M.J.A.M. Ahsmann, ‘Formele en materiële procesleiding: over botsende rechtsbeginselen en de tol van de
rechter voorafgaand aan en tijdens de mondelinge behandeling’
Rechters nemen in een procedure verschillende rollen aan, de ene rechter is terughoudend en de andere
rechter neemt een actieve rol in. Het is niet duidelijk waarom de rechter kiest voor een bepaalde rol en
stelt slechts dat dit de gang van zaken is. De actieve rechter lijkt wel de hedendaagse norm te zijn ofwel
de regierechter.
Van Schaik betoogt in zijn artikel dat het van arrogantie zou getuigen wanneer de rechter zijn
idee van een rechtvaardige uitkomst, met argumenten ontleend aan waarheidsvinding, boven dat
van de wetgever en/of de HR zou plaatsen. Hij wil meer uniformiteit en stelt zich dan ook terecht
op de vraag of de rechter invloed mag hebben op de uitkomst van de procedure.
Formele procesleiding: volgens Van Schaik is het rechtsvorderlijk systeem bepalen voor de rol van de
rechter, de partij die het spel het beste speel, wint de procedure. De vraag is of met deze beslissing recht
wordt gedaan, hetgeen immers de opdracht aan de rechter is.
Formele procesleiding is voornamelijk om vertraging in de procedure te voorkomen. De
rechter is verplicht actief voortgang van de procedure te bewaken en heeft bepaalde
instructiebevoegdheden. Rechtsregels zijn van belang voor de rechtszekerheid en de
voorspelbaarheid van een procedure, alsook Van Schaik stelt .Van Schaik betoogt dat de grieven
te laat zijn ingediend en daardoor niet meer toelaatbaar zijn en dat de rechter juist heeft
geoordeeld, Ahsmann stelt dit geen actieve houding is en de rechter een actieve houding had
aangenomen ingeval hij eiser had gewezen op het verjaringsverweer van gedaagde en had
gevraagd om een reactie hierop, de vraag is alleen of dan niet buiten de rechtsstrijd wordt
getreden.
o Art. 24 Rv: de rechter is afhankelijk van hetgeen partijen aan hem hebben voorgelegd.
o Art. 25 Rv: de rechter dient de gronden ambtshalve aan te vullen.
o Art. 149 Rv: benoemt de bronnen waaruit de rechter zijn feitelijke informatie mag halen
voor zijn beslissing. Hieruit is de lijdelijkheid van de rechter en partijautonomie als
beginsel uitgedrukt. Het ziet dus op de wijze waarop de rechter tot zijn beslissing mag
komen.
Voorheen was sprake van een schriftelijke procedure waarin partijautonomie en het
fundamenteel beginsel van hoor en wederhoor goed gewaarborgd waren. Op dit
moment is eerst sprake van een conclusiewisseling en daarna een mondelinge
behandeling alvorens de rechter tot een beslissing komt.
Tijdens de mondelinge behandeling van de zaak bemoeit de rechter zich met
de grondslag van de vordering, de rechter heeft een vraagplicht en kijkt naar het
onderliggende geschil van partijen, de grondslagen worden aangevuld met de
, verkregen informatie op zitting. De comparitie staat in het teken van
waarheidsvinding.
De Bock: ruimere bevoegdheid voor de rechter en de mogelijkheid om
feiten aan te vullen, met een beroep op het belang van
waarheidsvinding. Rechtstoepassing en het zoeken naar een
rechtvaardige beslissing gaan samen op.
Van Schaik: keert zich tegen het standpunt dat de rechter de vrijheid
zou moeten hebben om buiten de grenzen van partijdebat te treden, hij
onderkent het belang van art. 6 EVRM maar schaart daar de uitkomst
van de procedure en daarmee het door de rechter ambtshalve aan de
orde stellen van de feitelijke grondslag nadrukkelijk niet onder.
Terughoudendheid, ook in de zoektocht naar de waarheid, is geboden
want willekeur zou anders het resultaat zijn.
Er is dus sprake van botsende beginselen tussen enerzijds de
taakverdeling zoals door de wetgever opgevat en anderzijds
waarheidsvinding.
Van Ahsmann: art. 24 en 149 Rv staan een goede communicatie tussen partijen en de rechter niet
in de weg. Het lijkt wrang om met en beroep op partijautonomie een wel in de stukken
aanwezige ingebrekestelling waarop geen beroep was gedaan, niet te mogen bespreken.
Comparitie is bedoeld om een zaak tot haar recht te laten komen en onrechtvaardigheid te
voorkomen. De rechter mag binnen de kaders van hetgeen hem is voorgelegd dan ook alle doen
wat bijdraagt tot de vaststelling van de waarheid en tot het bevorderen van de gerechtigheid.
