Deze samenvatting van het vak Economie, gegeven door prof Jan Bouckaert, bevat alle leerstof van de hoofdstukken bevraagd op het examen. Deze samenvatting was voor mij voldoende om te slagen op het examen, naast het inoefenen van de oefeningen natuurlijk.
Het economisch probleem
Economie gaat na hoe beslissingsmakers keuzes maken en wat daarvan de private en maatschappelijke
gevolgen zijn.
3 beheersproblemen:
- Volledige aanwending van de schaarse middelen (stabilisatieprobleem)
- Allocatie van de schaarse middelen (allocatieprobleem)
- Distributie van de economische goederen tussen economische subjecten (verdelingsprobleem)
Micro-economie bestudeert gedrag van economische agenten (consumenten, producenten).
Macro-economie bestudeert invloed van stabilisatie- en allocatieprobleem van arbeid en kapitaal op de
werking van een economie.
Productiefactoren - Technologische vooruitgang (T)
- Kapitaal (K)
- Arbeid (L) De productiefunctie: X = f(L, N, K)
o Marginaal product: neemt af De opportuniteitskost: Δgoed1 / Δgoed2
- Natuur (N) - Voorbeeld: Δ graan / Δ kleding = -2 wil
- Ondernemersinitiatief zeggen = elke eenheid kleding brengt
minder graan op.
De productiecurve: toont aan welke combinaties goederen de economie kan produceren. Wat niet en wel
economisch haalbaar is. Toont ook: schaarste, opportuniteitskost, keuzeprobleem.
Twee beheersproblemen hier van toepassing:
- Volledige aanwending
- Allocatie van middelen
Marktmechanisme vs centrale planning
Centraal geleide economie
- Overheid stelt plan op voor inputs en outputs
- Problemen: informatie, motivatie, rantsoenering
Markteconomie
- De markt werkt op basis van beslissingen consumenten en producenten
- Rol van prijsmechanisme
- Problemen: stabilisatie (werkloosheid), distributie (inkomensongelijkheid), allocatie (monopolies)
Gemengde economie
- Markteconomie met overheidsinterventie
Hoofdstuk 2: het marktmechanisme
Markt: waar vragers en aanbieders elkaar ontmoeten.
Voorwaarden voor zuivere mededingen
- Homogene goederen (perfecte substituten)
- Aantal potentiële kopers en aanbieders is zeer groot (markt-atomisme)
- Vrije toe- en uittreding
- Marktdeelnemers hebben alle informatie (markttransparantie)
Vraag
,De vraagfunctie beschouwt het effect van prijs op de vraag naar het goed (ceteris paribus). Er is een
negatief verband tussen xv en p.
- Verschuiving langs de vraagcurve: prijswijziging.
- Verschuiving van de vraagcurve: andere determinanten.
De functie: xv = xv(px, y, u, pz, pw, …, n, a)
- xv = de gevraagde hoeveelheid - pz, pw = prijzen van andere goederen
- px = de prijs van het goed - n = het aantal consumenten
- y = inkomen - a = andere factoren
- u = voorkeur
Lineaire vraagcurve: xv = a – bp Loglineaire vraagcurve:
Aanbod
De aanbodsfunctie beschouwt het effect van prijs op het aanbod naar het goed (ceteris paribus). Er is een
positief verband tussen xa en p.
- Verschuiving langs de aanbodcurve: prijswijziging.
- Verschuiving van de aanbodcurve: andere determinanten.
De functie: xa = xa(px, r, w, pz, pw, …, t, n, a)
- Xa = de aangeboden hoeveelheid - t = technologie
- px = de prijs van het goed - n = het aantal producenten
- r, w = prijzen van productiefactoren - a = andere factoren
- pz, pw = prijzen van andere goederen
Het marktevenwicht
Evenwicht in het punt e waar xv(p) = xa(p), met een evenwichtsprijs p en evenwichtshoeveelheid x.
Comparatieve statica: veranderingen in het marktevenwicht.
- Stijging van de vraag (bv bij inkomensstijging)
- Stijging van het aanbod (bv bij technologische vooruitgang)
- Stijging van de vraag en het aanbod (bv bloemen bij valentijn)
- Daling van de vraag en stijging van het aanbod
Voorbeeld: E = -2 wanneer prijs met 1% stijgt, daalt vraag met 2%.
