1.1 – Wat is bestuursrecht?
Het openbaar bestuur treedt in verschillende hoedanigheden en op verschillende manieren op en
behartigt daarbij het algemeen belang. Wat dit laatste precies inhoudt, laat zich moeilijk definiëren.
Het heeft in elk geval te maken met de rol die het openbaar bestuur heeft in de samenleving. Het
openbaar bestuur dient de samenleving zo te besturen dat burgers en organisaties daar op een
fatsoenlijke manier met en naast elkaar kunnen leven, wonen, werken en recreëren.
Het bestuursrecht bevat regels, ook wel rechtsnormen genoemd, met betrekking tot:
De organisatie van het openbaar bestuur;
Het verlenen van bestuursbevoegdheden aan bestuursorganen;
De rechtsnormen waaraan het openbaar bestuur zich moet houden bij de uitoefening van die
bestuursbevoegdheden;
Rechtsnormen die gelden voor de burger en regels voor de handhaving ervan;
De juridische bescherming van de burger tegen het optreden van het openbaar bestuur.
In ons rechtssysteem worden rechtsregels onderscheiden in een publiekrechtelijk en een
privaatrechtelijk deel, waarbij in het eerste deel de relatie overheid-burger centraal staat. Het
openbaar bestuur kan reguleren, stimuleren, faciliteren, maar ook verbieden of beperken en het doet
dat op tal van terreinen zoals het onderwijs, de gezondheidszorg, volkshuisvesting, ruimtelijke
verordening, sociale zekerheid, belastingen en veiligheid. Het bestuursrecht behoort tot het
publiekrecht en neemt daarin naast het staatsrecht en strafrecht een steeds belangrijkere plaats in.
1.2 – Legaliteitsbeginsel en specialiteitsbeginsel
1.2.1 – Legaliteitsbeginsel
Het openbaar bestuur mag alleen als openbaar bestuur optreden als dit is vastgelegd in een wet.
Deze zogenoemde wetmatigheid van bestuur wordt het legaliteitsbeginsel genoemd.
Wetten die worden vastgesteld door de formele wetgever, dat wil zeggen door de
volksvertegenwoordiging en de regering samen, worden wet in formele zin genoemd. In de titel van
een wet in formele zin zit altijd het woord ‘wet’. Maar er zijn ook andere organen met regelgevende
bevoegdheid die regels vaststellen. Elke wet die algemeen verbindende voorschriften bevat waaraan
iedereen voor wie die wet is bedoeld gebonden is, wordt wet in materiële zin genoemd.
Omgevingsvergunning = Toestemming van het openbaar bestuur voor het uitvoeren van projecten in
de fysieke leefomgeving die zijn genoemd in art. 2.1 en 2.2 Wabo.
1.2.2 – Specialiteitsbeginsel
Tenzij de wet anders bepaalt, moet het openbaar bestuur bij alles wat het doet belangen afwegen.
Als behartiger van het algemeen belang moet het openbaar bestuur dit belang afwegen tegen de
belangen van individuele burgers. Het specialiteitsbeginsel beperkt die afweging tot het kader van de
belangen waarvoor een speciale wet is bedoeld. Het openbaar bestuur mag in de gevallen waarvoor
de wet of regeling is vastgesteld dus alleen het specifieke belang behartigen waarop die wet of
regeling zich richt.
1.3 – Bronnen van bestuursrecht
Voor het bestuursrecht zijn drie rechtsbronnen van belang:
Wet- en regelgeving en verdragen;
Jurisprudentie;
Ongeschreven recht, met name enkele algemeen beginselen van behoorlijk bestuur.
,Het openbaar bestuur is verdeeld in verschillende lagen die elk op hun beurt bestuursrechtelijke
regels kunnen vaststellen. Daarbij mag een lagere regelgeving overigens niet in strijd zijn met een
hogere. In tabel 1.1 is weergegeven hoe het bestuursrechtelijke normenstelsel hiërarchisch is
opgebouwd.
