Recht begrepen - Socialezekerheidsrecht in kort bestek
Samenvatting van de voorgescherven stof voor het vak inleiding sociaal recht uit het boek 'socialezekerheidsrecht in kort bestek' (tweede druk). Geschreven door S.Klosse en G.J. Vonk.
De samenvatting is geschreven in het collegejaar .
,H1. Inleiding – 1.1 Sociale zekerheid: wat is dat eigenlijk?
Het Van Dale woordenboek omschrijft sociale zekerheid als ‘een toestand waarbij voor allen
de bezorgdheid voor gebrek wordt uitgesloten’. Sociale zekerheid heeft dus met
bestaanszekerheid te maken. Het dient te worden benaderd vanuit de waarden die daaraan ten
grondslag liggen. Een van de kernwaarden is solidariteit, de sterken leveren een bijdragen aan
de bescherming van de zwakkeren.
1.2 Focus in dit boek: het socialezekerheidsrecht omvat het geheel van rechtsregels dat
betrekking heeft op het verschijnsel sociale zekerheid. Rechtssystematisch bezien behoort het
socialezekerheidsrecht tot het bestuursrecht. Samen met het arbeidsrecht rekenen we het tot
het sociaal recht: het rechtsgebied waarin de bestaanszekerheid van de burger op het brede
terrein van arbeid en inkomen centraal staat. Hierin richten wij ons op die regelingen die
inkomensbescherming bieden bij het intreden van ‘sociale risico’s’ en van behoeftigheid en
die uitkeringsgerechtigden steun geven bij het vinden van werk. Onder sociale risico’s kan
het volgende worden verstaan: medische zorg, ziekte, werkloosheid, ouderdom,
arbeidsongevallen, gezinslasten, moederschap, invaliditeit en overlijden. Het risico heeft hier
vaak te maken met het wegvallen van arbeidsinkomsten of het maken van extra kosten.
Traditioneel wordt inkomensbescherming als het primaire doel van de sociale zekerheid
beschouwd, waarborgfunctie. Hiernaast heeft de sociale zekerheid een activeringsfunctie.
Die functie richt zich op het tweede onderdeel van onze definitie: het bieden van steun bij het
vinden van werk. Tegenover die steun staat dat uitkeringsgerechtigden zich voor hun re-
integratie moeten inspannen op straffe van verlaging of verlies van uitkering.
1.3 Recht op sociale zekerheid? Sociale zekerheid veronderstelt dat de gemeenschap garant
staat voor de bestaanszekerheid van haar leden. Dit impliceert een bepaalde
overheidsverantwoordelijkheid. Dit hangt samen met de erkenning van het recht op sociale
zekerheid als een sociaal grondrecht. Sociale grondrechten onderscheiden zich van klassieke
grondrechten doordat ze van de overheid een bepaalde inspanning verlangen.
1.4 Ontwikkeling van het sociale zekerheidsstelsel – 1.4.1 Opbouwfase: in 1854 kwam de
armenzorg in overheidshanden. Aan het einde van de 19de eeuw nam de overheid maatregelen
om loonarbeiders te beschermen tegen de vaak mensonterende omstandigheden waaronder zij
moesten werken. In het verlengde hiervan kwamen de eerste verplichte sociale verzekeringen
tot stand. Loonarbeiders waren voortaan van rechtswege verzekerd tegen bepaalde
arbeidsrisico’s, mits voldaan aan de door de wet gestelde voorwaarden. De eerste sociale
zekerheidswet was de Ongevallenwet (OW) van 1901. In 1919 volgde de Invaliditeitswet
(IW) en in 1930 trad de Ziektewet (ZW) in werking.
1.4.2 Uitbouwfase: Na WOII werd het stelsel snel verder uitgebreid en vernieuwd, met
bijvoorbeeld de invoering van de Werkloosheidswet (WW) in 1952 en de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) in 1967. Ook kwamen er volksverzekeringen tot
stand. De bescherming van de sociale zekerheid werd daarmee uitgebreid tot alle burgers.
Deze uitbouwfase duurde voort tot in de jaren 70 van de vorige eeuw. Toen werd het
socialezekerheidsstelsel als voltooid beschouwd.
1.4.3 Reconstructies: Vanaf de jaren 80 van de vorige eeuw is het stelsel diverse malen
ingrijpend herzien in verband met individualisering, privatisering, fraudebestrijding en
lokalisering.
1.5 Omvang van de sociale zekerheid: de uitgaven voor de sociale zekerheid belopen per
jaar ruim 150 miljard euro. Het meeste geld gaat naar de AOW, ruim 27 miljard euro.
