1. Hoewel kwalitatief onderzoek moeilijk precies te definiëren is, is er toch een aantal kenmerken van
te herkennen. Welk kenmerk hoort bij kwalitatief onderzoek?
a. Er worden meetinstrumenten gebruikt om helder gedefinieerde aspecten van de realiteit te
meten.
b. De verzamelde data zijn gedetailleerd, rijk en complex.
2. Er zijn verschillende ontologische posities die invloed hebben op hoe de wereld gezien en
begrepen kan worden. Welke van de volgende twee stellingen is juist?
a. Iemand stelt dat gevoelens slechts bestaan als epifenomenen. Deze positie hoort bij het
relativisme.
b. Iemand stelt dat de sociale realiteit alleen bestaat in gedeelde representaties van groepen en
mensen in dezelfde context. Deze positie hoort bij het collectief realisme.
3. Naast het positivisme worden verschillende stromingen beschreven in ‘Qualitative Research
Practice’. Welke van de volgende twee stellingen is juist?
a. Iemand stelt dat onderzoek werkt via het toepassen van deductieve logica, het formuleren en
toetsen van hypothesen en dat de realiteit bij benadering in kaart te brengen is. Dat is een
constructivistische uitspraak.
b. Iemand stelt dat onderzoek werkt via inductieve logica, dat het doen van onderzoek geen
invloed heeft op de realiteit en dat die realiteit helemaal accuraat in kaart te brengen is. Dat is
een posivistische uitspraak.
4. Er zijn verschillende tradities en benaderingen binnen kwalitatief onderzoek. Welke stelling is juist?
a. Iemand voert een studie uit door zich onder te dompelen in een cultuur. Deze persoon gebruikt
interpretatieve fenomenologische analyse.
b. Iemand analyseert voor een studie transcripten van debatten in de Tweede Kamer om
retorische instrumenten in kaart te brengen. Deze persoon gebruikt entografie.
5. De keuze voor een bepaalde onderzoeksmethode hangt samen met het doel van het onderzoek.
Welke stelling is juist?
a. Voor een onderzoek wordt gekozen voor een kwantitatieve survey. Het doel van dit onderzoek
is het onderzoeken van een causaal verband.
b. Voor een onderzoek wordt gekozen voor een experiment. Het doel van dit onderzoek is het
onderzoeken van een causaal verband.
6. Waarin verschillen de functies van kwalitatief onderzoek ten opzichte van die van kwantitatief
onderzoek?
a. De analyse van kwalitatieve data is eenvoudiger dan die kwantitatieve data omdat de nadruk
ligt op interpretatie.
b. Kwalitatief onderzoek is geëigend als er nog onvoldoende kennis om degelijke
meetinstrumenten te ontwikkelen die in kwantitatief onderzoek gebruikt kunnen worden.
7. Wanneer is de keuze om eerst kwantitatief onderzoek uit te voeren de juiste?
a. Als men het verband tussen het uitvoeren van een gedrag dat wettelijk niet is toegestaan is en
ideeën van mensen over de wetgeving betreffende dat gedrag wil onderzoeken en vervolgens
wil bekijken hoe mensen afwegen om dat gedrag al of niet uit te voeren.
b. Als men eerst een lijst wil generen van mogelijke redenen voor het uitvoeren een gedrag waar
nog weinig over bekend is en daarna in kaart wil te brengen hoe sterk het onderschrijven van
elke reden samenhangt met andere variabelen, zoals gedrag of coping.
, 8. Voor welke onderzoeksvraag is kwalitatief onderzoek geschikt?
a. Welke factoren bepalen of iemand een elektrische auto koopt.
b. Hoe denken mensen over thenatoraxie (lichte balseming ter conservering van het lichaam na
de dood)?
9. Goede onderzoeksdoelen en –vragen moeten?
a. Ruimte laten voor interpretatie
b. Duidelijk en niet ambigue zijn.
10.Wanneer of waarvoor zijn diepte-interviews het meest geschikt?
a. Om te begrijpen wat er werkelijk gebeurt.
b. Om complexe processen en onderwerpen te begrijpen.
11.Welke aspecten wegen mee als de zinvolheid van een onderzoeksvraag voor kwalitatief onderzoek
wordt bepaald?
a. De power van de studie
b. De doelgroep die onderzocht wordt.
12.Waarvan maken ethische commissies een afweging?
a. De kwaliteit van de formulering van de hypothesen.
b. De financiele kosten van de studie.
13.Bij kwalitatief onderzoek zijn er drie aandachtspunten te onderscheiden in het kader van de
belasting door het onderzoek. Een van de drie is?
a. Of de interviewers voldoende geschoold zijn.
b. Of en hoe de opvang van interviewer(s) is geregeld.
14.Welke bewering over populaties of steekproeven is waar?
a. De omvang van een populatie is eindig.
b. Een populatie is oneindig groot.
15.Hoe komt het dat zelfs als er een willekeurige steekproeven gebruikt zouden worden bij kwalitatief
onderzoek, er nog steeds niet gegeneraliseerd zou kunnen worden?
a. Omdat in respondenten uit willekeurige steekproeven niet voor (diepte)interviews benaderd
willen worden.
b. Omdat er niet gekwantificeerd wordt.
16.Welke vragen moeten gesteld worden bij het samenstellen van een steekproef?
a. Wat zijn de kosten van het verwerven van de beoogde steekproef?
b. Wat is de beoogde populatie, of met andere woorden, zijn er in/exclusiecriteria?
17.Wat is het verschil tussen Chain Sampling en Snowballing?
a. Bij snowballing en Chain Sampling speelt de relatie tussen de uitnodigende partij en de
deelnemer geen rol.
b. Bij snowballing is de relatie tussen de uitnodigende partij en de deelnemer niet van belang, bij
Chain Sampling wel.
18.In ‘Qualitative Research Practice’ worden verschillende stadia van een interview beschreven. Wat
is een volgens de auteurs een geschikt onderwerp om een diepte-interview mee af te ronden?
a. een samenvatting geven van wat er gezegd is en vragen of dat een juiste weergave is.
b. Vragen hoe de respondent zichzelf ziet over vijf jaar.
19.Bij het ontwikkelen van topicguide is het zinvol om
a. De vragen zo compleet mogelijk uit te schrijven
b. De topicguide zo kort mogelijk te houden waardoor je flexibel kunt reageren.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller holy_diver60. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.35. You're not tied to anything after your purchase.