Indien een partij iets stelt wat lijkt op een bepaalde rechtsregel dan mag de rechter
daar die rechtsregel aan verbinden. Wel van belang dat het beginsel van hoor en
wederhoor hierbij wordt betrokken. De rechter mag geen feiten betrekken die niet het
voorwerp van adequate tegenspraak zijn, art. 19 Rv. Schending van recht op verdediging
indien partijen daarover geen debat kunnen voeren en geen uitleg aan hebben kunnen
geven. Rechter dient het punt te noemen in de agenda voorafgaand of achteraf en
wederpartij kans geven om schriftelijke reactie hierop in te dienen.
Wanner rechtsbeginselen botsen, moet steeds bewust gezocht worden naar
een bevredigende redenering waarom het ene beginsel voorrang zou behoren te
hebben boven het andere, zelfs de vraag van efficiëntie mag dan doorslaggevend
zijn.
Conclusie: Het werkterrein van de rechter wordt enerzijds bepaald door de beperkingen van art. 24 en
149 Rv en zijn daaruit voortvloeiende fundamentele taak om het geschreven recht tot gelding te brengen
en anderzijds door dienstbaarheid aan ongeschreven regel van procedurele en materiële
rechtvaardigheid. Een spanningsveld kan ontstaan wanneer gekozen moet worden welke van beide moet
prevaleren wanneer verzoening tussen beide niet mogelijk is. Voorgenoemde artikel vertroebelen het
zicht op de taak van de rechter ter comparitie. Regels van procesrecht zijn er om het materiële recht tot
gelding te brengen en een goede verdeling van rollen tussen rechter en partijen tot stand te brengen.
Verdeling is in het verleden tot stand gekomen om duidelijk te maken wat de rol van de rechter was in de
schriftelijke procedure, maar zijn niet geschreven voor de rol van de rechter voorafgaand en tijdens de
, comparitie/mondelinge behandeling. Indien de rechter voorrang geeft aan de materiële procesleiding
boven de partijautonomie, dient hij het beginsel van hoor en wederhoor in zicht te houden en in acht te
nemen. Een duidelijke regeling over de bevoegdheid van de rechter voorafgaand aan en ter zitting zou
rechters kunnen inspireren en willekeur kunnen voorkomen. Hierbij niet uit het oog verliezen dat de
persoon van de rechter cruciaal blijft en diens taak is recht te doen. Rechtszekerheid is een groot goed,
maar absolute rechtszekerheid en daardoor voorspelbaarheid zouden de doodsteek van het recht zijn.
M.J.A.M. Ahsmann, ‘Een instructievonnis en de zittingsagenda (art. 22 Rv) efficiënt en effectief?’
Krachtens art. 22 Rv kan de rechter in alle gevallen en in elke stand van de procedure partijen of een van
hen bevelen bepaalde stellingen toe te lichten of bepaalde, op de zaak betrekking hebbende, bescheiden
over te leggen. Dit artikel biedt de rechter de mogelijkheid initiatief te ontplooien in het kader van de
voortgang van de procedure en waarheidsvinding.
Het woord “agenda” is voor het eerst gebruikt in het eindrapport Uitgebalanceerd (2006)
waarin is geschreven dat de rechter aan partijen tijdig moet laten weten wat hij nog aan
informatie nodig heeft.
Zittingsagenda: de rechter dient in zijn optreden efficiënt en effectief te werk gaan. Een zittingsagenda
kan beide doelen dienen en is een nuttig instrument, het kan ook effectief en efficiënt zijn om met
partijen overleg te voeren over de invulling van de agenda en het bevordert de procedurele
rechtvaardigheid en de kwaliteit van de zitting.
Nadelen van een agenda:
o De concentratie gaat voor een deel verloren omdat de rechter die aan partijen een op
maat geschreven zittingsagenda wil toesturen het dossier in een vroeg stadium grondig
moet lezen en vervolgens nogmaals voorafgaand aan de zitting: versnippering van tijd
kan maken dat een agenda niet effectief is, de rechter doet meer dan nodig is om het
doel te halen, en efficiënt, gelet op de extra tijd die ermee gemoeid is.
o Opstellen van een maatwerkagenda voor alle civiele zaken is bij de huidige bezetting van
de rechterlijke macht onuitvoerbaar
Rechter moet zelf kijken of die wel/geen agenda wil opstellen. Het nieuwe
voorstel van lid 2 van art. 24 Rv houdt in dat de rechter op zitting ambtshalve
over de feitelijke grondslag vragen kan stellen aan partijen.
Hoe past dit binnen de agenda en wanneer draagt een agenda bij aan
de rechtszekerheid en de waarheidsvinding?
o Ervaring leert dat hoe specifieker de rechter vragen stelt, hoe
eerder de suggestie wordt gewekt dat hij een bepaald
onderwerp heel relevant vindt en andere onderwerpen minder,
wat een beperking kan zijn voor het gesprek op de mondelinge
behandeling.
o Kan de rechter uit zijn onpartijdige balans brengen.
o Te veel openheid in de agenda over de doelen kan afbreuk
doen aan de kwaliteit van de zitting als voorbereiding van de
uitspraak: rechtszekerheid en voorspelbaarheid zijn dan
ondergeschikt aan waarheidsvinding.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sydneyvooijs. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.25. You're not tied to anything after your purchase.