2
, H2. Het Sociale zekerheidsstelsel
2.2 Socialezekerheidsregelingen: Het aantal socialezekerheidsregelingen is groot, daarom is
er een bepaalde selectie gemaakt waarbij de volgende risico-indeling wordt gebruikt: ziekte,
arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, ouderdom, overlijden, kinderen, medische
zorg/maatschappelijke ondersteuning en behoeftigheid. Daarbij kan onderscheid gemaakt
worden tussen sociale verzekeringen en sociale voorzieningen. De belangrijkste sociale
voorziening is de bijstandsregeling, kenmerk is onder meer dat recht en hoogte afhankelijk
zijn van de financiële middelen die iemand heeft, de ‘middelentoets’. De sociale
verzekeringen kunnen op hun beurt worden onderverdeeld in verzekeringen die zich richten
op de bescherming van werknemers (werknemersverzekeringen) en verzekeringen die zijn
bedoeld voor mensen die in Nederland wonen of loonbelasting betalen (volksverzekeringen).
Er zijn veel regelingen die zowel kenmerken hebben van sociale verzekeringen als van sociale
voorzieningen. Over de vraag wat het onderscheidende kenmerk is bestaat dan ook discussie.
Bij een zuivere toepassing van het verzekeringsbeginsel is de premie hoger naar mate het
risico hoger is. In de particuliere verzekering is dit de normale gang van zaken. In de sociale
verzekeringen komen we het vooral tegen in de regelingen waarin met premiedifferentiatie
wordt gewerkt. Verzekerden kunnen ook zonder premiebetaling aanspraak hebben op een
uitkering. Zij zijn immers van rechtswege verzekerd en hebben dus recht op een uitkering zo
gauw aan de wettelijke voorwaarden wordt voldaan. De sociale verzekeringen worden
hoofdzakelijk betaald uit premies opgebracht door verzekerden. De sociale voorzieningen
daarentegen worden geheel uit de belastinggelden gefinancierd. In dit boek wordt uitgegaan
van het financieringscriterium. Regelingen die uit premies worden betaald, worden als sociale
verzekeringen aangemerkt en regelingen die uit de algemene middelen worden gefinancierd
worden tot de sociale voorzieningen gerekend.
2.3 Personele werkingssfeer: heeft betrekking op de vraag welke personen onder het bereik
van een regeling vallen. Bij de sociale verzekeringen zijn dat de verzekerden. Elke sociale
verzekering bepaalt in beginsel zelf wie als verzekerde wordt aangemerkt.
2.3.1 Werknemersverzekeringen: door de werknemersverzekering is de werknemer
verzekerd. Dat is een natuurlijke persoon die in een privaatrechtelijke betrekking staat en de
pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt (art. 3 lid 1 ZW/WW en art. 8 lid 1 WIA).
Een privaatrechtelijke dienstbetrekking is een arbeidsovereenkomst in de zin van art. 7:610
BW. Kenmerkend daarvoor is dat (1) de werknemer verplicht is de arbeid persoonlijk te
verrichten (2), de werkgever verplicht is daarvoor loon te betalen, en (3) dat tussen werkgever
en werknemer een gezagsverhouding bestaat. Er is sprake van een publiekrechtelijke
dienstbetrekking als iemand door een overheidsorgaan is aangesteld als ambtenaar (art. 1
Ambtenarenwet). Sommige arbeidsverrichters zijn gelijkgesteld met werknemers. Zij zijn
verzekerd op basis van een fictieve dienstbetrekking, bijvoorbeeld aannemers van werk (art.
4 ZW/WW) en thuiswerkers die geen privaatrechtelijke dienstbetrekking hebben (art. 5 sub a
ZW/WW). Er is ook een restcategorie (art. 5 sub d ZW/WW). De voorwaarden waaronder
deze groepen verzekerd zijn, zijn nader uitgewerkt in het ‘Rariteiten-KB’. Of er sprake is van
een fictieve dienstbetrekking komt pas aan de orde als van de andere dienstbetrekkingen geen
sprake is. iemand die minder dan vier dagen per week in de huishouding van een privépersoon
werkt, valt buiten de werknemersverzekeringen (art. 6 lid 1 sub c ZW/WW). De directeur-
grootaandeelhouder is ook geen werknemer in de zin van de werknemersverzekeringen (art. 6
lid sub 1 d ZW/WW). Echter, voor het belastingrecht wordt hij wel als werknemer beschouwd
en moet dus loonbelasting betalen. De werknemersverzekeringen zijn niet bedoeld voor
zelfstandigen (art. 4 lid 1 en 5 ZW/WW en art. 8 lid 1 WIA). Zij zijn dus ook geen premie
verschuldigd. De omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht, zijn uiteindelijk
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller liesxx2020. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.59. You're not tied to anything after your purchase.