Verdragen, EU-verordening en EU-richtlijn
Verdragen zijn afspraken tussen staten. Enkele belangrijke verdragen voor het bestuursrecht zijn het
Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM), het Verdrag van de
Europese Unie (EU-Verdrag) en het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (EU-
Werkingsverdrag). Deze verdragen en Europese verordeningen hebben rechtstreekse werking, dat wil
zeggen dat de daarin opgenomen regels rechtstreeks in Nederland van toepassing zijn.
Europese richtlijnen zijn gericht tot lidstaten en hebben in beginsel geen rechtstreekse werking. De
Nederlandse of Europese rechter kan echter vaststellen dat een bepaling in een richtlijn zo
geformuleerd is dat deze wel rechtstreekse werking heeft.
Grondwet, wet in formele zin en AMvB
De Grondwet bevat, afgezien van de belangrijke grondrechten, weinig regels voor burger. Een
Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) is van lagere orde en wordt vastgesteld door de regering. Zij
bevatten hoofdzakelijk algemeen verbindende voorschriften voor burgers maar ook voor overheden,
en kennen daarnaast, net als de meeste andere regelingen, dikwijls ook bevoegdheden toe aan
organen van het openbaar bestuur.
Verordening/regeling
Ook ministeriële regelingen bevatten hoofdzakelijk algemeen verbindende voorschriften voor burgers
en kunnen daarnaast bevoegdheden toekennen aan bestuursorganen.
Hetzelfde geldt voor provinciale verordeningen, gemeentelijke verordeningen en
waterschapsverordeningen. De regels in een provinciale verordening gelden alleen voor het
grondgebied van de provincie, de regels in een gemeentelijke verordening gelden alleen binnen de
gemeentegrenzen.
Waterschapsverordeningen hebben dezelfde rang als gemeentelijke verordeningen en zijn van
toepassing op het grondgebied van het waterschap.
Beleidsregels en vergunningvoorschriften
Beleidsregels zijn eigen richtlijnen voor het opbaar bestuur en gelden alleen voor het orgaan van het
openbaar bestuur dat ze heeft vastgesteld of waarvoor ze zijn bedoeld. Vergunningvoorschriften zijn
normen die gelden in het individuele geval, namelijk voor degene aan wie de vergunning is verleend.
Vergunningvoorschriften kunnen bestaan uit rechtsnormen afkomstig van wetten en lagere
regelingen en uit regels die het bestuursorgaan dat de vergunning verleent, voorschrijft.
,Het systeem van het verlenen van de omgevingsvergunning geeft tevens een illustratie van wat
geleden normstelling wordt genoemd. Hiermee wordt bedoeld dat normen voor een bepaald geval
worden bepaald door normen in verschillende regelingen die dikwijls in een hiërarchische verhouding
tot elkaar staan. Gelede normstelling komt in het bestuursrecht veel voor en ontstaat doordat de
diverse organen van het openbaar bestuur elk op hun eigen niveau normen kunnen of moeten
stellen.
1.4 – Algemeen en bijzonder bestuursrecht
Het algemene bestuursrecht bevat regels die op alle terreinen van het bestuurlijk optreden van
toepassing zijn. Dit zijn bijvoorbeeld regels voor de toekenning van bestuursbevoegdheden aan
bestuursorganen en voor de handhaving van rechtsnormen en besluiten.
Het bijzonder bestuursrecht bevat regels die speciaal zijn opgesteld voor de bijzonder gebieden
waarop het openbaarbestuur actief is. Het kan daarbij gaan om ordenende overheidstaken zoals
politie, defensie, waterstaat, milieubeheer, ruimtelijke ordening en economische ordening.
Op elk terrein van het bijzonder bestuursrecht bestaan talrijke regelingen die de inhoud van rechten,
plichten en bevoegdheden bepalen of regels voor procedures die gevolgd moeten worden. De
wetgever probeert om in deze bestuursrechtelijke verscheidenheid enige eenheid en samenhang te
brengen met zogenoemde coördinatiewetgeving. In een coördinatiewet worden bepalingen die in alle
regelingen op een bepaald gebied van het bestuursrecht voorkomen bij elkaar gebracht.
