100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Volledige aantekeningen civiel proces + stappenplannen - vanaf week 3 $16.66
Add to cart

Summary

Samenvatting Volledige aantekeningen civiel proces + stappenplannen - vanaf week 3

 11 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Dit document bevat volledige aantekeningen vanaf week 3 (week 1 en 2 vielen buiten de stof voor het eindtentamen in mijn jaar - deze kan je wel kopen, is een ander document): hoorcollegeaantekeningen, literatuur, werkgroepen erin verwerkt + stappenplannen. Tentamen gehaald met een 8.5.

Preview 4 out of 53  pages

  • June 27, 2024
  • 53
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Aantekeningen Civiel Proces – Eindtentamen



Week 3 – Bewijsrecht

Stappenplan bewijsrecht
Stap 1. Stellen en betwisten, art. 149 Rv
 Indien voldoende gesteld en betwist dan door naar stap 2, indien niet voldoende gesteld en
betwist dan de zaak afdoen. Stellen en betwisten in het licht zien van elkaar en de stukken die in
het geding zijn gebracht. Stellen en betwisten ziet op de vordering die eisende partij heeft
ingesteld.
Stap 2. Bewijslastverdeling, art. 150 Rv
 Kijken welke partij welk bewijs dient te leveren. Hoofdregel is dat de partij die zich beroep op
de rechtsgevolgen de bewijslast hiervan draagt. Uitzonderingen daarop zijn een bevrijdend
verweer en de omkeringsregel, dan dient de andere partij het gestelde te bewijzen.
Stap 3. Bewijsaanbod en bewijsopdracht
 indien partijen een bewijsaanbod hebben gedaan in de dagvaarding en de conclusie van
antwoord dan rechter in beginsel toelaten. Het bewijsaanbod dient wel voldoende omschreven
zijn en ter zake dienend zijn. De rechter kan partijen ook een bewijsopdracht geven. Vaak nodig
om feiten in geding helder te krijgen die van invloed kunnen zijn op de beslissing van de rechter.
Stap 4. Bewijslevering, art. 152 Rv
 Partijen leveren het bewijs.
Stap 5. Bewijswaardering, art. 152 Rv e.v.
 Bewijs van partijen waarderen om tot een uitspraak de komen. Bij de waardering dient naar de
bewijskracht te worden gekeken van de in het geding gebrachte stukken en eventuele deskundige
en getuige. Op basis van al hetgeen kijken of partijen aan bewijslevering hebben voldaan en deze
voldoende zijn om stelling van partij aan te nemen.

I. Pre-processuele fase
 De verantwoordelijkheid voor het verzamelen van informatie en bewijs ligt bij partijen.
Partijen zijn verantwoordelijk voor het verzamelen van bewijs voor de procedure. Partijen
verzamelen voordat een zaak aan de rechter wordt voorgelegd, de gegevens waarover zij
redelijkerwijs kunnen beschikken en die in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs
voorzienbaar van belang zijn voor de beoordeling, art. 21, 23, 24, 25 en 149 Rv.

 Van belang om feiten aan te dragen en bewijzen aan te dragen, want beoordeling
hangt vaak af van de feiten/zijn vrijwel altijd beslissend en belangrijk voor een eventuele
schikking.

1. Informatie van de cliënt
2. Contractuele aanspraken op informatie
3. Wettelijke aanspraken op informatie, bv art. 12 en 15 AVG, Woo, art. 7:403 en 7:456
BW.
4. Bewijsvergaring via de rechter
- Voorlopige bewijsverrichtingen, art. 186 e.v. Rv: voorlopig getuigenverhoor en
voorlopig deskundigenbericht.


1

, - Inzagevordering, o.m. art. 843a Rv en 3:15j BW: stukken en documenten
opvragen ,om wederpartij te veroordelen inzage te geven in stukken.
- Bewijsbeslag, art. 730, 843a, 1019b, 1019c Rv: bang wederpartij bewijs
vernietigen of kwijt zal maken, het bewijs wordt dan veiliggesteld.

