1. Een zonula occludens-verbinding wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van:
• Claudine en occludine eiwitten die verbonden zijn aan intermediaire filamenten.
• Integrine eiwitten die verbonden zijn aan microfilamenten.
• Integrine eiwitten die verbonden zijn aan intermediaire filamenten.
• Claudine en occludine eiwitten die verbonden zijn aan microfilamenten.
2. Welke bewering in verband met het plasmamembraan is niet correct?
• De vorming van de bilipidenlaag vereist geen energie.
• De bilipidenlaag laat een vrije diffusie van vetoplosbare moleculen toe.
• Koolhydraten zijn overvloedig aanwezig aan de intracellulaire zijde van de membraan.
• Transmembranaire proteïnes bevatten zowel hydrofobe als hydrofiele componenten.
3. Een maagzweer kan veroorzaakt worden door het slecht functioneren van:
• Cilindrische cellen met microvilli.
• Slijmbekercellen.
• Slijmnapcellen.
• Cilindrische cellen met trilharen.
4. Koolstofpartikels, geïnjecteerd in losmazig collageen bindweefsel, worden bijna
onmiddellijk "aangevallen" door:
• Fibrocyten
• Fibroblasten
• Mastcellen
• Histiocyten
5. Welke bewering in verband met plasmacellen is juist?
• Plasmacellen bevatten een goed ontwikkeld GER.
• Plasmacellen ontstaan uit T-lymfocyten.
• Plasmacellen bevatten een centraal gelokaliseerde nucleus.
• Plasmacellen produceren antistoffen.
6. Satellietcellen zorgen voor de regeneratie van:
• Dwarsgestreept spierweefsel
• Hartspierweefsel
• Glad spierweefsel
• Geen van de bovenvermelde weefsels
J.V.P.
, 7. Welke uitspraak geldt zowel voor gliacellen als voor neuronen?
• Zij zijn beiden niet in staat tot mitotische deling bij volwassen individuen.
• Zij maken beiden synaptische verbindingen.
• Geen van de hier vermelde uitspraken geldt zowel voor gliacellen als voor neuronen.
• Zij hebben beiden een exciteerbare membraan.
8. Stel dat we in een gemyeliniseerde zenuwvezel de verschillende Schwanncellen
vervangen door één lange Schwanncel. Wat zou volgens u het effect zijn?
• Het axon zal degenereren omdat de voeding in het gedrang komt.
• De prikkelgeleiding zal versneld worden omdat de verschillende knopen van Ranvier niet
meer overbrugd moeten worden.
• De prikkelgeleiding zal vertraagd of volledig geïnhibreerd worden omdat de omkering van
de membraanpotentiaal belemmerd wordt.
• Dit zal geen effect hebben op de voeding van het axon, noch op de prikkelgeleiding.
9. Welke cel kan een mitotische deling ondergaan?
• Een reticulocyt
• Een mature basofiele granulocyt
• Een metamyelocyt
• Een basofiele rubricyt
10. Stel dat we met behulp van genetische manipulatie epitheelcellen van de huid
maken die geen cadherines kunnen produceren. Welke gevolgen verwacht u?
Cadherine bevindt zich in desmosomen (= macula adherens) en deze bevinden zich het meest in
het stratum spinosum.
• De intercellulaire communicatie ter hoogte van het epitheel zal verminderen.
• Het epitheel van de huid blijft even stevig maar zal permeabel worden voor water.
• Het epitheel van de huid zal losscheuren ter hoogte van het stratum spinosum.
• Het epitheel van de huid zal losscheuren ter hoogte van de basaalmembraan.
11. Eiwitten, gesynthetiseerd door cytoplasmatische polyribosomen…
• Worden vrijgesteld in het cytoplasma en kunnen ook getransporteerd worden naar
peroxisomen. (Alle peroximale eiwitten worden geproduceerd door intracytoplasmatische ribosomen).
• Worden enkel gesecreteerd.
• Worden enkel vrijgesteld in het cytoplasma en niet gesecreteerd.
• Worden als transmembranaire eiwitten geïncorporeerd in de celmembraan.
• Worden niet in het cytoplasma vrijgesteld.
12. Peroxisomen…
• Zijn zelf-delende organellen (of kunnen ontstaan vanuit precursor membranen die afgesnoerd zijn v/h ER).
• Produceren moleculaire zuurstof als resultaat van oxidatiereacties. (Ze gebruiken zuurstof, maken
dit niet aan).