1.5 – De Algemene wet bestuursrecht
1.5.1 – de Awb
In de Awb zijn algemene regels opgenomen die van toepassing zijn op het hele bestuursrecht en in
beginsel op elke bestuurstaak. De basis voor de Awb is gelegen in art. 107 lid 2 Gw, dat aan de
wetgever de opdracht geeft om een wet te maken met algemene regels van het bestuursrecht, met
als doel:
Het bevorderen van eenheid binnen de bestuursrechtelijke wetgeving;
De vereenvoudiging van bestuursrechtelijke wetgeving;
Het opnemen in de wet van ontwikkelingen in de bestuursrechtelijke rechtspraak;
Het treffen van algemene voorzieningen voor onderwerpen die zich niet lenen voor regeling
in een bijzondere wet.
De Awb is een aanbouwwet die in vier fasen (tranches) tot stand is gekomen door er steeds meer
inhoudelijke onderdelen aan toe te voegen.
De indeling van de Awb toont al een van haar belangrijkste kenmerken: de gelaagde structuur.
Daarmee wordt bedoeld dat de wet is opgebouwd uit verschillende lagen, waarbij telkens eerde
algemene bepalingen worden benoemd en daarna de bepalingen voor de meer bijzondere gevallen
1.5.2 – Relatie tot het bijzonder bestuursrecht
De regels van het algemeen bestuursrecht zijn in beginsel steeds van toepassing op die van het
bijzonder bestuursrecht. De algemeen regel voor de zorgvuldige voorbereiding van besluiten geldt
voor alle besluiten in het bijzonder bestuursrecht. In de Awb zijn echter (nog) niet alle
gemeenschappelijke regels opgenomen. Ook brengt de dynamiek van het bestuursrecht met zich
mee dat er steeds nieuwe algemene regels worden ontwikkeld.
,Hoofdstuk 2 – Spelers in het veld van het bestuursrecht
2.1 – Organisatie van het openbaar bestuur
2.1.1 – Overheidsorganisaties
Er zijn twee soorten overheidsorganisaties: openbare lichamen en publiekrechtelijk vormgegeven
zelfstandige bestuursorganen.
Openbare lichamen
De Nederlandse rechtsstaat is een gedecentraliseerde eenheidsstaat. Dat wil zeggen dat de centrale
overheid een deel van haar taken zelf uitvoert en een ander deel heeft overgedragen aan legere
overheden die deze taken met eigen bevoegdheden en op eigen gezag uitvoeren. Deze
overheidsorganisaties heten openbare lichamen. In de Grondwet worden vier openbare lichamen
genoemd: de staat, de provincies, de gemeenten en de waterschappen. Deze openbare lichamen
vormen het openbaar bestuur voor het grondgebied of taakgebied waarvoor zij zijn ingesteld. Zij
worden territoriale of functionele openbare lichamen genoemd. Daarnaast kunnen volgens art. 134
Gw in een bijzonder wet nog andere openbare lichamen worden ingesteld, namelijk openbare
lichamen voor beroep en bedrijf en andere openbare lichamen. Ook deze openbare lichamen maken
deel uit van de overheid. Hun taken zijn gericht op bepaalde beroepen of ondernemingen of op een
bijzonder bestuurlijk gebied.
Art. 2:1 BW kent aan openbare lichamen rechtspersoonlijkheid toe. Openbare lichamen zijn dus
rechtspersonen die ‘krachtens publiekrecht’, dat wil zeggen door een wet of lagere regeling, zijn
ingesteld. Door deze juridische constructie kunnen openbare lichamen, net als personen, feitelijke
handelingen en rechtshandelingen verrichten. Rechtshandelingen zijn gericht op rechtsgevolg
waardoor er rechten of plichten ontstaan of worden gewijzigd.
Openbare lichamen zijn dus publiekrechtelijke rechtspersonen met organen die zelfstandig
(rechts)handelingen kunnen verrichten. Zij worden in de praktijk vertegenwoordigd door personen
die daartoe bevoegd zijn en de feitelijke handelingen kunnen uitvoeren.
Op 10 oktober 2010 zijn drie openbare lichamen ingesteld in de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint
Eustatius en Saba. Deze drie zogenoemde BES-eilanden waren vroeger koloniën van Nederland en zijn
nu een soort gemeenten buiten Nederland in de vorm van openbare lichamen op grond van art. 134
Gw.