II. Het stellen en betwisten van feiten
 Moment dat partijen de zaak voorleggen aan de rechter na bewijsverzameling. Partijen
moeten feiten aandragen en relevante feiten aandragen volledig en naar waarheid, o.m. art. 21,
111, 128 Rv. De rechter mag de feitelijke grondslag in beginsel niet aanvullen, art. 24 Rv.
 Het gaat om de omvang en de zwaarte van de stelplicht, art. 149 Rv: feiten of rechten
die door de ene partij zijn gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende zijn
betwist, moet de rechter als vaststaand beschouwen. Indien art. 149 Rv opgaat dan
wordt er niet toegekomen aan de rest van de zaak. De rechter beslist namelijk op basis
van wat partijen hebben aangevoerd (art. 24 Rv).
 De rechter mag slechts de feiten gebruiken die van partijen afkomstig zijn en
feiten waarvan de rechter zelf op de hoogte moet zijn. De door partijen gestelde
feiten mag de rechter pas gebruiken als zij als vaststaand kunnen worden
aangemerkt.

 Indien een partij alle informatie en de andere partij geen informatie,
dan meer verwachten van de partij die alle informatie heeft dan van de
partij die niet de informatie heeft. Ligt op de weg van die partij om de
stellen te betwisten en daarvoor gegevens aan te dragen (HR 8 juli
2022). Hoeveel feiten aandragen is afhankelijk van hoeveel bewijs er is.
is dus in dit geval een verzwaarde motiveringsplicht, rechter dient dus
ook te kijken wat de partij wist of kon weten.

Fase 1) Stellen van de feiten: op de partij die de vordering instelt, rust de stelplicht, de partij is verplicht
feiten te stellen die tot toewijzing van de vordering kunnen leiden. De eisende partij zal een voldoende
duidelijke grondslag moeten stellen waarin in ieder geval alle onmisbare feitelijke elementen die
rechtstreeks uit de wettelijke vereisten van een bepaald materieel voorschrift voortvloeien, zijn terug te
vinden. De stellingname dient ook gemotiveerd te zijn. Indien de eisende partij niet voldoende
gemotiveerd heeft gesteld, dan leidt dit tot niet-toewijsbaarheid van de vordering. Vaak kan de eisende
partij volstaan met een algemene stellingname, en het is afhankelijk van de betwisting of dit blijft
volstaan.
 Het gaat om feiten stellen die zien op de vordering van de partij die de zaak instelt. De
bewijslastverdeling geldt ook voor de stelplicht van beide partijen. Of voldoende is gesteld is
afhankelijk van de betwistingen, kan voldoende gesteld zijn indien stukken in het geding zijn
gebracht o.i.d. die de stelling ondersteunen. Goed kijken op wie de stelplicht rust.

Fase 2) Betwisten van de feiten: indien eisende partij aan de stelplicht voldaan, dan door naar betwisting.
Indien sprake is van betwisting, dan dient de wederpartij deze voldoende te betwisten. Als regel geldt dat
hoe concreter de stellingname hoe concreter de betwisting op de stellingname. Indien niet voldoende
gemotiveerd betwist dan leidt dit tot vaststelling van de feiten.
 Het gaat om betwistingen/verweren die zien op de vordering van de partij die de zaak instelt.
De bewijslastverdeling geldt ook voor de stelplicht van beide partijen. Of voldoende is betwist is
afhankelijk van de stellingen, kan voldoende zijn betwist indien stukken in het geding zijn


2

, gebracht o.i.d. die de betwisting ondersteunen en motivering. Goed kijken op wie de stelplicht
rust.

 Ongeloofwaardige en onaannemelijke stellingen kunnen door de rechter direct worden gepasseerd of
worden onderworpen aan een strengere maatstaf voordat hij stelt dat deze voldoende is onderbouwd.

 Indien niet voldoende is gesteld en betwist zal de zaak hierop worden afgedaan door de
rechter. De vordering is dan niet-toewijsbaar.

 Gevallen waarin het bewijsrecht beperkt of niet geldt:
o Procedures kort geding, formele bewijsrecht mist toepassing omdat de snelheid
waarmee de procedure moet worden gevoerd zich tegen afzonderlijke
bewijslastverdeling verzet.
o Verzoekschriftprocedure, bewijsrecht geldt niet als aard van de zaak zich daartegen
verzet, zoals bv indien spoed is vereist.
o Indien wegens wanprestatie of onrechtmatige daad schadevergoeding wordt
gevorderd dan gelden voor de bepaling van de schade en de omvang ervan de
gewone regels van het de stelplicht en het daaraan gekoppelde bewijslast, maar de
rechter is zelf bevoegd om de schade te begroten (art. 6:97 BW jo. art. 612 Rv).
o Arbitrageprocedure, arbiters zijn niet gebonden aan de regels van het bewijsrecht,
alleen indien partijen dit uitdrukkelijk zijn overeengekomen (art. 1063 Rv).

