Rustpotentiaal: axon heeft binnen een negatieve lading en buiten een positieve lading
 Niet genoeg depolarisatie
 Drempelwaarde: is 20mV, vanaf deze waarde kan de depolarisatie niet meer worden
teruggedraaid
o Repolarisatie --> axon stuurt positieve kaliumionen naar buiten waardoor de binnenkant weer
minder positief wordt
o Uitschieten/ hyperpolarisatie --> De uitstroom van de positieve ionen komt iets trager opgang en
houdt ook iets langer aan waardoor het ladingsverschil iets uitschiet.
- Alles-of-nietsprincipe: verwijst naar het feit dat het neuron óf volledig vuurt óf helemaal niet

Neurotransmitter: inhoud uit blaasjes die vrijkomt wanneer een elektrische impuls bij de eindknop aankomt (zitten
in de synaptische blaasjes)
- Zorgt ervoor dat signaal van zenuw naar neuron komt
- Als de neurotransmitter past in receptor (soort van sleutel-slot) kan het signaal doorgegeven worden
- Heropname: wanneer transmitterstoffen het einde niet halen worden ze via de synaps onderschept en terug
opgenomen in de blaasjes
o Soorten
 Serotonine (remmend): betrokken bij regulatie van stemming, emotie, slaap
 Minder serotonine = meer antisociaal gedrag
 Dopamine (remmend en stimulerend): betrokken bij beloning en cognitie
 Meer dopamine = meer antisociaal gedrag
 GABA (remmend): opwinding en prikkelbaarheid
 Minder GABA = meer antisociaal gedrag
 Glutamaat (stimulerend): betrokken bij geheugen en leren
 Meer glutamaat = meer antisociaal gedrag
 Alcohol belemmert glutamaat: je maakt of helemaal niet aan / je maakt wel aan
maar er zijn geen receptoren

Connectie met antisociaal gedrag: verstoring van evenwicht in neurotransmitters kan zorgen voor stoornissen

,Gliacellen: leveren ondersteuningsstructuur voor neuronen & helpen ook nieuwe synapsen te vormen
- Vormen myelineschede: beschermt de cel, versnelt geleiding van impulsen langs axon
o Als deze wordt aangetast: motorische en sensorische stoornissen of verslechtering van cognitie
- Beschermen neuronen en helpen neurale boodschappen doorgeven

Er is een significant verband gevonden tussen een verlaagde serotonineconcentratie in het lichaam en hersenen en
verhoogde agressie. Ook is een verlaagde concentratie serotonine-metaboliet in de hersenvloeistof bij volwassenen
met antisociaal gedrag aangetoond. Een metaboliet is een afbraakproduct van een stof, in dit geval serotonine. Er is
een rol van serotonine bij agressie, maar er wordt ook opgemerkt dat de relatie gecompliceerd is en dat vele andere
factoren, zoals psychologische en sociale factoren, deze relatie beïnvloeden.

Verstoringen van het evenwicht van de neurotransmitters liggen ten grondslag aan bepaalde stoornissen. De meeste
geneesmiddelen die worden gebruikt om psychische stoornissen te behandelen werken als neurotransmitters of
beïnvloeden het effect van neurotransmitters op zenuwcellen.
- Agonisten -> stoffen die neurotransmitters stimuleren of hun werking nabootsen
- Antagonisten -> stoffen die de effecten van neurotransmitters dempen of remmen

In de neuropsychologie wordt de relatie bestudeerd tussen enerzijds de werking van de hersenen en anderzijds
cognitie, emotie, waarneming en gedrag. In het kader hiervan worden onder andere ‘executieve functies’ gemeten.
Dit zijn complexe cognitieve vaardigheden die betrokken zijn bij het beheersen en reguleren van doelgericht
handelen. Uit onderzoek blijkt dat bij mensen met antisociaal gedrag over het algemeen tekorten in executieve
functies worden gevonden.
Ook wordt er veel onderzoek gedaan naar de relatie tussen antisociaal gedrag en ‘sociale cognitie’. Sociale cognitie
heeft betrekking op het begrijpen van andermans gedrag en het adequeaat reageren in sociale situaties. Uit
literatuur blijkt dat individuen met antisociaal gedrag over het algemeen een verminderde sociale cognitie hebben.
In veel onderzoeken komt naar voren dat er een verband is tussen een verlaagde serotonine (neurotransmitter,
verantwoordelijk voor stemming) concentratie in het lichaam en antisociaal gedrag. Deze bevindingen zijn echter
gecompliceerd en inconsistent.