Zelfstandige publiekrechtelijke rechtspersonen
De hoeveelheid overheidstaken is zo groot en ingewikkeld dat de overheid voor specifieke taken op
centraal niveau regelmatig nieuwe overheidsorganisaties in het leven roept. Behalve de hiervoor
genoemde openbare lichamen zijn er daarom nog honderden andere zelfstandige publiekrechtelijke
rechtspersonen. Zij zijn zelfstandig omdat ze wel tot de overheidsorganisatie behoren, maar geen
organen zijn van de traditionele openbare lichamen.
2.1.2 – Organisaties/personen buiten de overheid met bestuurstaken
We maken het raamwerk van het openbaar bestuur compleet met een groep vertegenwoordigers van
het openbaar bestuur die niet tot de overheid behoren, maar wel zelfstandig bestuurstaken kunnen
uitvoeren. Deze privaatrechtelijke organisaties of personen worden aangewezen door de regering of
door een minister om een bepaalde bestuurstaak uit te voeren.
,2.2 – Bestuursorgaan
2.2.1 – Het begrip bestuursorgaan
Een van de centrale begrippen in het bestuursrecht is het bestuursorgaan. Daarom opent art. 1:1 lid 1
Awb met een definitie van dit begrip
Onder bestuursorgaan worden verstaan:
a. een orgaan van een rechtspersoon ie krachtens publiekrecht is ingesteld, of
b. een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.
Het instellen krachtens publiekrecht en het bekleden met openbaar gezag moet in beginsel in een
wet of lagere regeling gebeuren. Naar de onderverdeling in dit artikel spreken we van a-organen en b-
organen.
2.2.2 – A-organen
Organen van openbare lichamen
Alle organen van de staat, de provincies, de gemeenten, de waterschappen en de andere openbare
lichamen zijn a-organen. De regering, de ministerraad, de ministers en de staatssecretarissen zijn
bestuursorganen die behoren tot het openbaar lichaam ‘staat’. Ministers en hun staatssecretarissen
zijn op centraal niveau verreweg de belangrijkste bestuursorganen. Er kunnen echter op centraal
niveau ook speciale diensten of inspecties in het leven worden geroepen die zelfstandig, maar onder
gezag van de minister of een staatssecretaris, overheidstaken uitvoeren.
Als bestuursorgaan staat de ambtenaar in hiërarchische verhouding tot een ander orgaan van het
openbaar lichaam waarbinnen hij is benoemd. Feitelijk is het beter om te spreken van ambten, want
het is niet de persoon die het bestuursorgaan is, maar de functie oftewel het ambt dat hij bekleedt.
Het spreiden van overheidstaken binnen hetzelfde overheidsniveau over verschillende diensten,
inspecties en ambten van de overheid wordt deconcentratie genoemd.
Bestuursorganen van de provincie zijn de organen in art. 6 van de Provinciewet: Provinciale Staten,
Gedeputeerde Staten en de Commissaris van de Koning.
Bij de gemeentelijke bestuursorganen is eenzelfde structuur te herkennen in de gemeenteraad, het
college van Burgemeester en Wethouders en de burgemeester.
Burgers kunnen zitting nemen in wijkraden, adviescommissies of bezwaarcommissies en zo adviseren,
meebeslissen of toezicht houden op het openbaar bestuur. Omdat ook deze wijkraden en commissies
organen zijn van de openbare lichamen door wie ze zijn ingesteld, zijn ze in de jurisprudentie als a-
organen aangemerkt, tenminste voor zover de uitvoering van hun bestuurlijke taken betreft.
Publiekrechtelijke zelfstandige bestuursorganen (zbo’s)
Publiekrechtelijke zbo’s vallen officieel wel onder een minister of staatssecretaris maar deze zbo’s zijn
niet aan hen ondergeschikt. De minister of staatssecretaris heeft dus geen direct gezag over deze
zbo’s.
2.2.3 – B-organen
Bij b-organen gaat het om personen of besturen van privaatrechtelijke organisaties die geen orgaan
zijn van de overheid, maar aan wie een bepaalde bestuurstaak is toevertrouwd.