Kleine prijswijzigingen puntelasticiteit
Iso-elastische vraagcurve: constante prijselasticiteit in elk punt (bij loglineaire vraagcurves):
Is bèta = 1, dan is de vraagcurve unitair elastisch. Bij alfa = 100 en xv =
100/p
Perfect prijselastisch: E = ∞, curve is horizontaal.
Perfect prijsinelastisch: E = 0, curve is verticaal.
Leiden we de uitgaven af via de kettingregel, krijgen we dit als resultaat:
,Fallacy of composition: een kleine daling in aanbod bij een inelastische vraag, heeft een grotere prijsstijging
dan een grote daling in aanbod bij een elastische vraag.
Determinanten van Evp :
- Beschikbaarheid substituten - Het prijskaartje
o Melk: inelastisch o Lucifers: inelastisch
o Vlees: elastisch o Auto’s: elastisch
- Wat voor goed het is (noodzakelijk of luxe - Tijdhorizon
goed) o Korte termijn: inelastisch
o Voeding: inelastisch o Lange termijn: elastisch
o Merkkleding: elastisch
Prijselasticiteit AANBOD
De formule:
Een getal tussen 0 en ∞.
Bij kleine prijsveranderingen:
Elastisch (∞): de hoeveelheid neemt meer toe dan de prijs.
- Meer elastisch wanneer productiefactoren flexibeler worden. Voorbeeld: geneesmiddelen uitvinden
is tijdsintensief, dus op korte termijn wordt het aanbod niet elastischer.
Inelastisch (0): de hoeveelheid neemt minder toe dan de prijs.
Kruiselingse elasticiteit
Met hoeveel % verandert de vraag naar goed i, als de prijs van goed j stijgt met 1%?
- Bij substituten: positief
- Bij complementen: negatief
- Bij onafhankelijke goederen: nul
Inkomenselasticiteit
Met hoeveel % verandert de vraag, als het inkomen van de consumenten stijgt met 1%?
- Bij inferieure goederen: -∞ < E < 0
- Bij normale goederen: 0 < E < 1
- Bij luxe goederen: 1 < E < +∞
Overheidsinterventies
De overheid kan minimum- en maximumprijzen invoeren.
Minimum voor: Maximum voor:
- Motivatie - Motivatie
- Aanbodoverschot - Aanbodtekort
- Bv: lonen - Bv: brood, benzine
, Indirecte prijsinterventies zijn een andere bron van overheidsinkomsten/kosten.
- Indirecte belastingen aan/ontmoedigen consumptie.
o Producenten hebben minder winst, consumenten moeten meer betalen. De hoeveelheden
en prijzen zullen door het marktmechanisme veranderen.
Bij prijsgevoelige vraag zal de belasting voornamelijk door de producent betaalt
worden.
Bij prijsongevoelige vraag zal de belasting voornamelijk door de consument betaalt
worden.
o Accijnzen: constante belastingen per product
o Ad valorem: %-belasting op productwaarde
o Voorbeeld: fruit, vet-taks
- Subsidies zijn een kost voor de overheid. Ze stimuleren productie en consumptie. Het zijn negatieve
belastingen.
Eerste grafiek: prijsverhoging, regressief beleid.
Tweede grafiek: prijsverlaging, preventief beleid.
Hoofdstuk 3: consumentengedrag en de afleiding van de vraag
Consumentengedrag
Klassieke economen (18e en 19e eeuw) zien het totaal nut van een goed als de waarde van het goed. Latere
economen (19e en 20e eeuw) zien het marginaal nut van een goed als de waarde van het goed: het nut van
de laatste consumptie-eenheid bepaalt de vraag naar en waarde van een goed.
1e wet van Gossen: het marginaal nut van een goed daalt naarmate de consumptie ervan stijgt.
Marshall zegt: consumenten nemen beslissingen op basis van preferenties en budgettaire restricties.
2e wet van Gossen: de consument zal hun nut maximaliseren door elke laatste cent te besteden.
Voorkeur van de consument
Indifferentiecurve: geeft de preferenties van de consument weer voor twee goederen. Het geeft
goederenbundels weer met eenzelfde nut u. Heeft een dalend verloop en is convex t.o.v. de oorsprong. Via
de substitutieverhouding kan je berekenen hoeveel de consument van goed x2 wil opgeven voor 1 extra
eenheid van goed x1.
Nutsfunctie: relatie tussen hoeveelheden van goederen en het totale nut verkregen door het consumeren
ervan. De functie: Marginale substitutiegraad (helling in een punt in de curve):
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller helenakwaspen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.55. You're not tied to anything after your purchase.