In het kort
- Signaal
o Neuron
 Dendrieten -> axon -> axon terminaal -> synaps -> synaptische transmissie -> andere
dendriet

2. Hoe werken hormonen en wat is de relatie tussen bepaalde hormonen en antisociaal gedrag?

Het hormoonstelsel/ endocriene stelsel is langzaam. Stuurt vervolgsignalen via bloedbaan.
- Ondersteunt en onderhoudt eerste reactie vanuit zenuwstelsel.
- Gebruiken hormonen (chemische signaalstoffen)
- Communicatiekanaal tussen klieren van hormoonstelsel en doelorganen

Hormonen
- Signalen die van invloed zijn op lichaamsfuncties, gedragingen en emoties
- Redelijk dezelfde rol als neurotransmitters
- Chemische stof

Hypofyse: belangrijkste hormoonklier
- Toezicht op hormoonreacties
o Geeft hormonen af aan bloedbaan waardoor deze bij andere hormoonklier komen
- Reageert op hypothalamus (kern waaraan hij is vastgehecht)

Cortisol en antisociaal gedrag: het hormoon cortisol (het stresshormoon) wordt van nature vooral aangemaakt in
situaties waar spanning en stress een rol spelen. Hoe ernstiger het externaliserend probleemgedrag is, des te lager
het cortisolniveau in rust is. Er is een relatie tussen een laag cortisolniveau en sensatiezoeken, verminderde
gevoeligheid voor straf en agressief gedrag bij kinderen, jongeren en volwassenen. Er ook bewijs voor een relatie

, tussen psychopathische en ongevoelige/emotieloze kenmerken en lage cortisolconcentraties bij jongeren. Er is
echter ook bewijs voor juist een verhoogd cortisolniveau in relatie tot agressief gedrag. Al met al zouden we kunnen
concluderen dat de afgifte van cortisol bij individuen met antisociaal gedrag uit balans is.
- Let op: zwak verband!

Testosteron en antisociaal gedrag: de samenhang tussen testosteron en antisociaal gedrag bij jonge kinderen (3 tot
12 jaar) is zwak, maar dat het verband wordt duidelijker naarmate de kinderen ouder zijn.
- Sterk verband wanneer cortisol en testosteron samen bekeken worden
- Toxic mix: laag cortisol en hoog testosteron (meer antisociaal gedrag)

Naast cortisol en testosteron zijn er meer hormonen, zoals oxytocine en alpha-amylase, die in verband worden
gebracht met antisociaal gedrag.

Oxytocine:
- Als deze lager is, meer antisociaal gedrag
- Oxytocine zorgt bij vrouwen voor meer kalmte (probleem 6), dus meer oxytocine is minder kans op
antisociaal gedrag

Alpha-amylase:
- Lage alpha in combinatie met laag cortisol-> antisociaal gedrag

- Crisissituatie:
o Sympatisch zenuwstelsel en hormonen worden geactiveerd  hormonen maken af wat het
sympatisch zenuwstelsel begint
- Reguleren:
o Hypofyse: ‘hoofdklier’, produceert hormonen die de afscheiding van alle andere endocriene klieren
beïnvloeden en groeihormonen. De hypofyse ontvangt opdrachten van een naburige structuur in de
hersenen, de hypothalamus.

Vasopressine speelt een belangrijke rol in sociaal gedrag en voornamelijk bij mannelijke agressie, dominantie en
status. Onderzoek laat zien dat er een duidelijke relatie is tussen vasopressine en agressief gedrag bij diersoorten en
dat er bij mensen wellicht ook een relatie bestaat tussen vasopressine en crimineel gedrag. Het hormoon DHEA is
een soort voorproduct van testosteron. Verhoogde waarden van een vrom van DHEA, blijken voor te komen bij
kinderen en adolescenten met conduct disorder, maar de relatie tussen dit hormoon en antisociaal gedrag is nog
niet duidelijk.


3. Wat is het zenuwstelsel en wat is de relatie tussen hartslag en huidgeleiding en antisociaal gedrag?

Het zenuwstelsel reageert snel. Het stuurt berichten in prikkels van elektrische energie en chemische stoffen, die
door het lichaam gaan.
- Vaak in noodsituaties als eerste reactienetwerk
- Het geleidt impulsen-> zorgt voor versnelling van de hartslag en spieren worden aangespannen
- Complexe en onderling verbonden eenheid

Hormoonstelsel en zenuwstelsel werken altijd samen (in stresssituaties, maar ook in gelukkige momenten)

Waarom belangrijk?
- Twee stelsels zijn de basis voor gedachten, emoties en gedragingen
- Effecten van caffeine, alcohol en drugs

Centrale zenuwstelsel:
- Hersenen
o Belangrijke beslissingen maken, coordineren van lichaamsfuncties etc
- Ruggenmerg
o Ondersteunend (neurale kabel)-> verbindt hersenen met perfere sensorische en motorische
systemen

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller emmabuijs2. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.09. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

83750 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.09
  • (0)
  Add to cart