Leerdoelen Bio H13
13.1
LD1. Je moet kunnen aangeven dat er planteneters, vleeseters en alleseters zijn en
aan de gebitten kunnen zien welk voedsel ze eten.
Planteters hebben plooikiezen om plantencellen goed fijn te krijgen.
Vleeseters hebben knipkiezen om hun prooi te doden en te verscheuren.
alleseters hebben knobbelkiezen om eten te pletten en malen Bron4!!
LD2. Je moet weten dat plantaardig voedsel moeilijker te verteren is omdat er stevige
celwanden om de cellen zitten en dat daarom de verteringsstelsels van planteneters
langer zijn
Bron5 en2
LD3 Je moet weten waarvoor dieren de energie uit hun voedsel gebruiken.
Bewegen, lichaam op Temp houden, Produceren van nieuwe cellen, voor wat
lichaam uitgaat(poepen en urine)
LD4. Je moet weten hoe je een energiebalans kan aflezen en toepassen op
verschillende situaties.
Bron8
LD5 Je moet weten dat planten in cellen met bladgroen met behulp van zonlicht
eigen energierijke stoffen en zuurstof maken.
licht
Fotosynthese; koolstofdioxide en water -- glucose en zuurstof
LD6 Je moet weten dat planten glucose maken en vanuit glucose weer andere
voedingsstoffen kunnen maken (assimilatie) en wat de functies zijn van deze stoffen
Zetmeel= reservevoedsel voor planten, slaan ze op in wortels.
Vetten= reservevoedsel voor planten, opgeslagen in zaden zoals pindas en
zonnebloempitten.
Eiwitten= bouwstoffen, planten hebben dat nodig voor groei, daarvoor glucose en
mineralen nodig.
Vitaminen= beschermende stoffen, om te blijven leven.
LD7 Je moet weten dat planten de energierijke stoffen die in de groene delen zijn
gevormd via vaatbundels transporteren naar andere delen waar ze kunnen worden
gebruikt en opgeslagen. (vaatbundels zie ook LD27, paragraaf 13.3)
Bron 7 13.3
, LD8 Je moet weten dat prooidieren zichzelf beschermen tegen roofdieren door
camouflage of mimicry.
1. Planteneters hebben vaak grote oren en daarmee kunnen ze roofdieren snel
waarnemen. Prooidieren kunnen vaak ook hard rennen.
2. Camouflage
3. Afschrikken van roofdier, door bv te lijken op ander dier dat gevaarlijk
is.=mimicry
LD9 Planten beschermen zichzelf door stekels of netelharen of bittere stoffen.
Planten kunnen niet vluchten maar gebruiken scherpe punten (doorns). Of ze
hebben stoffen de dieren niet lusten.
LD10 Je moet weten hoe eencellige diertjes voedsel tot zich nemen (endocytose) en
hoe deze diertjes onverteerde resten uitscheiden (exocytose)
Eencellige diertjes hebben geen bek of huidmondjes. Om te eten vouwen ze een
deel van het celmembraan om een eencellige plantje en nemen het zo op in de cel.
Dat heet endocytose. In(endo) de cel(cyto)
Een eencellig dier geeft onverteerde resten of andere grote stoffen af door ze te
verpakken in een blaasje. Het blaasje vloeit samen met het celmembraan en de
inhoud gaat naar buiten: exocytose.
LD11. Je moet weten wat osmose en diffusie is (beide passief transport) en dat dit de
cel geen energie kost.
Diffusie= dat zuurstof en koolstofdioxide het celmembraan passeren. Kost geen
energie. Diffusie treedt op als binnen of buiten de cel een concentratieverschil is. Stof
gaat van plaats met hoge concentratie naar lage.
Osmose= dat water de cel in of uit gaat. Kost ook geen energie. Water verplaatst van
plek met lage concentratie opgeloste cellen naar hoge.
Omdat het diffusie en osmose geen energie kost is het passief transport
LD12. Je moet weten dat sommige moleculen actief het membraan passeren, dit
kost de cel energie
In celmembraan zitten ook kanalen die grote moleculen naar binnen of buiten
brengen dit kost wel energie. Actief transport.
13.2
LD13 Je moet weten waarmee insecten ademhalen en hoe deze
ademhalingsorganen werken.
Insecten halen adem met tracheeen. Tracheen zitten in hele lijf. Aan zijanten van lijf
zitten kleine gaatjes; stigmata. Door stigmata komt lucht in tracheeen. De tracheeen
zijn heel fijn vertakt at zuurstof uit de lucht bij alle cellen kunnen komen en dat
koolstofdioxide naar buiten kan uit de cellen. Door achterlijk langer en korter te
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller finndijkstra. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.77. You're not tied to anything after your purchase.