• Zijn enkel aanwezig in lever- en niercellen. (De grote zijn daar voornamelijk aanwezig, kleine zijn ook
aanwezig in cellen van de spijsverteringstractus, eosinofielen & steroidproducerende cellen).
• Zijn omgeven door een dubbele membraan.
J.V.P.
, 13. Het retinoblastomagen…
• Is een anti-proliferatiegen dat een rol speelt bij de uitwendige controle van de celcyclus.
• Is een proliferatiegen dat een rol speelt bij de uitwendige controle van de celcyclus.
• Is een anti-proliferatiegen dat een rol speelt bij de inwendige controle van de celcyclus.
• Is een proliferatiegen dat een rol speelt bij de inwendige controle van de celcyclus.
14. Bij een studie van long- en darmtumoren blijkt dat in ongeveer 50% van de
tumoren de tumorcellen één bepaald eiwit dat bindt aan de Fas-ligand,
overmatig produceren en secreteren. Kan deze overexpressie een rol spelen bij
de overleving van de tumorcellen?
• Neen, want de Fas-ligand speelt geen rol bij de celdeling van de tumorcellen.
• Ja, want door binding aan de Fas-ligand worden proliferatiegenen geactiveerd waarbij de
tumorcellen excessief gaan delen.
• Ja, want op die manier kan de Fas-ligand van bijvoorbeeld cytotoxische T-lymfocyten
gebonden worden waardoor deze de Fas-receptor van de tumorcellen niet meer kan
activeren.
• Dit gesecreteerde proteïne zal binden op de Fas-receptor van naburige normale cellen
waardoor deze zullen afsterven, het speelt dus geen rol bij de overleving van de tumorcellen
zelf.
15. Bij immunohistochemie wordt gebruik gemaakt van…
(antistof = antilichaam ↔ antigen)
• Gemerkte antigenen die binden op antistoffen van de weefselcoupe.
• Antigenen die binden op gemerkte antistoffen van de weefselcoupe.
• Antistoffen die binden op gemerkte antigenen van de weefselcoupe.
• Gemerkte antistoffen die binden op antigenen van de weefselcoupe.
16. De vacuole van een witte adipocyt is:
• Vimentine en niet membraan omgeven.
• Vimentine en membraan omgeven.
• Desmine en niet membraan omgeven.
• Desmine en membraan omgeven.
17. Door wat wordt een structuur omringt dat niet aan de buitenwereld reikt?
• Mesotheel
• Endotheel (bloedvat)
• Mucus slijmnap
• Mucus
18. Welke is juist?
• Dendrieten zijn lichtmicroscopisch waarneembaar.
• Substantie van Nissl komt voor in de dendriet.
J.V.P.
, 19. Wat komt er voor in de lacunae wand?
• Osteoblast
• Osteocyt
• Osteoclast
21. Welke bewering is niet correct over het perichondrium?
• Perichondrium is belangrijk bij de appositionele groei (=diktegroei).
• Perichondrium is belangrijk bij de interstitiële groei (= bij lengtegroei).
• Perichondrium is belangrijk bij de vorming van chondroblast.
22. Welke structuur is het best voor de snelste prikkeloverdracht?
• Gemyeliniseerd axon en 0.2 micrometer dik.
• Gemyeliniseerd axon en 0.4 micrometer dik.
• Ongemyeliniseerd axon en 0.2 micrometer dik.
• Ongemyeliniseerd axon en 0.4 micrometer dik.
23. Vimentine is het belangrijkst bij:
• Kernenvelop
• GER
• Golgi
• Fibroblast
24. In welk stadium van de granulocyt worden de secundaire granules gevormd?
• Myeloblast
• Myelocyt
• Promyelocyt
• Metamyelocyt
25. Integrine komt voor in:
• Celmembraan
26. Als men een cel produceert die geen claudine bevat, wat voor gevolg heeft dit
dan?
• Sluitbandennetwerk blijft stevig maar kan lekken vertonen.
• Sluitbandennetwerk is minder stevig maar lekt niet.
27. Welke bewering is juist over eosinofiel?
• Macrofaag gaat chemotactische stoffen produceren die eosinofiel aantrekken.
• Eosinofiel gaat ervoor zorgen dat permeabiliteit van bloedvaten verhoogt.
• Kleine lysosomen zijn niet LM zichtbaar.
• Geen van deze antwoorden zijn juist
J.V.P.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller hoeffy. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.74. You're not tied to anything after your purchase.