Ten slotte zijn er nog talloze privaatrechtelijke rechtspersonen, zoals stichtingen, die met openbaar
gezag zijn bekleed. Dit zijn zelfstandige bestuursorganen met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid
die geen organen zijn van de overheid, maar waaraan wel een bepaalde bestuurstaak is toegekend.
, 2.2.4 – Belang van classificatie als a-orgaan of b-orgaan
Ten eerste bezitten alleen bestuursorganen bestuursbevoegdheid op grond waarvan zij voor burgers
bindende besluiten kunnen nemen. De omvang en inhoud van dit soort bevoegdheden is vastgelegd
in diverse bijzondere wetten en regelingen. Bestuursorganen moeten zich hieraan houden.
Ten tweede gelden voor het handelen van een bestuursorgaan speciale regels van bestuursrecht die
voor een groot deel zijn vastgelegd in de Awb. Deze hebben onder andere betrekking op de
totstandkoming van besluiten en op de omgang met de burger.
A-organen zijn voor hun gehele functioneren aan de specifieke regels van bestuursrecht gebonden,
dus ook als zij privaatrechtelijke rechtshandelingen of feitelijke handelingen verrichten. Voor b-
organen geldt die gebondenheid alleen als zij openbaar gezag uitoefenen, dus als zij de specifieke
bestuurstaak uitvoeren die hen is opgedragen.
Ten derde bestaat in de meeste gevallen de mogelijkheid om bezwaar en beroep in te dienen tegen
besluiten van bestuursorganen.
2.2.5 – Bestuursorganen van de Europese Unie
De Europese Commissie bestaat uit afgevaardigden van elk land dat lid is van de Europese Unie en
oefent haar bevoegdheden uit onafhankelijk van nationale belangen. Het algemeen belang van de
Europese Unie staat voorop. De bestuurlijke taken van de Europese Commissie vloeien ofwel direct
voor uit het EU-Werkingsverdrag of worden door de Raad van ministers aan haar overgedragen. De
Raad van ministers bestaat uit de ministers van de lidstaten en stelt samen met het Europees
Parlement verordeningen vast.
2.3 – Bestuursbevoegdheid
Volgens het legaliteitsbeginsel mogen bestuursorganen alleen als bestuursorgaan handelen en
bindende besluiten nemen als daarvoor een uitdrukkelijke wettelijke basis aanwezig is.
Bestuursbevoegdheden moeten daarom worden toegekend, overgedragen of opgedragen. Dit wordt
attributie, (sub)delegatie en (onder)mandaat genoemd.
2.3.1 – Attributie
Als een wet of lagere regeling een publiekrechtelijke bevoegdheid rechtstreeks toekent aan een
bepaald bestuursorgaan, dan spreken we van attributie. Het gaat hier om een oorspronkelijke wijze
van bevoegdheidsverkrijging, dat wil zeggen een nieuwe bevoegdheid die nog niet eerder door de
regelgever in het leven was geroepen.
2.3.2 – Delegatie
Delegatie is een afgeleide wijze van bevoegdheidsverkrijging en is geregeld in Titel 10.1 van de
Algemene wet bestuursrecht. Art. 10:13 Awb verstaat onder delegatie: ‘Het overdragen door een
bestuursorgaan van zijn bevoegdheid tot het nemen van besluiten aan een ander dat deze onder
eigen verantwoordelijkheid uitoefent’. Het bestuursorgaan aan wie de bestuursbevoegdheid is
geattribueerd draagt dus een reeds bestaande bevoegdheid én de bijbehorende
verantwoordelijkheid geheel over aan een ander bestuursorgaan.
Het is mogelijk dat de delegaties op zijn beurt de aan hem gedelegeerde bevoegdheid opnieuw
overdraagt aan een ander bestuursorgaan. Dit verschijnsel heet subdelegatie.
2.3.3 – Mandaat
Mandaat is volgens art. 10:1 Awb de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te
nemen. Art. 10:2 Awb voegt daaraan toe dat een besluit dat door een gemandateerde binnen de
grenzen van zijn bevoegdheid wordt genomen, geldt als een besluit van de mandaatgever.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller IrisHulsman. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.53. You're not tied to anything after your purchase.