 Feiten die zonder bewijslevering vast kunnen komen te staan:
o Feite die niet gesteld behoeven te worden, zoals feiten van algemene kennis en
algemene ervaringsregels en processuele feiten.
 Feiten van algemene bekendheid: omstandigheid die ieder beschaafd en op
de hoogte van zijn tijd staand mens geacht moet worden te kennen of
zonder noemenswaardig onderzoek uit algemeen toegankelijke bronnen te
weten kan komen.
 Algemene ervaringsregels: een op algemeen weten berustende
gevolgtrekking.
 Processuele feiten: feiten die in het geding de rechter ter kennis zijn
gekomen.

III. Bewijslastverdeling
 Indien voldoende gesteld en getwist dan kijken wie wat moet bewijzen indien de rechter aan
het eind van de rit twijfelt.
 Hoofdregel, art. 150 Rv: de partij die zich beroept op rechtsgevolgen van door haar
gestelde feiten of rechten, draagt de bewijslast van die feiten of rechten, tenzij uit enige
bijzondere regel of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid (terughoudendheid) een
andere verdeling van de bewijslast voortvloeit.

1. Redelijkheid en billijkheid: hoe was de processuele verhouding van partijen, is
de ene versie van de gebeurtenis waarschijnlijker dan de andere, en welke
procespartij wordt het minst door de bewijslast bezwaard. Afwijking op grond
van de redelijkheid en billijkheid wordt zelden gehonoreerd en dient
terughoudend te worden toegepast. Enkele keer aangenomen omtrent

3

, volmacht, waarbij is bepaald dat het aan de gevolmachtigde is om te bewijzen
dat sprake is van een geldige volmacht en dit is niet aan bv de verkoper.

2. Bijzondere bepalingen in de wet: denk hierbij bv aan art. 6:195, 6:99, 7:176 en
7:658, art. 6:74 jo. 6:75 BW.

3. Rechterlijk of feitelijke vermoeden: soms wordt een gevolgtrekking al op
voorhand door de wetgever gemaakt, dit is een wettelijk vermoeden. Wettelijke
vermoedens zijn weerlegbaar. Ook de rechter hanteert in veel gevallen een op
indirect bewijs gebaseerde bewijsredenering, hetzij als jurisprudentieregel, hetzij
op grond van de concrete omstandigheden van het geval. Rechterlijke en
feitelijke vermoedens zijn ook weerlegbaar.
 Het feit dat aanstonds werd toegelaten tot tegenbewijs heeft immers niet tot
gevolg dat het bewijsrisico verschuift, dat blijft, samen met de bewijslast, de
stellen van het rechtsfeit en kan zich alsnog verwezenlijken bij een eventueel
slagen van het tegenbewijs.

4. Andere regelingen:
 “ja-maar verweer” (bevrijdend verweer): andere partij gaat in iets mee, maar
stelt dat de grondslag niet klopt. Indien het verweer zich niet uitsluitend
richt tegen de rechtscheppende feiten van eiser, maar ook tegen de
vordering en wordt aangevoerd dat de vordering alsnog zou moeten worden
afgewezen indien de feiten wel komen vast te staan zoals aangedragen, dan
bewijslast bij verweerder indien eiser het bevrijdende verweer voldoende
heeft betwist.
 Wederpartij erkent de feiten van de eisende partij, maar wijst op een
andere rechtsregel waardoor het door eiser bepleite rechtsgevolg niet
intreedt.

 “nee-want verweer”: andere partij betwist alles en gaat niet mee in de
feiten. Het verweer ziet op de rechtscheppende feiten van eiser, indien
verweer voldoende gemotiveerd dan de bewijslast op eiser.
 Wederpartij ontkent de door eiser gestelde feiten en stelt zijn eigen
feitenlezing tegenover die van de wederpartij.

 Omkeringsregel (zie voorbeeld 4): regel beoogt een specifiek gevaar te
voorkomen ter zake van het ontstaan van de schade bij een ander, en gevaar
verwezenlijkt zich, dan wordt het causaal verband vermoed aanwezig te zijn
en vind er omkering van de bewijslast plaats. Geen contractuele normen,
alleen wettelijke normen. (omkeringsregel is een bewijsvermoeden)
 Degene met de bewijslast (vaak de gedaagde) kan dan alleen nog
aansprakelijkheid ontkomen indien hij aannemelijk maakt dat de schade
ook zou zijn ontstaan zonder de door hem gepleegde onrechtmatigde
daad of wanprestatie.

Voorbeelden:



4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sydneyvooijs. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $16.66. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53068 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$16.66
  • (0)
Add to cart
Added